De hele nacht was het feest op de Vlasmarkt. Zonder organisatie, maar met spontane leute. Als vanzelf ontstonden er vreugdevuren en toen de pompiers de vlammen eindelijk kwamen blussen, zat de nacht er eigenlijk al op.
De radio meldt dat het 1-0 is: AA Gent is virtueel kampioen. Oef, nu kan ik redelijk gerust mijn huis verlaten en naar het centrum spurten. Terwijl ik op de tram zit, blijft de nieuwsgierigheid wel knagen. Wat is de stand nu? Is er nog eens gescoord? Heeft Standard al gecounterd? Ik beheers de drang om van de zenuwen mijn polsen over te bijten.
Lummelen
Op mijn gsm – een belbak die de looks heeft van een inductieplaat – ontdek ik gelukkig een app waarmee ik naar de radio kan luisteren. Peter Vandenbrempt zegt dat Gent het een beetje laat afweten, maar voorlopig geen paniek: we zijn nog altijd virtueel kampioen.
In de Overpoortstraat staat een massa, maar het is er wel zeer kalm. Titelkoorts? Niets van te merken. De studenten staan op straat te lummelen alsof AA Gent hoogstens in de running is voor de derde plaats in Play-Off 2. “Een prangende slotfase van de eerste helft”, vat Vandenbrempt samen bij rust.
Castratie zonder verdoving
Ik heb niet het gevoel dat er hier een zwaar feest zit aan te komen en ik besluit dat ik maar beter naar de Vlasmarkt kan trekken. Wanneer ik het Sint-Pietersplein passeer, zie ik dat enkele olijkerds zich verliezen in een spelletje beachvolley: “Titelwedstrijd? Bwa, wij gaan liever volleyballen.” Sommige mensen zijn het smout op hun boterham niet waard. Een beetje verder kruis ik zelfs een duo baardige hipsters die er niet beter op hebben gevonden dan zich in rood-witte vodden te hullen. Castratie zonder verdoving is nog te mild voor zo’n verraad.
Pas op, ik ben geen diehard voetbalfan. Natuurlijk móét de Gantoise kampioen spelen, uiteraard is de Ghelamco Arena het schoonste stadion van ’t land en het spreekt voor zich dat er geen wijzere supporters zijn dan de Buffalo’s, maar dat zeg ik maar omdat ik een klein beetje bevooroordeeld ben wegens mijn Gents-nationalistische inborst. Ik bedoel maar: voetbal gaat, anders dan wielrennen, niet over sportieve prestaties, maar over de verbondenheid onder de supporters. Voetbal is een gesublimeerde stammentwist waarbij je de zege of het verlies collectief beleeft.
Ik marcheer door de uitgestorven winkelstraten van Gent, maar mijn oren bevinden zich in de Ghelamco Arena. “Penalty!”, roept Peter Vandenbrempt. Shit, er valt hier nergens een scherm te bespeuren. O, godvermiljaarde, goal! 2-0! Ik hoor het stadion ontploffen en een schaduw trekt over de stad: het dak is van de Ghelamco Arena gevlogen en zweeft nu boven Gent.
Tegen dat ik de Vlasmarkt bereik, is de schemering zich al flink aan het doorzetten. In de verte hoor ik de nacht reeds roepen. Het feest kan bijna niet meer wachten om los te barsten. En ja hoor, ook op de Vlasmarkt staat al een massa klaar om de Gentse Feesten voortijdig in te zetten.
De niet-benoemde nachtburgemeester van Gent, Edmond Cocquyt Jr. (N-GA), staat goedkeurend te glimlachen. “Het is zo’n avond dat mannen van hun vrouw nog eens buiten mogen komen om goed zat te worden”, zegt hij.
Blote borsten
Aan de gevel van de Charlatan en de Jos hangen een paar blauw-witte lappen stof die moeten doorgaan voor vlaggen. “Pure improvisatie”, grijnst Edmond, “want niemand heeft vlaggen. De verkoop van blauw-witte doeken is overal ontploft. Tja, wat wil je: we hebben zoiets nog nooit meegemaakt, we hebben meer dan honderd jaar aan een stuk geen titel gewonnen.”
Mensen laten volop blauw-witte indianen op hun armen en benen schilderen. Vlug, want het eindsignaal nadert! En verhip, wat zal er dán gebeuren? Zullen mannen huilend van geluk ten gronde storten, terwijl vrouwen in pure euforie hun blote borsten bovenhalen? Zal de hemel openbarsten en een vloedgolf van bier over ons uitgieten? Kortom, wat staat er mij te… Ik krijg niet de kans om mijn mijmering af te sluiten, want de arbiter heeft gefloten. Boem, we zijn kampioen!
‘Allahoe Akbar!’
Het volk juicht en zwaait met alles wat los of niet al te vast zit. Edmond doet wat hij gewoonlijk doet wanneer hij overmand is door gevoelens van welbehagen: hij begint iedereen te kussen die te dicht bij hem staat. Ik probeer mij voor te stellen hoe groot de ontlading nu is in de Ghelamco Arena. Het aantal tranen dat daar vloeit, moet je wellicht in kubieke meters uitdrukken. De enormiteit van de geschiedenis drukt op het hart van de supporters die al decennia als één blok achter de Gantoise staan, zonder dat ze ooit één platte prijs konden vieren. Dat ze het mogen meemaken, na duust jaar, eindelijk die titel!
Een langharige zot, we noemen hem gemakshalve Nicolas Marichal, gaat uit het raam op de eerste verdieping van de Jos hangen om zijn vreugde uit te brullen. De eerste auto’s parkeren zich temidden van de Vlasmarkt – het zien er Gentenaars uit met een Turkse migratieachtergrond. Heel gepast zingen en roepen ze van “Buffalooooo!” en “A! A! Gent!”. Eentje gooit er voor de gein “Allahoe akbar!” tussen. Doordat hij zijn lach met moeite kan inhouden, hoef ik niet te vrezen dat zijn wagen zal ontploffen met medeneming van honderden mensenlevens.
Gentse Turken zijn ook Buffalo’s
Aan de andere kant van het plein, dit strijdtoneel der Gentse Feesten, arriveert Bengaals vuur. Alsof het ingestudeerd is, begint de massa errond te dansen, iets tussen de charleston en de horlepiep.
Zonder vrees
“Ik ben echt een beetje van mijn melk”, komt Nicolas – de langharige zot van daarjuist – me vertellen. “Vooral voor de oudere supporters die daar al hun hele leven staan om hoogstens tweede te worden moet dat wat zijn. Mijn pa is nu 67 jaar en die mens staat nu te bleiten in de Ghelamco Arena, daar ben ik zeker van.”
Nog meer Turken arriveren met hun wagens. Zonder vrees kruipen ze op hun dak en trachten ze zwaaiend met Buffalovlaggen en Bengaals vuur de massa op te jutten. Onze Turkse vrienden zijn vanavond meer Gentenaar dan ooit tevoren. Wat zeg ik, íédere Gentenaar is meer Gentenaar dan ooit tevoren. (Behalve Edmond Cocquyt Sr., die heeft als supporter van Racing Gent Zeehaven besloten dat hij vanavond naar het Eurovisiesongfestival kijkt.)
Tristesse
De hele Vlasmarkt is volgestroomd, maar politieagenten zien we niet. Evenmin lopen er sfeerbeheerders of stewards rond om het feest in goede banen te leiden. Zo’n feest leidt zichzelf wel in goede banen, daar hebben we geen flikken voor nodig, integendeel, merci.
De boomlange Thomas Labath, zaakvoerder van het koffiehuis dat zijn naam draagt, weet met zijn vreugde geen blijf. Gent kampioen, juij! Maar toch kleeft er voor hem tristesse aan de titel. “Voor het eerst in vijftien jaar had ik geen abonnement. En dan pakken ze de titel!”, zegt hij.
“Oei, dan is dit eigenlijk de triestigste dag uit uw leven?”, zeg ik waar het op staat.
Thomas denkt even na. “Ja, verdomme, dat ís gewoon zo. Ik ben er twee dagen slecht van geweest, maar ik heb er mij over gezet. Allez Gantoise!”
Een jongeman die ik vaagweg moet kennen, maar niet herkend had, komt goeiedag zeggen. Hij heet Bjørn en houdt zich bezig met street art. “Sorry dat ik zo dronken ben”, zegt hij.
Ook met een constructie van fietsen vier je de titel
Ik stel hem gerust: “Geeft niet, op een dag als vandaag zou het omgekeerde veel erger zijn. Wie nu nuchter is, saboteert het feest.”
Een collega van me die voor De Tijd schrijft, arriveert op de Vlasmarkt. Hij komt recht van de Ghelamco Arena. “Veel heb ik eigenlijk niet gezien van de match, maar het schijnt dat het goed was”, onthult Jan met een kwinkslag.
Alchololiekers
Opeens horen we de sirene van een ambulance die het euvele plan heeft om zich een weg door de massa te banen. De blauw-witte zwaailichten liggen aan, waarop het volk niet anders kan dan te beginnen te zingen van “C’est Buffalo!”. Franckie Vermandel, een schoorsteenveger die een hart heeft van peperkoek (met roestige nagels in), kijkt bezorgd en zegt: “Ze moeten dringend iemand afvoeren: één van Brugge die aan het bleiten is.”
De nacht vordert en dezelfde mensen die tien nachten lang de Gentse Feesten kruiden, komen ook nu bovendrijven op de Vlasmarkt. Bram Bostyn, een showbizzmanager met meer humoristisch talent in zijn stal dan de volledige concurrentie kan samenbrengen, maakt een messcherpe analyse: “Ik heb de indruk dat er hier eigenlijk niet veel mensen geïnteresseerd zijn in voetbal. Het zijn gewoon de alcoholiekers die weer buiten komen.”
Tribale uiting van blijdschap
En toch: ook om drie uur ’s nachts staan er nog mensen te zingen van “A.R.A.G!”. Gesprekken worden onderbroken omdat iemand plots de nood voelt om “Allez, Gantoise!” te roepen. Stijn Lemaire, een Buffalo die zo fundamentalistisch is dat hij een ouderwetse pet draagt en twee jaar geleden zijn schouders zette onder het boek ‘Ons Gantoise’, staat te genieten. Wanneer zijn maten plots beginnen te dansen en “Lalalala!” te zingen, zegt hij: “Machtig!” Waarop hij vrolijk meezingt.
Loopjongens van Het Laatste Nieuws delen de kampioenenkrant uit aan het volk. Raar, alsof iemand nu zin heeft om een gazet te lezen. Al snel gooien pientere geesten enkele gazetten op een hoop en ontstaat er een vreugdevuur. Er zijn niet eens flikken of pompiers in buurt om die tribale uiting van blijdschap aan banden te leggen en eventueel te bestraffen.
Wie ook straf verdient (of hulde), is Nicolaas. Door moedwillig de illegaliteit op te zoeken heeft hij getoond dat zijn liefde voor de Gantoise geen grenzen kent. “Ja, ik heb mijn toegangsticket voor het stadion vervalst”, bekent hij. “Ik móést daar absoluut zijn, ik had geen andere mogelijkheid. Als ik van mijn baas geen dag congé had gekregen, had ik ontslag genomen. Om de Gantoise kampioen te zien spelen, zou ik mensen verkrachten en bedreigen. Echt waar.”
De woorden van Nicolaas zijn nog niet koud of de flikken arriveren. Aan de overkant van de Vlasmarkt zie ik een colonne van vijf brandweerwagens opdoemen. Vijf! Er springen pompiers uit de camions en ze marcheren naar het vreugdevuur, dat dankzij enkele paletten voor gezellige warmte zorgt. De pompiers komen het vuur compleet dood spuiten. Twee uur mocht het ongehinderd branden, maar plots zijn ze daar om ons licht in de duisternis te vesmoren.
Laatste stuiptrekking
De Vlasmarkt ligt gelukkig vol met weggegooide edities van Het Laatste Nieuws en twee minuten later flakkert er al een nieuw vreugdevuur op. Maar deze keer grijpen de flikken in: met vier man stampen ze het weerloze vuur uit. Wat een machtsvertoon! Zullen ze zulke heldendaden nog kunnen uitvoeren als ze 59 jaar zijn? Een flik heeft toch een zwaar beroep, hé.
Wanneer de flikken hun kar gekeerd hebben, rijzen de vlammen weer op. Het is echter een laatste stuiptrekking. Deze keer is het de meest beschilderde en besjaalde Buffalo die per se alle vuur wil doven. “Want de flikken hebben dat gezegd!”, roept de man tegen al wie gezelligheid te hoog in het vaandel voert. Hij gaat zowaar een emmer water halen om zijn woorden kracht bij te zetten.
Als alle vuur geblust is, rest er ons geen vreugde meer. Tijd om naar huis te gaan, het ochtendgloren neemt de hemel al in. Het is half zes, maar er staat wel nog volk op de Vlasmarkt. De voortekenen voor de Gentse Feesten zijn nooit gunstiger geweest dan vanochtend.