Waarom de N-VA nu (nog maar eens) de Zestien opeist voor Jan Jambon

Jan Jambon (N-VA) claimt de Zestien: “Volgende keer moet ik premier worden”, zo schreeuwt de voormalige vicepremier van de daken. De N-VA wil absoluut wat lijn krijgen in de campagne, en hoopt dat haar meest betrouwbare boegbeeld dat kan forceren. “De kiezer wil het het liefst niet te moeilijk. Dus ‘Jambon premier’ is onze elevator pitch”, is binnen de partij te horen. 

Het is en blijft een historisch precedent: een Vlaams-nationalistische partij die expliciet stelt dat ze België wil leiden. Maar waar de Volksunie nooit mee zou zijn weggekomen, dat doet N-VA nu ongecompliceerd. De Wetstraat Zestien, de werkplek van de premier, komt ons toe, zo laat de N-VA via Jan Jambon mogelijke toekomstige coalitiepartners weten.

Nooit eerder ging een flamingante, separatistische partij zo ver om het hoogste ambt van het land te claimen. Om te beginnen simpelweg omdat de voorgangers van de N-VA nooit de grootste partij werden in Vlaanderen, de Volksunie was hooguit ooit nummer twee in een Vlaanderen dat gedomineerd werd door de toenmalige CVP. Maar daarnaast leefde er binnen de Volksunie een diepgeworteld antibelgicisme, en een wantrouwen tegen eenieder die z’n principes zou verraden voor deelname aan de Belgische macht.

Hugo Schiltz schopte het ooit tot vicepremier en zou de rest van z’n carrière door de harde kern van de Vlaamse beweging als ‘verrader’ gebrandmerkt worden. Het wantrouwen bij de brede achterban zat te diep. En overigens kwam het van beide kanten: het Belgische Paleis stelde destijds haar veto tegen Schiltz als minister van Justitie, wegens “te staatsbedreigend”.

De N-VA worstelt duidelijk veel minder met die demonen uit het verleden. De vraag of je tegelijk separatist kan zijn en ‘goed beheerder’ voor de Belgische staat, beantwoordde de N-VA de afgelopen vijf jaar uitgebreid: op het palmares van hun ministers op de ’tricolore’ departementen van Defensie en Binnenlandse Zaken waren ze het meest van al trots. De achterban piepte niet, toen Steven Vandeput (N-VA) 15 miljard reserveerde om de Belgische F-16’s een volwaardige opvolger te geven. Totaal ondenkbaar bij de Volksunie.

De droom van Jan Jambon

Los van de historische beschouwing is er vooral de vraag waarom de N-VA nu zo fel haar claim legt op de Zestien. Het antwoord zit hem meer in campagnetechnische redenen dan één groot masterplan of brandende persoonlijke ambities. Want laat u over dat laatste niets wijsmaken: de grote droom van Jan Jambon is en blijft Vlaams minister-president worden, niet premier.

Alleen barreerde de geestelijke vader van de partij, Geert Bourgeois, in januari die droom van Jambon. Bourgeois wilde enkel ‘opzij’ als minister-president en kon enkel het Europees lijsttrekkerschap aanvaarden, indien Antwerps burgemeester Bart De Wever zijn opvolger en de Vlaamse kopman zou worden. “Iedereen naar het front”, was Bourgeois z’n boutade, die de plannen van zowel De Wever als Jambon doorkruiste.

Het gevolg was een persconferentie in januari, waarop de drie boegbeelden werden voorgesteld, maar waar Jambon zowaar vergat te vermelden dat hij kandidaat-premier was. “Mijn partijvoorzitter fluistert me net in dat ik ook moet zeggen dat ik kandidaat-premier ben”, corrigeerde Jambon zichzelf lachend, terwijl de camera’s rolden. Echt overtuigend was het niet, toen in januari.

De campagne herleiden tot één simpele vraag: “Wie vertrouwt u?”

Zongebruind en goedgezind kreeg Jan Jambon maandag, op zes weken van de verkiezingen bij Xavier Taveirne in De Ochtend en in een hele reeks kranten een herkansing over z’n verhaal als premier. Een paar dagen Spaanse zon hebben hem duidelijk goed gedaan, klaar om “nu eens eindelijk die campagne te beginnen”, en zich meteen te lanceren als premier. En met de N-VA eindelijk de campagne op gang te trappen.

Want dat gevoel leeft in de Wetstraat: de kiescampagne sleept nu al weken in een soort semicomateuze toestand aan, maar nog altijd moet het échte geweld losbarsten. Partijen deden de afgelopen weken beduidend meer moeite om thema’s weg te duwen, dan ze te omarmen. Niemand, behalve Groen, zit eigenlijk te wachten op ‘klimaat’. Over ‘rekeningrijden’ en Ben Weyts wilde de N-VA liefst zo snel en zo hard mogelijk zwijgen. En CD&V zat niet bepaald te springen om ‘onderwijs’ en Hilde Crevits als thema verder groot te maken.

De kiescampagne kwakkelt, niet in het minst omdat ze eigenlijk al duurt sinds december vorig jaar, toen Charles Michel z’n eerste, en daarna ook tweede kabinet ten val kwam. Veel te lang om één duidelijke lijn te bevatten, om rond bepaalde thema’s een duidelijke keuze te kunnen presenteren aan de kiezer.

Die frustratie is aanwezig bij de huidige marktleider, N-VA. En dus halen ze het premierschap van onder het stof, om één simpele vraag voor te leggen aan de kiezer: wie wil u als leider van het land? “Elke campagne draait rond een paar, in wezen simpele, vragen. De kiezer wil het het liefst niet te moeilijk. En meest spelend op het buikgevoel is daarbij de vraag: wie vertrouwt u om de boel te trekken?”, zo duidt een N-VA-strateeg.

Ze hadden een ‘elevator pitch’ nodig, een korte, krachtige boodschap. En dus moest het ‘betrouwbaarste boegbeeld’ op vlak van veiligheid en ‘goed bestuur’ van stal gehaald, om de toon in de campagne te proberen te zetten, en het rond de personen te laten gaan.

De uitrook-strategie

Brandende persoonlijke ambities bij Jambon zijn het dus niet. Maar is het dan deel van een groot masterplan? Wel, het klopt dat de N-VA al voor 2014 een radicaal andere koers is gaan varen, in de manier waarop ze communautaire onderhandelingen wil forceren. Niet meer via ‘grote ellenlange vergaderingen in kastelen’, waarbij ze botsen op de Franstaligen die toch maardemandeur de rien” waren. In 2007 en 2010 bezorgden Hertoginnedal en Villa Hellenbosch zo een trauma aan Bart De Wever, die zwoer zich zo nooit meer te laten opsluiten in dergelijk overleg.

Het antwoord van de N-VA bestond erin om federaal een rechts sociaal-economisch beleid te gaan voeren, in de hoop zo de linkse Franstaligen uit te roken, en hen uiteindelijk aan tafel te dwingen om zélf meer autonomie te eisen. In 2014 lukte die eerste stap: een federaal centrumrechts kabinet. Dat gebeurde meer door de snelheid waarmee Elio Di Rupo (PS) z’n woord brak aan CD&V en Open Vld om niet op één-twee-drie deelstaatregeringen te vormen, dan door het strategisch vernuft en de overtuigingskracht van de N-VA. De PS-voorzitter dreef letterlijk de MR in handen van De Wever.

Vijf jaar later is er wel degelijk appetijt bij de Franstaligen, zeker bij de PS, om opnieuw over verdere versterking van de deelstaten te praten. Niet toevallig organiseerde de PS nog in 2017 een “regionalistisch congres”. De ironie is dat het daarbij vooral over meer geld gaat, de Franstalige deelstaten lijken chronisch aan geldtekort te leiden. Dus niet zozeer het federale centrumrechtse beleid van N-VA en MR, maar wel de financieringswet die opgesteld is door de regering Di Rupo bij de Zesde Staatshervorming, is de échte oorzaak.

Lees aandachtig de bijsluiter

Het nieuws van de aankondiging van Jambon, om het premierschap als grootste partij op te eisen, moet u dan ook best goed lezen mét de bijsluiter erbij. Jambon wil immers enkel premier worden als hij ook een centrumrechts kabinet krijgt. De huidige Zweedse regering dus, aangevuld met mogelijks het cdH. Elk mogelijk avontuur van N-VA met PS of de groenen is nu al dood geboren, want dat past niet in het grotere plaatje van “de Franstaligen uitroken”, en de Vlaming de “centrumrechtse regering geven die ze willen”. Daartegen zeggen Jambon en co duidelijk “neen”.

Gek veel opties zijn er dus niet. En indien zo’n scenario van centrumrechts mathematisch mogelijk is, dan wil ook de MR wel praten, gaven ze al eerder aan. Jambon en co drijven met hun aankondiging dus vooral de prijs voor Michel nu al stevig op: de liberalen zullen moeten betalen, als ze in de Zestien willen blijven. In 2014 stelde Michel aan de onderhandelingstafel nog z’n veto tegen een N-VA-premier. Zal hij dat voor ‘zijn vriend’ Jan Jambon opnieuw kunnen doen?

Met z’n aankondiging pakt Jambon dus vooral praktische campagne-effecten mee. Een stevige tweestrijd met links onder meer, meer verpersoonlijkt door de groenen dan de socialisten tegenwoordig. Groen hapt ondertussen al gretig: Kristof Calvo reageert fel dat hij twijfelt aan Jambon als premier.

Die tweestrijd over personen is net wat ze bij N-VA graag zien. Al hopen ze daar stiekem dat misschien ook zelfs Wouter Beke (CD&V) zich in de strijd gooit als kandidaat-premier: hoe meer het over dat buikgevoel gaat, over ‘wie vertrouwt u?’, hoe beter voor de N-VA, geloven De Wever en co.

Bovendien is de kans erg groot dat, net als in 2014, het de regio’s zullen zijn waar snelst beslist wordt. De PS, met een pak FGTB’ers op de lijst, staat klaar om met Ecolo zoete broodjes te bakken. Eens de Waalse, Brusselse en Franse gemeenschapsregering gevormd worden, met linkse coalities, belet niets de N-VA om ook eerst voor de Vlaamse regering keihard door te duwen, en daar een centrumrechtse coalitie te vormen. Het federale niveau komt dan muurvast te liggen, en stevent af op een ellenlange onderhandeling, waar waarschijnlijk het communautaire dossier bijna onvermijdelijk ook op de agenda komt.

En wie is daar dan de meest logische kandidaat, om vanuit Vlaanderen, als minister-president, te gaan onderhandelen? Kijk niet te verbaasd als u dan bij N-VA één naam hoort vallen: Jan Jambon.

epa
Meer
Lees meer...