De harde realiteit over pensioenen: wie nu jong is kijkt aan tegen een wereld zonder

Veel trammelant de jongste tijd over pensioenen. Er was de rel waaruit bleek dat je als zelfstandige die 45 heeft gewerkt minder pensioen krijgt als iemand die er een carrière als beroepsdopper op heeft zitten. En dan was er die toestand over het afkopen van je studiejaren om zo later meer pensioen te krijgen. Maar, hoe realistisch is het concept pensioen nog voor jonge mensen? 

De wettelijke pensioenleeftijd wordt in 2025 in ons land verhoogd tot 66 jaar en in 2030 tot 67 jaar. Maar dat is, afgaande op hoe nuchter je de zaken bekijkt, nauwelijks een begin of an sich al wishful thinking.

De realiteit is dat we naar een tijdperk zonder pensioenen – tenminste zoals we die kennen – aan het evolueren zijn. Het gaat volgens specialisten die daar mee bezig zijn (en buiten de politiek staan) ook sneller gebeuren dan we graag willen denken.

Sommige voorspellen dat in West-Europa mensen die nu de veertig zijn gepasseerd daar wellicht al mee geconfronteerd zullen worden.

Te laat

Dat zijn mensen die over het algemeen nog wel overtuigd zijn dat ze ongeveer dezelfde regeling konden verwachten dan ze nu bij hun ouders zien: stoppen met werken ergens halverwege 60 en 70, op dat moment goed verdienend en met nog genoeg tijd en gezond genoeg om een pak dromen te verwezenlijken.

Maar, zeggen analisten, voor wie zo redeneert is het wellicht al te laat om dat scenario nog ooit voor elkaar te krijgen.

Voor wie nu aan z’n carrière begint, zijn de perspectieven zo mogelijk nog angstaanjagender, tenminste als ze de huidige norm als vooruitzicht hanteren. Volgens de meest rooskleurige voorspellingen, zullen tegen het jaar 2060 mensen minstens tot hun 75ste moeten werken. Dat zijn, zoals gezegd, de meest voorzichtige voorspellingen. De meeste research stelt dat we tegen dan, als we pensioenen die eenzelfde levensstandaard als nu willen handhaven, voorbij onze 80 zullen moeten blijven werken.

Hoe realistisch is dat? Kan je, zelfs met de medische vooruitgang en het feit dat mensen wel degelijk langer gezond blijven, iemand van die leeftijd zien functioneren in een arbeidsmarkt? Een arbeidsmarkt die steeds meer eisen zal stellen en die technologisch steeds sneller zal evolueren.

Zijn we bijvoorbeeld bereid om kinderen of tieners in een klas te zetten met een leraar van 75? Kunnen we ons inbeelden dat een bouwvakker op die leeftijd nog krom gaat staan? Niet echt.

Kloof

Er is nog een gevolg: de ongelijkheid zal fors toenemen als het huidige stelsel, net in het leven geroepen om iedereen een mooie oude dag te garanderen, gehandhaafd blijft.

Dat zit zo: het zullen vooral rijkere mensen zijn die nog een pensioen kunnen claimen. De lagere middenklasse en arbeiders zullen – er is niet echt een mooiere manier om dit te zeggen – sterven voor ze aanspraak op dat pensioen kunnen maken. Nog eens: als we het systeem houden zoals het nu is.

Dat is geen politiek statement, het is een wetenschappelijk onderbouwde redenering. Mensen uit die klasse betalen – alweer, globaal genomen – een hogere gezondheidstol met het soort werk dat ze verrichten. Je lichaam verslijt sneller als je handenarbeid of ander fysiek werk verricht, zo simpel is dat. Daar komt bij dat mensen met een lager inkomen in de regel ook ongezonder leven. Dat is geen oordeel, het is iets wat blijkt uit tal van wetenschappelijke studies.

We gaan dus, als we de pensioenleeftijd blijven verhogen en vasthouden aan ons systeem, geconfronteerd worden met steeds meer mensen die moeten stoppen met werken, maar zich dat niet kunnen veroorloven.

Omdat ze geen recht zullen hebben op een uitkering wegens te jong, maar ook omdat ze bovendien toenemende medische kosten hebben. Of, iets dat wel eens over het hoofd wordt gezien, ze door de vergrijzing ook met ouders zitten die langer blijven leven en zorg nodig hebben.

Sparen wordt moeilijker

Een andere trend die de specialisten zien is dat mensen die nu afstuderen of jonger dan 35 zijn het moeilijker hebben om een spaarpotje op te bouwen voor hun oude dag. Dat heeft met verschillende zaken te maken: onder meer wat “increasingly casualised employment” heet, steeds meer tijdelijke jobs, interim, etcetera. Ook wonen, een huis huren, kopen of zetten, is ondanks lage intresten relatief een pak duurder geworden voor die generatie. Het “profiteren” van erfenissen wordt, buiten een groep van kinderen van rijke mensen, een steeds moeilijker verhaal, want door de vergrijzing moeten hun ouders hun eigen spaarpot steeds meer aanspreken.

Het ziet er dus niet echt geweldig uit. We zijn in deze situatie verzeild geraakt door een bijzonder spectaculaire vergrijzing enerzijds. Rond 1860 lag de levensverwachting in ons land op 37 jaar. De huidige levensverwachting ligt rond de 78 jaar, terwijl de meeste mensen overlijden op een leeftijd van 85 jaar.

Dat zegt niet alles, omdat bijvoorbeeld de kindersterfte nog veel sneller is afgenomen, maar dit is wel relevant: in 1960 bedroeg de levensverwachting van 65-jarige mannen nog 13,9 jaar, tegenover 15,4 jaar in 2006. Na het jaar 2000 is echter ook de resterende levensverwachting van 65+ers sterk gestegen. 63% van de mannen in ons land zullen de leeftijd van 80 jaar bereiken en voor vrouwen is dat zelfs 75%.

De afhankelijkheidscoëfficiënt van de ouderen gaat stijgen van 27% nu naar 43% in 2060. In 2016 telde het Vlaams Gewest één 67-plusser voor 4 personen tussen 18 en 66 jaar. In 2060 is die verhouding 1 op 2,5.

Een ander hallucinant cijfer is dit: 130 miljoen West-Europeanen die nu rondlopen, zullen minstens 100 jaar oud worden. De helft van de kinderen die nu worden geboren, worden 103 jaar volgens wetenschappers.

Politieke angst

Het probleem is dit: terwijl de leeftijd waarop mensen fysiek niet meer in staat zijn om te werken niet spectaculair is toegenomen, hooguit met enkele jaren, is de levensverwachting dat wel. Om het heel cru te zeggen: als je vroeger 65 was, stopte je met werken, en had je geluk als je er nog een paar jaar kon bijdoen. Die paar jaar worden er straks 30 of 40.

Veel kan je daar alvast niet aan doen: we kunnen moeilijk de medische vooruitgang terugdraaien, en hoewel dat in visionaire toekomstromans wel eens wordt geopperd, het invoeren van een maximum leeftijd is in onze maatschappij niet bespreekbaar.

Het probleem is dat we die trends niet vandaag ontdekken. Wetenschappers zijn al sinds de jaren 60 aan het voorspellen dat ons pensioenstelsel onhoudbaar is. Politici hebben de cijfers gewoon niet onder ogen willen zien, en eigenlijk willen ze dat nog steeds niet. Wat er moet gebeuren is een boodschap waarmee niemand naar de kiezer wil gaan, en die kiezer treft ook schuld, want die wil wel degelijk zo’n boodschap niet horen.

We hebben bovendien een mentaliteit gekweekt zeggen de wetenschappers: door het systeem zo te maken in West-Europa dat mensen gemiddeld twee derde van hun laatste loon krijgen als pensioen, hebben we ze een reden gegeven om in veel minder mate te sparen voor “later”.

Het is een systeem zeggen ze dat enorm bijgedragen heeft om de economische groei te stimuleren, maar dat ons de volgende decennia erg zuur gaat opbreken. Een mentaliteit valt immers maar moeilijk te reglementeren of bij te sturen met wetten.

Wat overheden nu heel stilletjes proberen te doen is de pensioenleeftijd verhogen. Het idee is simpel (té simpel om ooit te kunnen werken): door mensen langer te laten werken, dragen ze ook langer bij, en die verhoging moet dan de meerkost door de langere levensverwachting opvangen.

De oplossing die er geen is

Dat zou in theorie kunnen werken als je die pensioenleeftijd evenredig verhoogt met de levensverwachting. Maar, dan zou je nu al de pensioenleeftijd een stuk in de zeventig moeten leggen. Politiek onverkoopbaar. Bovendien ga je er van uit dat iemand van pakweg 67 dezelfde waarde heeft voor een werkgever als iemand van pakweg 35. We moeten daar eerlijk zijn: hoewel oudere werknemers zeker een plaats hebben en absoluut nuttig kunnen zijn voor een onderneming, is dat in de meeste gevallen wishful thinking.

Trouwens, die werknemer van 67 brengt de staat niet zoveel op als die van 35. Mensen van die leeftijd consumeren minder en zorgen dus voor minder belastingsinkomsten. En ze kosten meer aan de maatschappij in de vorm van gezondheidszorg.

We know nothing

Soit, waar we bovendien mee zitten is dit: drie op tien Vlamingen die nu tussen 55 en 64 zijn hebben eigenlijk niks gespaard om hun pensioen betekenisvol te supplementeren. Ongeveer de helft van de Vlamingen tussen 30 en 40 kan of wil niet sparen voor z’n pensioen, of doet hooguit wat fiscaal een voordeeltje oplevert.

Vier op tien werkenden onder 40 blijken totaal, maar dan ook totaal geen inschatting te kunnen maken van hoeveel geld ze nodig zullen hebben eenmaal ze op pensioen zouden gaan en enigszins hun levensstijl te behouden. 8 op 10 geeft eerlijk toe geen benul te hebben van hoeveel ze nu zouden moeten sparen om dat doel te bereiken. En, dat is geen verwijt, want simpel is dat hoegenaamd niet.

De Romeinen maakten het ook al mee

Er zal dus iets moeten veranderen. Maar, zoals altijd: we’ve been here before. Doorheen de geschiedenis, teruggaande naar de Romeinen, zijn overheden op verschillende tijdstippen al geconfronteerd geweest met de gevolgen van gecrashte pensioenstelsels. Dat liep altijd slecht af voor degenen die baas waren. Politici weten dat ook wel.

In het jaar 14 bijvoorbeeld ging het Romeinse rijk bijna ten onder omdat de keizer Augustus besloot de pensioenleeftijd van legionairs te verhogen en de grootte van het pensioen in te perken, waardoor troepen in Pannonia en Germania aan het muiten gingen. Er moesten heel wat koppen rollen (letterlijk en figuurlijk) voor die situatie rechtgezet werd.