Vaak is het niet zo erg om klein te zijn: als je jong bent, mag je bijvoorbeeld gratis binnen in pretparken en als je wat ouder wordt, heb je nooit last van plaatsgebrek voor je benen. Maar als jij zelf een kleintje bent, weet je dat het ook problemen met zich meebrengt. Dit zijn er 12.
1. Je ziet nooit iets op concerten of festivals
Nee, zelfs niet als je op je tippen gaat staan. Het enige wat je ziet zijn de schouders en de hoofden van de mensen rondom jou. Maar hey, het zijn de muziek en de sfeer die tellen, toch? En gelukkig zijn er ook vaak grote schermen, waarop je toch iets kan zien.2. Hoge hakken zijn een must
En als je toch eens platte schoenen draagt, verbaast iedereen zich over hoe klein je echt bent. Nóg kleiner dan ze dachten dus …3. Iedereen spreekt je aan met een verkleinwoord
Karentje, Carolientje of Marijntje: die -tje moet er altijd bij. Anderen noemen je gewoonweg kleintje, mini of een ander woord dat op je lengte slaat. Tja.4. Je moet vaak hulp vragen in de supermarkt
Niet alleen voor de producten op de bovenste plank, maar ook voor die op de plankjes daaronder. En ja, dat is soms een beetje gênant.5. En ook thuis heb je een trapje staan
Of klim je op tafels en stoelen. Want ook het bovenste schap van je eigen kasten is onbereikbaar.6. Passende kleren vinden is niét gemakkelijk
Een minirok komt bijna tot op je knieën, terwijl een maxirok centimeters op de grond hangt. T-shirts zijn dan weer altijd te lang, en de mouwen van een trui moeten altijd opgerold worden. Nope, simpel is het niet.7. En je moet je broeken altijd laten inkorten
Gewone broeken zijn altijd te lang, maar die uit de kinderafdeling zijn natuurlijk te krap. De enige oplossing: je broeken laten inkorten. Als je dat niet zelf kan, wordt je broek nog wat duurder.