De regering heeft in haar grote wijsheid beslist om meerwaarden op aandelen te belasten. Maar wie zal zich laten vangen?
Als onderdeel van de veelbesproken tax-shift zal de regering meerwaarden, behaald op minder dan 6 maanden en op beursgenoteerde aandelen, belasten aan 33 %. Wat speculatie is, en in hoeverre deze relatief korte termijn op speculatie wijst, is voer voor een andere discussie, bijvoorbeeld hier.
Rechtvaardig
De vraag als dit een rechtvaardige belasting is, die inkomsten belast die anders aan belastingen ontsnappen, kan eenvoudig beantwoord worden met ‘neen’. Wie immers evenveel, en vergelijkbare, meer- als minwaarden heeft, en dus netto niets heeft verdiend, zal toch betalen. Minwaarden zijn immers niet aftrekbaar. Dat is hetzelfde als een onderneming of zelfstandige belasten op de omzet, als de aankopen en kosten even hoog zijn en er dus geen winst is. Ook los van die bedenking is het overigens nog maar de vraag als meerwaarden wel moeten belast worden, zie daarover hier.
De belasting
De details zijn natuurlijk nog niet bekend, bijvoorbeeld in welke mate men rekening mag houden met aan- en verkoopkosten, hoe men zal rekenen als er meerdere aankopen zijn gebeurd (bijvoorbeeld op méér en minder dan 6 maanden), wie en wanneer de aangifte zal moeten doen, als de verkoopmakelaar de belasting zal moeten inhouden, hoe deze de aankoopprijs en -datum zal kennen, enzovoort.
Maar laten we een eenvoudig voorbeeld nemen. Iemand koopt aan 100 en verkoopt vier maand later aan 150. Dat is een winst van 50 (150 – 100). 33 % daarop is 16,50 €. Hij houdt bijgevolg 133,50 over (150 – 16,50).
De gelukkige speculant (?) zal toch eens goed moeten nadenken als hij die belasting wel wil betalen. Met andere woorden, als hij wel zal verkopen aan die 150 na 4 maanden. Als er op dat moment een koers van 150 gevormd wordt, dan betekent dit dat ‘de markt’ het aandeel op dat moment 150 waard acht. Ongeacht de koers van vier maanden geleden, kan ook die 150 nadien zowel stijgen of dalen. Mocht het duidelijk zijn dat die 150 alleen maar kan dalen daarna, zou er uiteraard niemand bereid zijn om aan die prijs te kopen.
Na die 4 maanden zal betrokkene dus moeten rekenen. Na 2 maanden + 1 dag, dus voorbij de zes maanden, is er immers geen belasting meer verschuldigd. Als de koers dan hoger is dan 133,50, dan is zijn nettowinst hoger met te wachten.
Hij kan zich dus een daling van maximaal 16,50 (de belasting) veroorloven, zijnde 11 % op de beurskoers van die dag (150 x 11 % = 16,50). Een daling van 11 % op 2 maanden is 66 % op jaarbasis (11 x 12 / 2). Op 2 maand + 1 dag is dat 11 x 360/61 (twee maanden + 1 dag; maanden aan 30 dagen) = 64,92 %.
Dit is wat in bovenstaande tabel staat. De linkerkant bevat koersstijgen van 100 tot 110, 120, enzovoort tot 200, en dit na één maand, twee maanden, enzovoort tot 5,5 maanden (6 maanden zou al te gek zijn, dat men dan nog belasting betaalt in plaats van één extra dag te wachten).
De kolom ‘netto’ is wat er van die veronderstelde verkoopprijs overblijft na belasting. En de rechterkant is dan de daling die men zich kan veroorloven, procentueel op jaarbasis, als men wacht tot na 6 maanden + 1 dag.
Hoe hoger de meerwaarde, hoe hoger de belasting uiteraard. En het is net dan dat het zinvoller is die belasting niét te betalen. Als men pakweg een meerwaarde van 80 % heeft na 4 maanden, dan moet de beurskoers al met 86,56 % dalen op jaarbasis in de overige 2 maanden opdat men zou vaststellen dat men toch beter de belasting had betaald.
Eigenlijk kan het betalen van de belasting alleen maar theoretische zin hebben na zeer korte tijd, bijvoorbeeld na 1 maand. Maar iedereen die al eens op de beurs actief is, weet dat het uitzonderlijk is dat men na zeer korte tijd al op een zeer hoge winst staat. Als de koper ‘weet’ of ‘vermoedt’ dat de koers sterk zal stijgen in korte tijd, kunnen andere beleggers dat net zo goed weten, wat de koers zal opdrijven. Als alleen die ene koper op de hoogte is, dan gaat het over voorkennis, en dat is niet belastbaar, maar strafbaar.
Conclusie
Men ‘moest iets doen’ om de indruk te wekken dat men ‘de rijken’ ook zou ’treffen’. Een Europese eerste plaats wat transactiebelastingen betreft (registratierechten, successierechten) en een derde voor belastingen op vermogens in het algemeen, nog berekend in de tijd dat de roerende voorheffing 15 % was tegen 27 % straks, was immers in bepaalde middens niet voldoende. Dus moest er een offer komen. Dat er hierdoor wat kortetermijnbeleggers, waaronder wellicht ook wel wat speculanten, uit de markt zullen wegblijven, is niet noodzakelijk een slechte zaak. Tenzij dan voor de regering, die de opbrengsten uit beurstaksen – onlangs ook nog fors gestegen – ongetwijfeld zal zien verminderen.
Voor een ernstige belegger is dit vervelend. Aan- of verkopen zou immers andere motieven moeten hebben dan alleen fiscale. En de belegger kan zijn tijd beter besteden aan het lezen van jaarverslagen en persberichten dan aan het soort overwegingen hierboven. Maar wellicht zullen de meeste beleggers hun gedrag aanpassen. Veel zal die belasting niet opbrengen.
Mocht men gemeend hebben dat men met beleggen in het algemeen, of met kortetermijnbeleggen in het bijzonder, alleen maar kan winnen, was het niet nodig geweest de verrekening van minwaarden te verbieden. Wie denkt dat het mogelijk is om in korte termijn – met speculatie of niet – alleen maar winst te maken, zou best een beleggersblad beginnen. Of, nog verstandiger, het zelf toepassen.