De twee films van deze week verschillen op het eerste zicht dag en nacht, maar niets is minder waar. James Gray en Woody Allen hebben ons allebei een film gebracht die behoort tot een categorie die met uitsterven bedreigd is.
Ad Astra: Net geen meesterwerk, wel een eigenzinnige film zoals er te weinig gemaakt worden
Brad Pitt is er ondertussen ook al 55 en dus al lang niet meer de blonde god die verafgood wordt door horden meisjes. Iedereen wordt ouder, maar net zijn jarenlange ervaring heeft hem vandaag in een bevoorrechte positie gebracht waarin hij – als producent en als acteur – zijn schouders kan zetten onder meer eigenzinnige projecten.
Alleen wil dat nog niet per se zeggen dat alles makkelijk gaat, want Hollywood is en blijft een logge machine waarin je geld moet zien te verzamelen. En dus krijgt ook Brad Pitt het vervolg op World War Z niet echt van de grond. Bij Ad Astra is dat wél gelukt, alleen had regisseur James Gray (die van The Lost City Of Z) wel meer dan twee jaar nodig om de montage af te ronden, waardoor de beoogde première op het filmfestival van Cannes dit jaar gemist werd.
Het resultaat mag er wel wezen. Brad Pitt speelt Roy McBride, een astronaut die uitstekende statistieken weet voor te leggen en dus op een ultrageheime missie wordt gestuurd. Hij reist naar Mars om van daaruit – de verst door de mens bevolkte ruimtekolonie – zijn vader (Tommy Lee Jones) te contacteren, de legendarische astronaut Clifford McBride en de enige die ooit tot Jupiter en Neptunus geraakt is, tot 4.367 miljard kilometer van de aarde weg.
Dat is het begin van een portret van een astronaut die met een knoert van een verlatingscomplex worstelt en het daardoor zelf moeilijk heeft met het aangaan van persoonlijke banden. “De ruimte kan ook gebruikt worden om te ontsnappen”, zegt Thomas Pruitt (Donald Sutherland) ergens, een oud-collega van Clifford en dat weten beide heren McBride erg goed.
Ad Astra is dus geen makkelijke film met een erg introspectief en worstelend hoofdpersonage. De film legt bovendien geen positief mensbeeld voor, want in een periode (“in the near future”), waarin ruimtereizen gecommercialiseerd zijn, hebben we ook op de andere planeten onze Subways en onze frisdrankautomaten binnengebracht. “Wereldverslinders” noemt Roy de mensheid ergens. Ook het feit dat de maan geteisterd wordt door piraten stemt niet tot optimisme.
Het is een film geworden die je best in de cinema bekijkt, op een zo groot mogelijk scherm, om de beeldkaders en de muziek van Max Richter ten volle op je in te kunnen laten werken. Ad Astra is bijwijlen pure poëzie en Brad Pitt levert een erg ingehouden acteerprestatie die de film goed doet. En toch kunnen we ons niet van het gevoel ontdoen dat deze film nog beter had kunnen zijn.
Dat gezegd zijnde zijn we wel erg dankbaar voor Ad Astra omdat het een product is van een samenwerking tussen een eigenzinnig regisseur en een eigenzinnig acteur en bijgevolg een film heeft opgeleverd zoals je die anno 2019 minder en minder ziet. Al ons respect dus. Maar een écht meesterwerk (laat het woord even inwerken), dat is het net niet geworden.
Score: 8/10
A Rainy Day In New York: een degelijke film die beter had kunnen zijn
2018 was het eerste jaar dat er geen nieuwe film was van Woody Allen sinds 1981. Zijn nieuwe film A Rainy Day In New York werd dan ook op het schap gelegd nadat adoptiedochter Dylan Farrow zich in 2017 openlijk afvroeg waarom Woody Allen zo gespaard werd in de #metoo-discussie.
In 2014 kwam ze voor het eerst met de beschuldiging naar buiten dat ze door hem misbruikt geweest zou zijn op haar zevende. “Hij heeft mijn vagina en schaamlippen betast”, zei ze toen. Sindsdien komt elke acteur of actrice die zegt niet of net wél nog met Woody Allen te willen werken wel ergens in de media terecht.
Woody Allen trekt zich er allemaal niet veel van aan en blijft in een stevig tempo films maken. De momenteel 83-jarige regisseur – die voor 2020 een nieuwe film op stapel heeft staan – zei in een recent interview dat hij films zou blijven maken tot hij er bij neer zal vallen. En dat, als acteurs niet met hem willen werken hij er wel andere zal vinden.
Ook voor deze film heeft hij weer een mooie cast bij elkaar gekregen, want niemand minder dan Timothée Chalamet speelt de jonge student Gatsby die erg zoekend is in het leven en voorlopig zijn geld verdient met het wedden op paarden en het bijwonen van pokeravonden. Zijn vriendin Ashleigh (Elle Fanning) droomt van een carrière als journaliste en is dan ook door het dolle heen als ze voor het universiteitskrantje de filmmaker Roland Pollard (Liev Schreiber) heeft weten te strikken voor een interview. En dus trekken ze met hun tweeën voor een weekendje richting Manhattan.
Het is het begin van een film waarin tot onze grote verbazing vooral het wonderkind Timothée Chalamet teleurstelt. Geen moment is hij geloofwaardig in zijn rol en we betrapten ons aan het einde van de film op de gedachte dat deze film misschien wel beter en meer gefocust geweest zou zijn als Allen zijn rol geschrapt had en de rest van de verhaallijnen beter uitgewerkt had.
Want de anderen doen het wel zeer goed. Elle Fanning is in zowat al haar scènes een frisse wind, Liev Schreiber is erg goed als de regisseur die bij elke nieuwe film door een existentiële crisis gaat en Jude Law (die meer en meer op Woody Allen zelf begint te lijken) heeft een rol met iets te weinig vlees aan, maar was beloftevol als de scenarist die bedrogen wordt door zijn vrouw (Rebecca Hall) met zijn eigen beste vriend.
Het sterkt ons in onze overtuiging dat Woody Allen betere films zou kunnen afleveren als hij wat langer op ieder exemplaar zou blijven kauwen. Tegelijkertijd behoort ook hij tot een uitstervend ras: een regisseur die zich nooit zal wenden tot actiescènes of special effects (en bijgevolg nooit nog een grote meute volk op de been zal brengen), maar nog genoeg heeft aan personages en dialogen die hij tot leven kan brengen vanachter zijn typmachine. En dat wordt met de jaren een meer en meer bewonderenswaardige en tegendraadse houding.
Score: 6/10