Tot diep in mijn beendergestel ben ik gekrenkt door jou, dader.
Dader
Geen dag dader, geen hallo dader. Niets. Gewoon dader. Meer ben je niet voor mij, en deze begroeting is voldoende. Meer dan genoeg. Zo weinig mogelijk probeer ik je te begroeten in mijn leven.
Vroeger ging ik je aangesproken hebben met u. Met grote letter misschien, onderstreept en vetjes gedrukt. Want de invloed die je op mijn leven had, was ongelooflijk groot. Want jij was diegene die me jarenlang misbruikte. Uitgerekend jij probeerde mijn leven te vergallen. Net en alleen jij indoctrineerde me tot ik enkel kon luisteren. Tot ik enkel kon jaknikken. Tot de laatste restjes vlees van mijn botten teerden. Tot diep in mijn beendergestel ben ik gekrenkt door jou, dader.
Vraag me niet waarom je het nodig vond. Waarom jij het nodig vond om me als een weerloze haas vast te grijpen. Me heen en weer te schudden. Tot zelfs spartelen te vermoeiend was en ik enkel kon afwachten. Tot het voorbij was. Tot het over was. Tot ik mijn wonden kon likken. Ik mezelf te sterven kon leggen. Naast een weg. In een hol.
Lang heb ik gedacht dat ik vermoord ging worden door jou, dader. Maar daar was je een beetje te laf voor. Soms heb ik er spijt van. Soms had ik liever gehad dat je me koelbloedig vermoordde. Een dood kind zou erkend worden. Als misbruikt kind werd ik niet erkend.
Want ook na het misbruik zag ik jou nog. Ook na het misbruik nam je me bij de kraag en maakte je nog eens duidelijk hoe geheim ons geheimpje wel niet was. Tot ik praatte. Want praten had ik nodig. Maar geloofd worden? Neen. Want die brave dader en het laffe leugenachtige kind dat ik was. Jij zou me nooit misbruiken, toch?
Jij was de lieve man. De brave man. De vader, de buurman, de dorpsgenoot van Pol, Piet en Klaas. Jij was diegene die voor de ambiance zorgde. Jij was dé persoon om eens een pint mee te drinken. Misbruik is niet aan jou besteed.
Toch, dader?