Het ziet ernaar uit dat politiemensen op hun 59ste met pensioen zullen mogen gaan. Morgen zit de minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier Jan Jambon (N-VA) daarvoor samen met de bonden, vrijdag nam de regering al een beslissing. In de krant Het Laatste Nieuws lekte het voorstel al uit, en dat zet de deur open voor veel meer beroepsgroepen.  

Belangrijk nieuws over de pensioenen: voor een pak overheidsdiensten en -bedrijven (zoals de NMBS) moet binnenkort de pensioenleeftijd vastgelegd worden. Daarbij is het eerste dominosteentje gevallen: de politie mag op 59 met pensioen. Dat is een jaar later dan wat eerst circuleerde, maar nog altijd geen echt spectaculaire invulling van de mantra “langer werken”, die deze regering aan iedereen probeert te slijten.

Politiemannen hebben “zwaar beroep”, maar dat heeft grote gevolgen

De paradox ligt voor een stukje bij Jan Jambon zelf: als vicepremier ijvert hij om langer aan de slag te blijven, als minister van Binnenlandse Zaken laat hij ‘zijn’ politie plots wél voor vroeger op pensioen gaan. Vrijblijvend is die hele discussie met de politie uiteraard niet. Het kost veel geld zo’n vroeger pensioen, maar vooral, het zet een precedent voor alle andere soortgelijke beroepen: de brandweer, de civiele bescherming, de cipiers. De politiemannen kunnen zo vroeg op pensioen omdat ze als “zwaar beroep” worden erkend. Maar die techniek heeft grote consequenties.

Want er moet er ook nog een Nationaal Pensioencomité komen, dat over ‘zware beroepen’ moet beslissen, en dat begint pas in juni. Daar zullen dus de criteria van “zwaar beroep” worden vastgelegd, en ook die pensioenleeftijd. Maar als de politie 59 jaar krijgt als moment, dan is het moeilijk houdbaar om alle andere dat ook niet te geven.

Zo lijken de vakbonden van de politie de strijd te hebben gewonnen, na een hele reeks stiptheidsacties en boetevrije dagen en stakingen. Een overwinning met mogelijks grote gevolgen: voor brandweer en cipiers, voor spoorpersoneel, maar ook voor bouwvakkers en nachtwerkers.