10 onnavolgbare citaten van Umberto Eco, die op 84-jarige leeftijd overleden is

Umberto Eco is overleden. De Italiaanse schrijver (“Ik zie mezelf als een serieuze professor die tijdens het weekend romans schrijft.”) leed al jaren aan kanker en is gisterenavond op 84-jarige leeftijd gestorven. Eco werd wereldberoemd met De Naam van de Roos (1980), een boek dat uitgroeide tot een klassieker en ook verfilmd werd. Maar ook De Slinger van Foucault (1988) werd een bestseller en nadien volgden er nog verschillende. Dit zijn onze 10 favoriete citaten van de man.

1. “Er zijn mensen die heel weinig weten. Dat is geen probleem: zij weten dat zij weinig weten. Er zijn mensen die heel veel weten. Dat is ook geen probleem: zij weten dat zij niets weten. Het probleem zijn de mensen die iets weten, en denken dat zij alles weten.”

2. “De slaap overdag is als de zonde van het vlees: hoe meer je ervan hebt gehad, hoe meer je ervan zou willen hebben, en toch voel je je ongelukkig, voldaan en onvoldaan tegelijkertijd.”

Uit De Naam van de Roos.

3. “Iedereen schrijft tijdens zijn adolescentie gedichten, echte dichters hebben die later vernietigd, slechte dichters hebben ze gepubliceerd.”

Uit De Slinger van Foucault.

4. “Het genot van eruditie is voorbehouden aan losers.”

Uit Het Nulnummer.

5. “Voor ieder ingewikkeld probleem bestaat een eenvoudige oplossing, en die is fout.”

Uit De slinger van Foucault.

6. “Elk nieuw boek vermindert de hoeveelheid zuurstof in onze atmosfeer.”

7. “Ik behoor tot een verloren generatie, en hervind me uitsluitend wanneer ik mijn gezelschap deel in de eenzaamheid van mijn gelijken.”

Uit De slinger van Foucault.

8. “De stompzinnigheid van een gedachte is de incoherentie van een andere gedachte.”

Uit De slinger van Foucault.

9. “Het geloven van twee dingen die geen verband met elkaar houden, met het idee dat er ergens een verborgen derde is die ze verenigt, dat is lichtgelovigheid.”

Uit De slinger van Foucault.

10. “De tragiek van de zelfmoordenaar is dat hij zich, zodra hij uit het raam is gesprongen, tussen de zevende en zesde verdieping bedenkt: ‘O, kon ik nog maar terug!’. Niks daarvan. Nooit gebeurd. Splash.”

Uit De slinger van Foucault.