Windenergie en het opbod van gigantische windturbines: waarom dit nogal wat logistieke problemen kan veroorzaken

Windturbines zijn in enkele decennia een vertrouwd kenmerk van ons landschap geworden, zowel op zee als op het land. En, gezien de hoogdringendheid van de energietransitie, zullen ze in aantal toenemen. De nieuwe generatie is wel groter dan de vorige. Overal ter wereld azen bedrijven op deze reusachtige windturbines, die meestal voor de kust worden geplaatst.

Ongeveer 24 kilometer ten zuiden van Martha’s Vineyard, een eiland dat toebehoort aan de Amerikaanse staat Massachusetts, is de bouw gestart van Vineyard Wind 1, een project dat wordt omschreven als “het eerste offshore-windmolenpark op commerciële schaal van het land“. De faciliteit zal gebruik maken van verschillende 13 megawatt (MW) genererende exemplaren van GE Renewable Energy’s Haliade-X-turbines: machines tot 260 meter hoog, met een rotordiameter van 220 meter en wieken van 107 meter, die de nieuwe generatie windturbines belichamen.

Wereldwijde populariteit van grote windturbines

Andere landen liggen niet ver achter, meldt CNBC: in augustus 2021 gaf het Chinese bedrijf MingYang Smart Energy details vrij van een 264 meter hoog ontwerp dat gebruik zal maken van 118 meter lange wieken. Het Deense Vestas werkt aan een turbine van 15 megawatt met een rotordiameter van 236 meter en wieken van 115,5 meter, terwijl Siemens Gamesa Renewable Energy bezig is met de ontwikkeling van een turbine met wieken van 108 meter en een rotordiameter van 222 meter.

Dit opbod is gemakkelijk te verklaren: hoe groter de windturbine, hoe beter het rendement. Het Department of Energy (DOE) van de VS stelt dat turbinetorens “hoger worden om meer energie op te vangen, aangezien de wind over het algemeen toeneemt met de hoogte”, terwijl een grotere rotordiameter “windturbines in staat stelt een groter gebied te bestrijken, meer wind op te vangen en meer elektriciteit te produceren. Langere wieken, aldus het DOE, “vangen meer van de beschikbare wind dan kortere wieken, zelfs in gebieden met relatief weinig wind”.

Logistieke problemen, van fabriek tot schip

Alleen heeft deze grootheidswaan ook imposante gevolgen, en wel voor de hele bedrijfstak die toch al onder druk staat door lage ordervolumes.

Volgens Rystad Energy, een onderzoeks- en business intelligence-bureau, zal de vraag naar schepen die grotere offshore-turbines kunnen installeren tegen 2024 naar verwachting groter zijn dan het aanbod. De exploitanten zullen in nieuwe schepen moeten investeren of bestaande schepen moeten moderniseren om de zeer grote turbines te kunnen installeren, die naar verwachting tegen het einde van het decennium de norm zullen worden. Hoewel zij tussen 2010 en 2021 nog steeds slechts 3 procent van de installaties uitmaakten.

De windenergiesector zal niet langer kunnen steunen op veel van de schepen en offshoreplatforms die worden gebruikt door de olie-industrie. Er zal een nieuwe generatie gespecialiseerde schepen in de vaart moeten worden gebracht, en dat zal niet goedkoop zijn. Momenteel bedragen de grootste projecten elk meer dan 500 miljoen dollar.

Als het te groot is, gaat het nergens heen

De volgende logische stap is dat de haveninfrastructuur zal moeten volgen om deze nieuwe aquatische titanen te kunnen ontvangen, hetgeen zal leiden tot een hele reeks dringende nieuwe investeringen. In een rapport van de sectororganisatie WindEurope van vorig jaar werd gesteld dat tegen 2030 de Europese havens 6,5 miljard euro zouden moeten investeren om “de expansie van offshore-windenergie te ondersteunen”.

En de lijst van toekomstige problemen houdt daar niet op: de verschillende onderdelen van deze reusachtige windturbines moeten nog naar de havens worden vervoerd. Logischerwijs dus over de weg; iedereen die ooit een uitzonderlijk konvooi is tegengekomen dat een enkel windmolenwiek op zee verplaatst, heeft een idee van de omvang van de taak. Stel je dan eens een 108 meter lange wiek voor die per vrachtwagen wordt vervoerd …

(lb/evb)

Meer
Lees meer...