Britse marktregulator wil optreden tegen greenwashing in modesector

Consumenten worden met duurzame claims vaak verleid om duurdere modeproducten te kopen, terwijl er op ecologische gebied geen enkele meerwaarde kan worden aangetoond. Dat blijkt uit een rapport van de Britse Competition and Markets Authority (CMA), die ook dreigt de namen te zullen noemen van modebedrijven die zich aan greenwashing schuldig maken.

De modewereld is de eerste sector die door de marktregulator op greenwashing wordt gecontroleerd. Er wordt aan toegevoegd dat in de toekomst ook andere sectoren – met in de eerste plaats wellicht de voedingsindustrie en supermarkten – zullen volgen.

Meerprijs

Naar schatting besteden Britse consumenten jaarlijks 54 miljard pond aan kleding en schoeisel. Verwacht wordt dat dit bedrag de volgende jaren verder zal blijven stijgen.

Volgens een aantal ramingen loopt het aandeel van de modesector in de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen op tot een niveau tussen 2 procent en 8 procent. Tevens genereert de sector grote hoeveelheden afval en vervuiling.

“In het Verenigd Koninkrijk wordt elk jaar ongeveer 300.000 ton gebruikte kleding verbrand of naar een vuilnisbelt afgevoerd”, merkt de regulator op.

“Klanten die zich voor het leefmilieu willen inspannen door duurzame producten te kopen, worden echter vaak door onterechte ecologische claims om de tuin geleid. Dit dreigt nochtans te zullen uitmonden in een verlies aan vertrouwen, wat het Verenigd Koninkrijk zou kunnen beletten zijn klimaatdoelstellingen te halen.”

“Ons onderzoek toonde dat ongeveer 60 procent van de consumenten te kennen geven dat ze mogelijk bereid zouden zijn om voor duurzame producten een hoger bedrag te betalen”, stipte Cecilia Parker Aranha, directeur consumentenbescherming van de Competition and Markets Authority, aan.

“Gemiddeld zou daarbij over een meerprijs van 9 procent gewag worden gemaakt. Dit betekent echter dat bedrijven beseffen met milieuvriendelijke producten meer inkomsten te kunnen verwerven, maar daarbij wordt vaak weinig moeite gedaan om het aanbod ook daadwerkelijk duurzamer te maken.”

Vertrouwen

De regulator maakt daarbij gewag van onder meer oneerlijke vergelijkingen met de concurrentie, waarbij aan individuele kledingstukken duurzame claims worden verbonden, zonder daarvoor enig echt bewijs aan te brengen.

Verder is er ook sprake van onterechte beweringen over het gebruik van gerecycleerde materialen in nieuwe kleding. Tevens werd vastgesteld dat vaak hele kledingassortimenten in winkels van een duurzaam label worden voorzien.

“Men moet zich tegenover deze beweringen sceptisch opstellen”, waarschuwde Parker Aranha nog. “Dit zou immers betekenen dat het bedrijf daadwerkelijk zou moeten aantonen dat elk onderdeel van zijn kledingketen – van productie tot afval – een duurzaam karakter heeft.”

“Bovendien moet worden vastgesteld dat ook het gebruik van gerecycleerde vezels vaak wordt overdreven. Vaak is bij de productie van kleding niet meer dan 16 procent tot 20 procent van de vezels afkomstig van recyclage.”

Door daders van greenwashing openlijk te vernoemen wil de regulator een voorbeeld voor de rest van de industrie stellen. “Bovendien moet het initiatief leiden tot een verandering in het gedrag”, beklemtoonde Parker Aranha. “Indien daarop echter niet wordt ingegaan, zouden de bedrijven mogelijk voor de rechter kunnen worden gedaagd.”

“Momenteel kunnen textielfabrikanten zich meestal ongestraft aan greenwashing schuldig maken. Hun claims worden zelden gecontroleerd. Dat is echter een groot probleem. Consumenten worden verleid de verkeerde producten te kopen, terwijl bedrijven met een daadwerkelijk ecologisch beleid hun concurrentievoordeel verliezen.”

“Dat alles kan uiteindelijk uitmonden in een verlies van vertrouwen, waarbij de consumenten geen geloof meer hechten aan authentieke duurzame claims die naar voren worden geschoven. Op die manier kunnen klimaatdoelstellingen in het gedrang worden gebracht.”

(ns)