So You Think You Can Dance-jurylid Ish heeft een nieuw boek: lees hier exclusief het eerste hoofdstuk

Ish Ait Hamou kennen we allemaal als jurylid in het VTM-programma So You Think You Can Dance. Vorig jaar bewees hij met zijn debuutroman ‘Hard hart’ dat hij ook andere talenten heeft. En nu ligt zijn tweede boek al klaar: Cécile. Newsmonkey mocht het lezen en het eerste hoofdstuk delen we al even exclusief met je.

Wie het boek al op voorhand wil bestellen, kan dat HIER doen. En misschien komt Ish het dan persoonlijk bij je thuis afleveren. Onderaan lees je hier meer over.

Ish haalde de inspiratie voor deze tweede roman letterlijk in Marokko, het land van zijn roots. Al een week kunnen lezers zijn reis volgen in de vorm van een fotodagboek op Instagram en Facebook. Het verhaal gaat over Djibril, een 11-jarige jongen die droomt van de wereld buiten zijn kleine dorp. En net door die nieuwsgierigheid en zijn kinderlijk enthousiasme krijgt zijn leven een onverwachte wending. Maar door een schokkende gebeurtenis wordt ook het leven van zijn familie en van een aantal mensen die hij nog niet kent, overhoop gehaald.

En zo komt hij in Parijs terecht waar hij de jonge vrouw Cécile ontmoet. Hoe meer hij haar bezoekt, hoe meer hij verwikkeld raakt in haar duistere kwellingen. Zal hij zijn thuis en familie ooit terugzien?

Hoofdstuk 1

Djibril was waarschijnlijk de enige man in het dorp die tegelijkertijd met zijn moeder opstond. Zoals het dorp het ritme van de zon volgde, volgde hij dat van haar. Zij was alles voor hem. Haar gezicht, uitgeput en bezweet maar glimlachend door haar pijn heen, was het eerste wat Djibril gezien had toen hij met een vreugdekreet ontdekte van wie de stem was die negen maanden, een week en drie dagen voor hem gebeden had. Nog voor hij een ster of de zon had gezien, nog voor hij een vriend of vriendin had gehad, nog voor hij zichzelf had bekeken, zag hij zijn moeder.

De enige reden waarom hij zijn best wilde doen om een goede dorpeling te worden, om iets te bereiken in het leven, was zij. De momenten die ze in de vroege ochtend deelden, waren hun eigen, kleine traditie geworden. Hij hielp haar bij het werk en in ruil stopte zij hem iets lekkers toe, lang voor de rest van het gezin te eten kreeg. ‘Moeder, waarom kan ik dit niet blijven doen in plaats van naar de moskee te gaan?’ vroeg hij, kauwend op een warm stuk brood dat hij in een aardewerken schaaltje met olijfolie gedoopt had.

‘Wat zeg je daar? Je wilt toch zeker geen vrouwenwerk doen! Jij wordt een man, mijn zoon, en op een dag zul je de baas zijn in je eigen huis. Jij moet naar de moskee om te leren over goed en kwaad, zodat je op een dag, wanneer je zelf een kleine Djibril hebt, aan hem kunt laten zien hoe hij moet leven. En je hebt nog véél te leren. Alle andere jongens kennen al een flink stuk van het Heilige Boek, maar jij bent nog altijd niet verder dan de eerste hoofdstukken. Je vader is niet tevreden, hoor’, antwoordde ze, terwijl ze met haar vuist op het deeg sloeg om het soepel te maken voordat ze het tegen de wanden van haar tekat, haar ronde terracotta oven, plakte, waar het gebakken werd boven een vuur van gedroogde palmbladeren.

Djibril trok zijn stuk brood langzaam in steeds kleinere repen en stribbelde tegen: ‘Ik doe mijn best, mama. Ik ben nog maar elf. Ik ben beter in rekenen dan alle andere jongens uit het dorp, en ik ren harder ook. Dat is toch ook iets?’ Zijn moeder glimlachte. ‘Weet je wat, we doen het zo. Jij mag me iedere ochtend stiekem blijven helpen als je belooft harder te werken op school. Je wilt toch niet eindigen zoals die mannen van dertig bij jou in de klas?’ zei ze.

Djibrils verbeelding was te groot voor het kleine dorp waarin hij geboren was. De schoolbanken waren voor hem wat een laaghangend plafond was voor een vogel, maar zoals de traditie het wilde, ging hij sinds zijn vierde naar school, net als alle jongens van het dorp. Er waren geen klassen, examens of diploma’s – je kon op iedere leeftijd afstuderen, op voorwaarde dat je het Heilige Boek helemaal vanbuiten kende. Dat was de voorwaarde om jezelf een goed opgeleide man of vrouw te kunnen noemen.

Sommigen van zijn leeftijdgenoten – in de ogen van de dorpsbewoners wonderkinderen die gezegend waren door God – kenden de 77.701 woorden al uit hun hoofd, terwijl er evengoed dertigers waren die nog steeds met de poëtische verzen worstelden.‘Mag ik vandaag alsjeblieft bij jou blijven? Eén dagje maar! Ik zal water halen. Dan kun jij hier blijven en wat anders doen’, zei hij sluw, in de hoop dat zijn moeder dat aanbod niet zou kunnen afslaan.

Normaal gezien deelde een vrouw haar taken alleen met de andere vrouwen in het gezin. Van jongs af aan volgden de meisjes hun moeder als een schaduw. Ze keken over haar schouder mee terwijl ze kookte, waste, de dieren voederde, het vuur aanmaakte en een warm nest bouwde voor het gezin. Als hun moeders assistentes leerden ze iedere dag bij en tegen de tijd dat ze negen waren, wisten ze precies hoe lang deeg moest bakken om mals en goudbruin brood te worden, en hoeveel zout er in de tajine moest.

Djibrils moeder had haar enige dochter Aïcha goed opgevoed en onderwezen. Toen de jaren hun tol begonnen te eisen had Aïcha haar veel werk uit handen genomen, maar uiteindelijk was de tijd gekomen – zoals die kwam voor alle moeders van het dorp die een dochter hadden – dat ze haar eigen vlees en bloed moest afstaan aan een ander gezin. Djibril was erggehecht geweest aan zijn grote zus en had veel verdriet gehad toen een veelbelovende jongeman uit een naburig dorp haar bij hen weggehaald had.

Voor de ogen van zijn familieleden had hij zich sterk gehouden – tenslotte was dit een normale stap in het leven van ieder jong meisje, dus was er geen traan gevloeid toen ze elkaar nog een laatste keer haast terloops omhelsd hadden. Hij had haar nagekeken tot ze uit het zicht verdwenen was. Hij wist dat het zo moest gebeuren, maar toch had hij nooit vrede gehad met dit afscheid. Zijn moeder had het lot van haar dochter natuurlijk aanvaard, maar op die eenzame ochtenden voelde ze zich vaak intens verdrietig als ze aan haar dacht. Zestien jaar lang waren ze onafscheidelijk geweest, tot Aïcha de dochter van een andere moeder, bij een ander gezin, in een ander huis geworden was.

Aïcha had haar echtgenoot nooit echt ontmoet voor ze trouwden. Enkele jaren ervoor hadden de jongeman en zijn vader bij hen thuis gelogeerd, toen ze op de terugweg waren van een lange handelsreis. Hij had haar in de deuropening zien staan, bij het bleke licht van de volle maan, en dat beeld was hem bijgebleven. Geruime tijd later, toen hij de leeftijd had om te trouwen, herinnerde de jongeman zich die nacht en omdat hij ervan uitging dat schoonheid de spiegel was van een zuiver hart, gaf hij zijn ouders te kennen dat hij dat meisje wilde.

Opgetogen omdat hun zoon een volwassen man werd, en des te meer omdat hij een meisje van goeden huize had uitgekozen, waren zijn ouders op zekere dag met een aanzienlijke bruidsschat bij Djibrils ouders langsgekomen om hun toestemming te vragen voor het huwelijk. Toen het tot haar doordrong dat haar leven een ingrijpende wending zou nemen, had Aïcha met tranen in de ogen afscheid genomen van haar oude leven en was ze het nieuwe met een glimlach tegemoet gestapt.

Een huwelijk was geen bezegeling van een langdurige vriendschap tussen een man en een vrouw, en ook niet de bekroning van een hartstochtelijke, onvoorwaardelijke liefde, maar veeleer een belangrijke en onvermijdelijke levensfase, een traditie die gekoesterd werd als een verbond dat beide partijen vooruithielp. Dus ging ze haar onbekende toekomst tegemoet, voorzichtig peilend of ze gezegend was met een goede echtgenoot. Hoewel veel vrouwen mettertijd respect en vriendschap voelden voor hun man, konden er maar weinig zeggen dat ze echt verliefd waren geworden.

De enige andere vrouwen in Djibrils huis waren zijn twee schoonzussen. Zijn beide broers waren getrouwd en hadden op hun beurt een zus en dochter bij een ander gezin weggehaald. Zijn schoonzussen, die onhandig en vaak ook gewoon lui waren, vulden hun dagen met onbenullige karweitjes. Djibrils moeder was ertegen geweest dat zijn broers trouwden met deze twee zussen uit een gezin dat in haar ogen geen toonbeeld was van deugdzaamheid en werklust.

Helaas had ze haar echtgenoot niet kunnen overtuigen. Het was immers wél het gezin van een alom gerespecteerde imam, en de gedachte dat zijn naam met die van deze familie verbonden zou worden, streelde zijn trots evenzeer als het haar hart bedroefde. Zij had betere vrouwen gewenst voor haar zoons én voor haar huishouden. En omdat ze haar zoons nu eenmaal op handen droeg, reageerde ze haar boosheid en frustratie af op haar schoondochters, die ze nooit belangrijke zaken toevertrouwde.

Ze had een vastomlijnd beeld van hoe dingen gedaan moesten worden, en dus was ze sinds het vertrek van haar dochter opnieuw de spil van het huishouden al wist ze de hulp van haar jongste zoon wel te waarderen. Morgen ga je naar de moskee, zonder gezeur. ‘Haal nu maar even water voor me’, zei ze uiteindelijk, nog maar eens toegevend aan haar jongste zoon, die ze het liefst altijd dicht in haar buurt zou houden.

ISBN 9789022330494 | Cécile | 320 blz. | €19,99 | Paperback | Manteau

Pre-order

Als je dit boek op voorhand bestelt, komt Ish bij 25 gelukzakken een gesigneerd exemplaar van ‘Cécile’ afgeven nog voor het in de rekken ligt. Of je nu op je werk bent, op school, of thuis … hij komt het je persoonlijk brengen, liet hij weten. Je moet er wel snel bij zijn, want de pre-order loopt nu zondag 3 mei af.

Meer
Lees meer...