Othello is wellicht één van de bekendste tragedies van William Shakespeare. Het behandelt thema’s als liefde, jaloezie, ambitie en wraak, maar vooral hoe deze menselijke passies de val van een nobel man kunnen veroorzaken. Shakespeare schreef het stuk in 1603-1604 en het werd in 1622 gepubliceerd. De versie van Toneelhuis Maastricht was genieten van begin tot eind, van de tekst, de gecreëerde scènebeelden, de muziek en de acteurs.
Othello werd voor het eerste opgevoerd door the King’s Men aan het hof van Jacobus I van Engeland op 1 november 1604. Richard Burbage (1568-1619), toen de belangrijkste acteur van het gezelschap, speelde de titelrol en bracht een vertolking die later door een anonieme bewonderaar als een van zijn beste werd beschreven. Othello speelt zich af tegen de achtergrond van de oorlogen tussen Venetië en het Ottomaanse Rijk in de 16e eeuw.
Het verhaal van Othello wordt ook verteld in een eerder Italiaans prozawerk van Giovanni Battista Giraldi Cinzio uit 1565. Aan het oorspronkelijke verhaal van Cinzio voegde Shakespeare een aantal eigen “ingrediënten” toe, zoals de jaloerse Roderigo die naar Desdemona’s hand dingt en een hulpeloos slachtoffer wordt van de “tactiek” van Jago, die Shakespeare omtoverde van een onbetekenende schavuit in een gewetenloze schurk. Jago is jaloers op alles wat Othello bereikt heeft en hij zal niet rusten tot hij hem alles heeft afgenomen wat hij heeft.
Voor mij was de creatie van De Blauwe Maandag Cie (1986), in een regie van Luc Perceval en met Dirk Van Dijck als Othello en een weergaloze Warre Borgmans als Jago, het stuk dat bij mij als toen zeventienjarige de liefde voor theater deed ontstaan. Ik was van mijn sokken geblazen door dit tijdloze verhaal en door de quasi perfecte vertolking van Warre Borgmans. In de versie van Toneelgroep Maastricht worden de hoofdrollen vertolkt door Koen De Sutter en Michaël Pas.
Deze twee rasacteurs stonden nog nooit samen op de planken, maar spelen hier de rollen van hun leven en vullen elkaar perfect aan. Zonder zijn stem te verheffen, speelt Pas de bijna sympathieke Jago die gewetenloos inhakt op het leven van Othello. De Sutter begint zelfzeker, grappig als hij met een zwart masker de contrabas bespeelt en het cliché van de zwarte man bevestigt en eindigt als een hoopje ellende in de laatste akte. Akkermans is geloofwaardig als Desdemona, de onschuld zelve, en Sluysmans zorgt voor de nodige “comic relief” met zijn vertolking van Roderigo. Een sopraan en een pianist omkaderen de tekst met aria’s van o.a. Verdi.
De scène bestaat enkel uit een gladde vloer met grote tegels en op de achtergrond een glazen huis, dat dienst doet als huis of wachtlokaal. Heel vaak bevinden de acteurs zich hierin als ze zelf niet aan de beurt zijn. De scène wordt optimaal benut. Zo wordt op een bepaald moment de overwinning van het leger van Othello gevierd en worden twee kanonschoten gelost waarbij rijst over het speelvlak geschoten wordt.
De personages bewegen zich als het ware op glad ijs en het vergemakkelijkt de prachtige dronkemansscène van Cassio (Daan Van Dijsseldonk). De sfeer wordt grimmiger naarmate het stuk vordert en afstevent op het onafwendbare tragische einde. Jibbe Willems schreef bovendien een prachtige bewerking in een taal waar humor nooit veraf ligt en die goed bekt bij de acteurs. Kortom, het was genieten geblazen van begin tot eind van de tekst, de gecreëerde scènebeelden, de muziek en de acteurs. Het was de rit naar Oostende (TAZ#2015) meer dan waard!