Na dik zestig jaar carrière is het ervan gekomen: Will Tura, hét icoon van het Vlaamse lied, heeft een documentaire gekregen, ‘Will Tura: Hoop Doet Leven’. De man die verantwoordelijk was voor de regie kennen we ook, dat is Dominique Deruddere, we hebben de beide heren samengebracht voor een gesprek. Zestig jaar carrière, dat is iets minder dan het dubbele van onze leeftijd. De openingsvraag ligt dan ook voor de hand: waarom nu?
Will Tura: Het was het idee van Jean Kluger, de zoon van mijn ontdekker Jacques. Jean heeft dan aan Dominique het voorstel gedaan om een documentaire te maken.
Dominique, ik zou nu aan jou kunnen vragen “Waarom wilde je deze documentaire maken?”, maar dat lijkt me voor de hand te liggen: Will is een icoon. De vraag is eerder: had je geen schrik om aan een documentaire als de deze te beginnen?
Dominique Deruddere: Ik moet eerlijk bekennen van wel. Ik kreeg het telefoontje, ik had net gezegd dat ik de documentaire heel graag wilde maken, ik legde de hoorn neer en toen dacht ik “Oei, wat heb ik nu gedaan?” (lacht) Ik wilde iets goed maken, dat verdient Will wel. Maar heel snel heeft mijn “angst” wel plaats gemaakt voor enthousiasme en hoe meer materiaal ik van hem zag hoe meer goesting ik erin kreeg.
Na de research heb ik dan samen met Myriam Dekoster het scenario geschreven, dat is gelezen en goedgekeurd door Jean en dan ben ik samen met mijn monteur Tom Meersman archiefmateriaal gaan opzoeken. En dan is Will een eerste versie komen bekijken en hebben we een aantal dingen besproken enzovoort.
Moeder is de baas
Will, je carrière is indrukwekkend. Zo was je de eerste Vlaamse zanger die erin slaagde Vorst Nationaal uit te verkopen. Zoals in de documentaire ook aangestipt wordt: een nummer als ‘Eenzaam Zonder Jou’ bestond niet voor een Vlaamse zanger voor jij het maakte en zong. meer dan 500 nummers uitgebracht. Het tempo waarin je werkte was waanzinnig. Je hebt gezongen op de begrafenis van koning Boudewijn, historische beelden. Je hebt twee Turalura-cd’s gekregen waarin jonge artiesten een ode brengen aan jouw oeuvre en zo kan ik nog wel een tijdje blijven doorgaan. Kan je zelf een hoogtepunt kiezen?
Tura: Het klinkt als een cliché hé, maar ik meen het: ieder optreden is een hoogtepunt. Mijn leven zit vol met muziek. Ik heb er altijd van gedroomd om zanger/componist te mogen worden en ik heb er mijn leven van mogen maken. Dat is toch prachtig? Hoeveel mensen kunnen dat zeggen? Ik was 12 jaar toen ik voor de eerste keer een mondharmonica aan mijn mond zette. Mijn vader was de zolder aan het opkuisen en daar heb ik die gevonden. Ik kon er meteen op spelen. En mijn vader viel achterover van verbazing. En dan ben ik muziekschool gaan doen.
Dat was niet zo evident hé. In de documentaire komt het ook aan bod: je vader was tegen je inschrijving aan de muziekacademie, “maar mijn moeder is de baas”, wordt er gezegd en dus mag Arthur wél naar de muziekacademie.
Tura: Mijn vader had me heel graag acteur zien worden. Hij was zelf acteur, in het liefhebberscircuit, en hij deed dat zo graag.
In de documentaire vraagt Jan Decleir, die jouw stem is, Will, zich vragend af: “Kan een mens geld verdienen met wat hij wat het liefste doet?” Het is een vragen waard, want dat is nu nog steeds niet zo evident, maar in die tijd al helemaal niet.
Deruddere: Toen ik pas films begon te maken vroegen de mensen me soms ook “Wat doe je in het leven?” En als ik dan antwoordde: “Ik maak films” dan was de volgende vraag “Jaja, maar wat doe je écht, als beroep?” In die tijd kon niemand zich inbeelden dat iemand die in de showbusiness zat daar ook effectief van kon leven. Dat was op zijn best liefhebberij, een hobby. En je moest al een redelijke zot zijn om het te willen doen. Terwijl het nu toch betrekkelijk genormaliseerd is. Voor zangers zal dat vast ook zo geweest zijn.
Dominique, je start de documentaire met een fragment uit ‘Tura In Symfonie’. Omdat we daar een zanger zien die zijn grote droom waarmaakt?
Deruddere: Gedeeltelijk wel, maar ook omdat ik vind – en Jean vindt dat ook – dat Will daar op zijn absolute top was. Een topperformer met een fantastisch orkest erachter. Straffe arrangementen die het gewoon waard zijn om gezien en gehoord te worden. Daarom hebben we ze doorheen de film ook als ijkpunt genomen.
500 nummers
Op een bepaald moment wordt aangehaald dat je liefst wilde zingen voor een zittend publiek. Dat is heel begrijpelijk als je luistert naar teksten als ‘Wat Je Diep Treft’ of ‘Als De Muren Konden Praten’. Prachtige teksten van Nelly Byl.
Tura: Ik heb met veel verschillende songschrijvers samengewerkt, maar Nelly was wel de absolute top. Tussen de 500 nummers die ik heb opgenomen zitten er heel veel teksten van haar en dat is echt een zegen geweest.
Dat aantal nummers is waanzinnig. Het lijkt me lastig om een setlist samen te stellen.
Tura: Ja, daar heb ik inderdaad ook soms last mee gehad. (lacht) Ook daarom ben ik al snel met een orkest beginnen werken met vaste muzikanten. Met Leo Caerts, met Freddy Feys in Het Witte Paard en de laatste dertig jaar is Steve Willaert mijn orkestleider. Ook daarom ben ik nooit ergens terecht gekomen waar ik met muzikanten moest spelen die mijn songs niet kenden, want ik had altijd m’n eigen muzikanten bij. En die konden ook perfect fungeren als klankbord.
De eerste jaren was het zoeken naar wat het juiste oeuvre voor je was. Jacques Kluger heeft je toen de tijd gegeven die je nodig had, van ‘Bye Bye Love’ tot ‘Eenzaam Zonder Jou’. Met eerst wat geflopte singles. Ik weet niet of dat geduld er in de muziekindustrie van vandaag nog is.
Tura: De tijden zijn veranderd. Alles moet sneller gaan tegenwoordig. Ik had twee grote voordelen. Eerst en vooral: Jacques Kluger geloofde in mij. Hij zei altijd: “Met het talent dat jij hebt ga je vroeg of laat een grote hit scoren.” Hij schatte dat zo in en hij had geduld. Een tweede belangrijk element was dat ik wel publiek trok. De singles verkochten voor geen meter, maar ik trok wél volk naar de zalen. Zonder hits.
Hetzelfde dacht ik tijdens de fragmenten over de opnames van de film ‘Gejaagd door de wind’. Dat filmmaken was toen helemaal pionieren in Vlaanderen. Zou jij in die tijd een jonge filmmaker hebben willen zijn, Dominique?
Deruddere: Liever niet eigenlijk, want die film is nooit afgeraakt doordat de financiering niet rond raakte en dat is iets wat ik de laatste tijd al genoeg meemaak in Amerika. (lacht) Het is er niet makkelijker op geworden om een film gemaakt te krijgen, maar ik begrijp wel wat je bedoelt. Toen ik in 1987 ‘Crazy Love’ uitbracht waren we hier in Vlaanderen nog steeds redelijk artisanaal bezig. En dat had ook wel zijn charmes.
De herwaardering van het Vlaamse
Will, je vertelt ook over de periode in de jaren 70 en 80 waarin het Vlaamse lied als totaal overbodig en minderwaardig wordt beschouwd. Die populariteit keerde totaal met de komst van ‘Tien Om Te Zien’. Daar zit niets van in de documentaire. Waarom niet?
Deruddere: Als feit klopt het, maar ik vond het niet interessant genoeg om dat als feit te tonen, want als je het verhaal van ‘Tien Om Te Zien’ begint te vertellen vertel je meteen ook een beetje het verhaal van VTM en het ontstaan van VTM mee en dat was niet de bedoeling. Dat is een verhaal met een eigen spanningsboog.
Maar het klopt wat je zegt en ik denk zelfs dat – later – die herwaardering van het Vlaamse ook zijn invloed heeft gehad op Vlaamse films en Vlaamse series. Het is nu oké om iets van eigen makelij goed te vinden. En door VTM gingen er meer dingen gebeuren in het Vlaams. Ik wil er geen politiek discours aan koppelen, maar het is een feit dat mensen genieten van binnenlandse producten. Dat is ook in Nederland, Duitsland en Spanje zo. Het is een tendens en van die tendens heeft het Vlaamse lied genoten, maar zeker ook de Vlaamse film.
In ieder geval: je hebt dat vooroordeel tegenover het Vlaamse lied wel eigenhandig vermorzeld, Will. Ongeveer een jaar geleden stond je in de AB. Ik was daar ook, Luc Steeno ook, maar ook Alex Vanhee, fotograaf van De Morgen, en ik heb Kurt Overbergh van de AB zien genieten in de coulissen. Ik heb een artikel over die shows geschreven voor onze site, een jongerensite. En dat is meer dan 300 keer gedeeld. Jij bent tijdloos en hokjesloos en overstijgt het etiket van Vlaamse zanger.
Tura: Het is een prachtig compliment. Ik denk dat het een gevolg is van het feit dat ik altijd bewust verschillende stijlen van muziek gemaakt heb. Na ‘Eenzaam zonder jou’ ben ik niet zomaar een tweede ‘Eenzaam zonder jou’ gaan schrijven. Er zit een grote variatie in mijn oeuvre. Ik heb jazz opgenomen, gospel en country. Ook echte meezingers, schlagers.
Wat ook belangrijk is, is dat ik altijd voor kwaliteit ben gegaan. ‘Vlaanderen, Mijn Land’ is een echt chanson. Het is destijds niet echt een hit geweest, maar vandaag kent iedereen het nog wel. Ik heb gebouwd aan een oeuvre en een plaat moest voor mij altijd iets kwaliteitsvol hebben. Het moest meer zijn dan zomaar een plezant liedje. De samenwerking met Steve Willaert is daar ook belangrijk in geweest. Steve is voor mij de Quincy Jones van Vlaanderen. De arrangementen die hij voor die vijf concerten in Vorst Nationaal heeft gemaakt – 5 concerten in 3 dagen, trouwens – die zijn waanzinnig knap. Die wisselwerking tussen Steve en mij staat tot op vandaag, met de musical ’40-45’.
Dat is ook nog een element waar jij uniek in bent in die poule van Vlaamse zangers: je componeert je eigen werk.
Tura: Dat is één van de dingen die ik het liefst deed, muziek vinden. Er zijn nummers van mij opgenomen in Amerika. Er is geen tijd genoeg gemaakt om naar daar te gaan en daar iets te gaan proberen forceren. Ik heb ooit met Norman Newell opgenomen in Engeland, een producer en de man van Shirley Bassey. En ik heb daar nummers van mij opgenomen in het Engels. Alles erop en eraan: 42 muzikanten voor ‘Arme Joe’.
Maar op een keer dacht ik terwijl ik in het vliegtuig zat: “Will, dat gaat niet.” Newell wilde van mij een wereldartiest maken, maar ik had mijn optredens en mijn muzikanten hier. Dat waren jongens die een andere job hadden laten staan om met mij te werken. En dat was heilig voor mij. Belangrijker dan Norman Newell die van mij een wereldartiest wilde maken. Dat heeft mij volgens mij geholpen om hier groter te worden. Ik wilde me op één ding richten. We hadden ook heel veel optredens en maakten twee platen per jaar. De combinatie zou niet vol te houden zijn geweest.
En in Vlaanderen kan je nog redelijk aangenaam bekend zijn. Bij wereldfaam is dat al moeilijker.
Tura: Oh ja, maar dat is het niet. Wereldfaam is ook plezant, denk ik. (lacht)
7/10
Will, je bent altijd streng geweest voor jezelf. In een interview met TV-Express een zes op tien gegeven voor je prestaties in de jaren zeventig. Eén puntje meer dan de jaren zestig omdat je ondertussen de nieuwe studiotechnieken beter onder de knie had gekregen. In een interview voor Humo uit 2012 heb je gezegd dat je nog altijd aan je talent twijfelt, maar dat je er volgens jou gekomen bent door je werklust en beroepsernst. Meen je dat echt?
Tura: Zolang je twijfelt doe je je best. Ik ben een twijfelaar. Alles kan altijd beter, maar tegelijkertijd blijf ik wel doorgaan. Ik ben nogal fan van Clint Eastwood. Hoeveel films heeft die al gemaakt? Hij is er ondertussen 88 en hij blijft ook doorgaan hé.
Deruddere: Dat is fenomenaal.
Tura: Je leert ook wel met die twijfel omgaan, want hij mag je niet zodanig verlammen dat je geen beslissingen meer gaat nemen. Ik vind het belangrijk om tevreden te kunnen zijn over wat ik doe. Mijn twijfel en mijn tevredenheid moeten hand in hand kunnen gaan. En ik denk dat ik daardoor geen makkelijk mens ben. Ik eis veel van mijn muzikanten en mijn technische ploeg, bijvoorbeeld. Het moet tot in de details goed zijn. Het allerbelangrijkste dat ik kan zeggen is: hier zit een gelukkig man.
Dat is mooi. Dominique, mag ik eens een heel moeilijke vraag stellen? Wat is je favoriete nummer van Will Tura?
Deruddere: Ik vind ‘Linda’ prachtig.
Echt? Dat is mijn favoriet ook.
Deruddere: Ja, prachtig nummer. Een mooie tekst, een hartverscheurend verhaal. Ik hou van verhalen in liedjes. Ik vind ‘Linda’ een ondergewaardeerd nummer.
Tura: Ik beloof bij deze: als ik terug ooit optreed, dan zetten we ‘Linda’ op de setlist.
Het optreden in de AB, ik vond dat heel goed. Maar ik had toch ook ‘Linda’ nog graag gehoord.
Tura: Zal ik eens iets verklappen? We hebben het gerepeteerd voor die concerten. We hebben het uiteindelijk niet in de setlist opgenomen. Waarom? Ik weet het niet. Je moet een geheel proberen maken voor zo’n avond en op één of andere manier paste ‘Linda’ daar moeilijk in. Maar je hebt het tegoed van me.
Ik ga dat onthouden. Laatste vraag: zou je jezelf na meer dan 60 jaar carrière nog eens een cijfer op 10 willen geven?
Tura (glimlacht): Deugniet!
Will Tura denkt even na en neemt dan weer het woord:
Tura: Ik zal mezelf weer een puntje bijgeven: 7/10.
Als ik met een 7 op mijn rapport thuiskwam was iedereen tevreden. Bedankt voor het gesprek, heren.