Clouseau heeft pas een nieuwe plaat ‘Tweesprong’ uit. Het is een emotioneel album geworden, en Koen en Kris denken oprecht dat ze nog nooit zò’n verzameling straffe songs op één album hebben gehad. Bovendien heeft Kris voor de eerste keer de productie volledig op zich genomen. wij spraken met Kris Wauters.
Wat voor een plaat is ‘Tweesprong’? Is het resultaat anders geworden dan we van jullie gewoon zijn?
Kris Wauters: “Misschien een beetje, het blijft natuurlijk popmuziek zoals wij dat graag horen en maken. We gaan bijvoorbeeld niet ineens een hiphopplaat maken. Bij ons vorig album ‘Clouseau Danst’ hadden we voor het eerst in onze carrière gezegd: ‘Zo’n plaat gaan we maken.’ Bij alle songs moest je met je gat kunnen schudden. Dat was supertof, ook in een livesetting, maar als je allemaal dansbare dingen maakt, zit je al snel met – ik ga niet oppervlakkig zeggen – maar wel lichtere teksten. Na ‘Clouseau Danst’ wisten we dat we veel ‘hart’ wilden voelen bij ons volgende album.”
“Na ‘Clouseau Danst’ was er ook nog ‘Clouseau30’, waarbij we veel achterom hebben moeten kijken naar de afgelopen dertig jaar. Om één of andere reden kregen we daardoor het gevoel dat we een héél straffe plaat moesten maken. We wilden aan de mensen laten zien dat Clouseau alive and kickingis en dat we nog lang niet stoppen met muziek maken.”
Waar slaat de titel op, ‘Tweesprong’?
“Op het einde van de rit lagen er 27 à 28 songs klaar. Alles wat vrijblijvend was, op muzikaal of tekstueel vlak, hebben we weggesmeten. Enkel de nummers, die ons triggerden en voor ons ertoe deden, bleven over. Als je een dag ouder wordt, wil je automatisch wat meer inhoud en gewicht geven aan de dingen die je doet. Uiteindelijk blijken de overgebleven nummers bijna allemaal over de liefde te gaan, niet alleen over de schone kant, maar ook over de minder fraaie kant.”
“Eén song heet Tweesprong en gaat over een kerel die voor een keuze staat. De tekst luidt letterlijk: ‘Ik sta voor een Tweesprong, voor een deur van een labyrint. Wat ik ook kies, het voelt aan als een verlies.’ Je hebt van die situaties in je leven – in je job of de liefde – waarbij je moet kiezen en je geen idee hebt wat de juiste keuze is. Niemand kan je erbij helpen, terwijl je heel graag zou hebben dat andere mensen je oplossingen zouden aanreiken. Daarover gaat het nummer.”
“Als we een titel voor een nieuwe plaat kiezen, kijken we altijd eerst naar de songtitels en teksten om te zien of daar niets tof en bruikbaar tussen staat. Om te beginnen vinden we Tweesprongeen leuk woord. Het is een gebald woord en het dekt de lading.”
Kris Wauters als producer
Kris, je hebt voor de eerste keer de productie helemaal op jezelf genomen. Heeft dat het productieproces veranderd?
“Nee, ik koos natuurlijk de songs, maar dat is een gedeelde verantwoordelijkheid. Het voelde gemakkelijker aan. In het begin keek ik er een beetje tegenop. Behalve bij de eerste twee albums in ’89 en ’90 – die door Roland Verlooven zaliger geproduceerd waren -, heb ik daarna altijd coproducties gedaan met Jean Blaute en Hans Francken. Dat was altijd heel veilig, maar ook gemakkelijk in die zin dat ik er graag iemand van erbuiten bij heb met muzikaal verstand om diens blik te horen en te voelen. Ik schrijf veel van de songs zelf en dat zit je er zo dichtbij, de blik van iemand extern is altijd verfrissend.”
“Dit keer kon ik echter 100 procent mijn eigen zin doen. Ik wil daarmee niets verkeerd zeggen over onze vorige albums, we hebben toen echt samengewerkt met topproducers en er staat geen noot op waar ik niet akkoord mee ben, maar het resultaat is dit keer een plaat die dichter bij ons ligt. Alle keuzes die we gemaakt hebben, zijn van Koen en ik. Koen was ook meer betrokken bij het proces dan anders. Dit keer heeft hij ook teksten aangeleverd en we hebben op voorhand goed gepraat over wat voor album we wilden. Het was echt een heel toffe en goede samenwerking.”
“‘Tweesprong’ staat het dichtst bij ons van alle platen die we ooit gemaakt hebben, onder andere omdat alle luchtigheid eruit is. Dat voelde op dit moment heel goed. Toch sluit ik niet uit dat we binnen een aantal albums weer de heel lichte tour op zullen gaan, maar ik denk dat onze volgende plaat meer van dit zal zijn.”
Wat maakt een Clouseau-lied?
Is er een bepaald ingrediënt of iets dat een nummer moet hebben om een Clouseau-lied te zijn?
“Ik schrijf veel samen met Stefaan Fernande. We schrijven heel vaak met Koen in gedachten, ik weet goed wat hij aankan en hoe zijn stem in bepaalde omstandigheden klinkt. Daar wordt heel hard rekening mee gehouden. We hebben altijd gezegd dat een lied een Clouseau-song wordt vanaf het moment dat Koen het zingt, omdat hij een soort onmiskenbare eigenheid heeft als zanger. We raakten heel uiteenlopende genres aan, vaak zelfs binnen hetzelfde album: rock, latin, jazzy, ballad. Koen en zijn stem waren altijd de lijm tussen die verschillende dingen.”
“Een nummer moet natuurlijk ook ergens over gaan. Doorheen de jaren hebben we heel veel songs opgenomen, die Koen fantastisch gezongen heeft, maar die ook gezongen hadden kunnen worden door bijvoorbeeld Niels Destadsbader of Gene Thomas. Dan heb je nog songs die dichter bij ons liggen, en om één of andere reden zijn dat de nummers die ik van Clouseau altijd onthoud en zijn dat meestal de oude nummers die we opnieuw spelen. Denk aan Vonken & Vuur, Nobelprijsof Daar Gaat Ze. Nummers die de eigenheid van Clouseau mee highlighten. Dit keer zijn we echt op zoek gegaan: ‘Welke songs moet Koen zingen?’.”
Geschiedenis
Kan je even vertellen hoe jullie groot geworden zijn? Wat waren de hoogtepunten in al die jaren?
“Het is het verhaal van Clouseau is voor mij een aaneenschakeling van hoogtepunten geweest, maar je wil het natuurlijk ook niet quoteren. In 1984 zijn we muziek beginnen spelen, omdat we dat leuk vinden. Toen was het onmogelijk om te denken dat we van muziek zouden kunnen leven. Er was populaire muziek à la Willy Sommers en Will Tura. Dan had je nog iets ruigere muziek zoals Raymond van het Groenewoud. Daarnaast had je toen ook nog kleinkunst-achtige toestanden, zoals Kris De Bruyne en Johan Verminnen. Toen kwamen wij met onze popliekes. Nummers zoals Brandweer, dat bestond hier gewoon nog niet. Toen we met dat nummer naar de platenverdeelfirma’s stapten, werden we overal buiten gekeken. Van onze eerste single zijn er 427 exemplaren verkocht.”
“Wij repeteerden op vrijdagavond en daarna gingen we op café. Het was een hobby die we met heel veel passie deden. Iedereen mocht komen meespelen, maar als ze twee of drie vrijdagen na elkaar niet op de repetitie kwamen opdagen, moesten ze niet meer komen. Wij namen onszelf niet echt serieus, maar we probeerden wel om wat we deden goed te doen.”
“Pas na drie jaar, in 1987 brachten we onze eerste single uit en konden we plots op Marktrock in Leuven spelen. Daarvoor gaven we twee of drie optredens per jaar in de parochiezaal of de jeugdclub. Toen we voor het eerst in de opnamestudio kwamen met producer Roland Verlooven, was dat voor ons gewoon waanzin. De eerste drie singles marcheerden niet. Daarna brachten we Alleen Met Jouuit, Koen begon te presenteren op VTM, we maken Anne en ineens ontploft het. Opeens werd het heel realistisch om van de muziek te leven. In 1989 heb ik mijn job opgezegd en Koen stopte met studeren.”
“Tijdens de eerste jaren werden we vooral met hysterie geconfronteerd: gillende meisjes en verkooprecords. Geen enkele journalist stelde ons een vraag over muziek, het ging enkel over de Clouseaumania, zoals Paul Jambers het destijds gedoopt had. We hebben dat overleefd en daarna twee platen in het Engels gemaakt.”
“Later brachten we Oker uit en opeens kregen we een applaus dat niet als een hype maar als appreciatie klonk. Dat voelde supergoed. In 2001 hebben we een zoveelste nieuwe adem gevonden met het nummer en de plaat ‘En dans’. Dan zijn we in het Sportpaleis beginnen spelen, maar tegelijkertijd altijd blijven zoeken naar hoe het nog beter kan. Dat vind ik het hoogtepunt. Er zat af en toe een dal in, maar uiteindelijk ging de lijn altijd maar bergop. Eén hoogtepunt noemen, zou echt oneer aandoen aan al de rest. Hopelijk moet het hoogtepunt nog komen.”
“We zijn oude fossielen, maar we voelen ons nog heel fris. Wij zouden bijvoorbeeld nooit een hiphopplaat maken, want je moet je DNA behouden. We zijn opgegroeid in de jaren ’70 met pop- en rockmuziek van de hitparade. Op dat moment had je op de Vlaamse televisie nauwelijks muziek. De muziek die je kende, kreeg je van de radio, van vrienden of van muziekbibliotheken. Bij ons gaat het om toffe melodieën, refreinen die je niet uit je hoofd krijgt. Ik associeer dat soort zaken met muziek, dat is onze DNA.”
Nieuwe optredens
Waar spelen jullie het liefst? In het Sportpaleis, in een televisiestudio of in een bruin café?
“Die televisiestudio valt al af. Dat is een te kunstmatige omgeving. We hebben pas onze plaat voorgesteld in een klein zaaltje, de Eldorado in Humbeek. Ik vond dat fantastisch. Dat is helemaal anders dan een Sportpaleis waar 20.000 man zit. Ik vind het ook fantastisch om daar te spelen. Of de concert omgeving klein of groot is, kan me werkelijk niets schelen. In het Sportpaleis hebben we al zo veel plezier beleefd, maar in zo’n klein zaaltje sta je dichter bij elkaar. Dat heeft een bepaalde vibe die onmiskenbaar tof is. Ik kan niet tussen die twee kiezen.”
Er zijn een aantal concerten aangekondigd. Wie zal er op het podium staan?
“Koen en ik met onze vaste band: gitaar, klavieren, bas, drum, percussie en twee blazers.”