Van de 4 miljard euro geldmiddelen die voor de dienstencheques gemobiliseerd worden komen er 3,1 miljard euro van de gemeenschap, onder andere 1,9 miljard euro Sociale Zekerheid en 850 miljoen euro door minder belastinginkomsten. Per VTE wordt 50.695€ uitgegeven waarvan 28.211 euro voor loonkost werk- nemer, dwz slecht 56 procent van de totale kost gaat naar jobs. 45 procent van de ooit gebruikers heeft het laatste jaar geen cheques gekocht. Gemiddeld aantal gebruikte cheques is in Brussel is met 158 extreem hoog, in het Vlaams gewest is dat 123, in Wallonië 113. Ook worden in Brussel 12,5 procent van de aangekochte cheques geteld. Vermindering belastingaftrek tot 10 procent in Wallonië zorgt voor verminderd gebruik, dit in tegenstelling tot het Vlaamse en Brusselse gewest (30 procent vermindering).
Zie tabel: Technische fiche dienstencheques 2003-2015 voor het detail per maand en per maand en 19 grafieken. Deze tabel kan langs de +jes tot op het grootste detail geopend en gesloten worden. Ze bevat volgende onderdelen (hieronder een printscreen):
Sinds mei 2003 volgen we maand na maand de evolutie van en discussies over de dienstencheques. Ondermeer door nauwgezet het beschikbare cijfermateriaal bij te houden. Als er dan al eens een maand was dat we vergaten de cijfers te kopiëren was er altijd dezelfde ambtenaar om deze aan te vullen. Ook nu om het overzicht van 2015 bij te werken. De ’technische’ fiche is intussen uitgegroeid tot een database die alle gegevens omvat en een aantal berekeningen die de dienstencheques en haar evolutie in profiel zetten
Vaststelling is dat de jaarlijkse evolutie alsmaar minder in de aandacht gekomen is en spijtig genoeg quasi betekenisloos geworden is. De pogingen van het HIVA om deze evaluaties mee ter hand te kunnen/mogen nemen stranden steeds op de voorkeur voor een commercieel onderzoeksinstituut. De eigen erg kritische evaluaties, soms in opdracht van de vakbeweging, werden dan weer vakkundig door de politiek onder mat geveegd.
En waar blijft het evaluatierapport Dienstencheques van Idea-Consult voor 2014? Enkel de evaluatie voor 2013 is vooralsnog beschikbaar. Of is de evaluatie voor 2014 (en 2015) afgeblazen?
De toewijzing van de dienstencheques aan de gewesten zal allicht weinig veranderen aan deze evaluaties op maat. Het belangrijkste gevolg van de ‘vergewestelijking’ is dat in de Waalse gemeenschap de dienstencheques maar 10% belastingsvoordeel opleveren, in Brussel en het Vlaams gewest bleef het 30% voordeel voor de gebruiker behouden. Rekening houdend met het aandeel dienstencheques in elk gewest blijft er een gemiddeld voordeel van 25%. Maar in Wallonië heeft deze reductie tot 10% al een gevoelig effect op het aankoopgedrag, in tegenstelling tot het Vlaams en Brussels gewest.
1. De budgettaire kost van de dienstencheques
De vraag dient gesteld hoeveel miljard € dient gemobiliseerd om het systeem van de dienstencheques te doen draaien. Dat is meer dan de dotaties van de RVA vanuit de sociale zekerheid of de netto-kost voor de gebruiker. De totale financiële input voor de dienstencheques bedraagt in 2015 bijna 4 miljard € en deze bestaat uit:
– de effectieve kost voor de gebruiker, dus na aftrek van de belastingsvermindering – de belastingsvermindering toegekend aan de gebuikers – de rechtstreekse betoelaging van de ondernemingen in cash – de bijkomende RSZ-verminderingen langs allerhande systemen – de bijkomende inzet van middelen in personeel en materiaal (omkadering, lokalen, vervoer) – de verminderde inkomsten doordat de BTW niet van toepassing is.
Dat geeft het volgende plaatje:
2. Het aantal jobs dat door dienstencheques gecreëerd wordt
De berekening van het aantal VTE gebeurd voor alle jaren op een gelijke wijze. De factoren in deze berekening worden betrokken uit de onderzoeken en evaluaties die de laatste jaren zijn gebeurd. Als gemiddelde jobtime wordt 0,58 aangehouden en het gemiddeld aantal effectief gepresteerde arbeidsuren wordt gelijkgesteld aan het algemene gemiddelde in België, nl 1.600 uren voor in totaal 1976 betaalde uren (260 dagen aan 7,6h). Uitgangspunt is het exact aantal cheques per jaar die elk overeenkomen met 1 effectief arbeidsuur, dwz de aanwezigheid gedurende een uur van een werknemer bij iemand die betaalt met dienstencheques. De niet gepresteerde uren (1976-1600) zijn verlof, feestdagen, klein verlet, ziekte na gewaarborgd loon, verplaatsing enz.
Het aantal jobs gaat dus voort op een toepassing van de arbeidswetgeving waarbij voor 1 uur werk, 1,25 uur betaling voorzien wordt (1.600/1.976). Voor 2015 gaat het dan om 77.888 voltijdse eenheden, omgerekend aan gemiddeld 0,58 jobtime komt dit overeen met 134.290 jobs.
3. De totale kost per Voltijdse JobEquivalent (VTE) en de loonkost per VTE
De totale kost per VTE om het dienstenchequessysteem draaiende te houden is eenvoudig te berekenen: 4 mia €/77.888 of 50.696€. Het aandeel van de overheid in deze totale kost is 39.655€ per VTE.
Als evenwel enkel de ‘Ondernemerskost’ in rekening gebracht wordt, dwz alle kosten die een werkgever maakt om de jobs operationeel te maken dan gaat het om 35.264€ per VTE. Om tot de brutoloonkost te komen die effectief uitgegeven wordt aan de werknemer dient 25% van deze ‘ondernemerskost afgetrokken, zijnde de 20% overschot/winst zoals uit de laatst gekende financiële doorlichting bleek, alsmede 5% voor materiaal en logistiek. Uiteindelijk wordt per VTE 28.211€ besteed om de werknemer te betalen.
Men kan de proef op de som nemen door voort te gaan op bv een bruto uurkost van 11€, aan 1976 uren per jaar en daarop 30% werkgeversbijdrage sociale zekerheid te berekenen, hetgeen 28.257€ per jaar geeft.
.Het rendement van investering van 50.695€ per VTE is bekeken vanuit de tewerkstellingscreatie en de uitbetaalde lonen aan de dienstenchequeswerknemers 56%. Ter vergelijking, bij de Sociale Maribel, ook een gesubsidieerde tewerkstelling met gelden van de Sociale zekerheid die als dotaties worden toegeleverd aan de sector van niet op winst gerichte bedrijven, is 98%, dwz slechts 2% contextkosten.
4. Wie stelt nog de fundamentele vragen?
De vraag, zoals het HIVA en Jozef Pacolet ze al zovele malen heeft gesteld, blijft of de dienstencheques niet selectiever dienen toegewezen, wat de relatie met de zorg is enz. Ook of de dienstencheques een gemakkelijke en goedkope manier zijn voor gehandicapten met een PAB om kwalitatief onzekere zorg in te kopen zonder daarbij gebonden te zijn aan de sectorbarema’s. Wanneer kijkt de sociale inspectie daar eens op toe, en wanneer komen de vakbonden eens wat feller uit de hoek. Het toebehoren tot een PC en de verplichtingen en CAO’s daaraan verbonden, vloeit voort uit de activiteit die gebeurt, en is hulp aan gehandicapten niet de kerntaak van de gehandicaptensector?
Zulk een (her)besteding van de dienstencheques met uitschakeling van de niveau’s van winst (20%) en van betaling van CEO’s weddes (jawel ondernemingen met 3.000 dienstenchequers) zou het rendement van de budgettaire input voor tewerkstelling kunnen doen stijgen van de huidige 56% naar minstens 90%.
Of geeft men er de voorkeur aan om de dienstenchequesfinanciering te zien als een zoethoudertje voor de ‘commerciële’ ondernemingen om ook eens van de ‘betoelaagde tewerkstelling’ te proeven, en dan moet men de grote schep eigen voordeel er maar bijnemen. Het moeten niet alleen de grote ondernemingen zijn die belastingsvoordelen hebben, en als de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid van 33% naar 25% dalen dan verruimt dit ook de mogelijkheden om meer voor zichzelf te houden, ook bij de dienstenchequesondernemingen. Behalve voor die van het OCMW, als de lokale besturen er van uitgesloten worden, maar dan kan De Wever nog eens ‘positief’ reageren. Want hoe zit het nu met de werkgeversbijdrage van z’n personeel in de zorgbedrijven?
5. Evolutie van aankoop en gebruik dienstencheques 2003-2015
Overzichten van Aangekochte en Gebruikte dienstencheques per gewest van 2003 tot 31/12/2015. Gebruikte dienstencheques zijn cheques die ter betaling door de werkgever bij Sodexo worden aangeboden. Bij de het overzicht van de Gebruikte dienstencheques gebeurt de verdeling naar gewest volgens plaats van de vestiging van de onderneming, bij aankoop het gewest waar de gebruiker woont.
Globaal is de aankoop en gebruik gestabiliseerd de laatste 4 jaar op een kleine dip in 2014 (na de stijging van de gebruikersprijs) na. Het verminderen van de belastingsaftrek tot 10% in Wallonië laat zich gevoelen maar wordt door de stijging het Vlaams gewest gecompenseerd.
Het relatief hoge gebruik van Dienstencheques in Brussel heeft ons altijd onlogisch geleken. De sanering van de Brusselse ondernemingen is begrijpelijk maar zonder echte of zichtbare impact op het gebruik. Worden er in Brussel, onder het mom van persoonlijke dienstverlening dienstencheques gebruikt voor de kuis van gebouwen, bureaus van vrije beroepen, of ‘fictief’ gebruik?
6. Evolutie van het aantal dienstenchequesondernemingen
Misschien moet het Rekenhof haar vernietigende oefening van voor zes, zeven jaren geleden nog eens overdoen? Hun vaststellingen en suggesties van indertijd werden verregaand om niet te zeggen volledig politiek genegeerd.
7. Aantal dienstencheques per gebruiker
Er is geen logische verklaring van het hoger gebruik van dienstencheques in Brussel, behoudens ‘oneigenlijk’ gebruik
8. Evolutie van ‘gebruikers’ de laatste 12 maanden en ‘ooit’ gebruikers
De maandelijkse RVA-statistiek laat toe de dynamiek van de gebruikers vanaf 2009 nauwgezet op te volgen. Zo kan nagegaan hoeveel ‘ooit’gebruikers er geweest zijn, en hoeveel er de laatste 12 maanden nog gebruik gemaakt hebben van dienstencheques. Er kan met name een beeld gegeven van de ‘uitval’ door overlijden (allicht minimaal), door afhaken of door reïntegratie in het zwarte circuit, de activiteit blijft behouden maar niet meer het werken met dienstencheques. Het volume van uitval bedraagt momenteel 45%, dwz dat op 100 personen die ooit een dienstencheque gekocht hebben er 45 zijn die dat de laatste 12 maanden niet meer gedaan hebben. Daar is nooit onderzoek naar gebeurd.
Twijfel aan deze vaststelling kan niet bestaan gezien door ACCOR en nu SODEXO een database wordt bijgehouden van unieke gebruikers waarbij onmiddellijk kan afgeleid of iemand, ook al heeft hij al drie jaar geen cheques meer gebruikt, toch als ooit-gebruiker wordt herkend en dus maar 1 x meetelt.
In het Vlaams gewest is er een grotere getrouwheid, nl 57%, in Brussel 54% en in Wallonië maar 50%. Ook de evolutie is opvallend van 31% uitval in 2009 naar 55% in 2015.
Saldo van nieuwe en weggevallen gebruikers per maand
Voor de overzichten per gewest, zie de technische fiche. In januari 2010 en 2015 hebben er meer gebruikers afgehaakt dan er bijgekomen zijn. Ook in december 2015 is er een dip.
Maar dit overzicht mag niet doen vergeten dat in de long run er een stijgend aantal afhakers zijn, dwz sinds 2003 meer dan 45%, in 2009 was dat al 30% tav van wie sinds 2003 gebruiker geworden is.
Besluit
De Dienstencheques zijn in mei 2003 gestart als een project van Vandenbroucke om 25.000 nieuwe jobs te creëren, binnen een budgettaire enveloppe. Deze is weggevallen en gaat het om het vijfvoudige van de oorspronkelijke opzet. Vooral de commerciële ondernemingen hebben zich op de dienstencheques geworpen om voor hen voordelige zaken te doen met in het begin vooral extreem precaire tewerkstelling. De niet-commerciële ondernemingen hebben zich in dat spoor gezet om ook hun deel van de markt te bedienen De coöperatieve ondernemingen hebben zich gehaast om zich bij de ‘op winst gerichte ondernemingen’ te scharen.
Het Rekenhof heeft nog alarm geslagen, het HIVA werd tot 2x voor de officiële evaluatie aan de kant geschoven ten voordele van het commerciële Idea-consult. Het ACV heeft hen dan maar de middelen gegeven om zelf een kritisch geluid te laten horen. Gezien het tewerkstellingsvolume is de dienstenchequestank alsmaar verder gevaren en werd het een cruise voor de aandeelhouders en kaders van de commerciële ondernemingen. 4 miljard is nu het globale kostenplaatje waarvan meer dan 3/4 of 3,1 mia € op kosten van de samenleving.
Het Waals gewest heeft met haar maximum van 10% afhouding al gesnoeid in deze overheidsbetoelaging. De dienstencheques liggen erg gevoelig bij de liberalen en N-VA, daarin snijden zou wel eens in hun eigen vel snijden. Intussen blijven de dienstencheques een icoon om uiterst voorzichtig om te gaan met het geheel van de ‘betoelaagde dienstverlening”, toch een erg belangrijk deel van het ‘overheidsbeslag”. Het aandeel van de publieke tewerkstelling/dienstverlening in de loontrekkende tewerkstelling is nog altijd stijgend en bedroeg 45,8% begin 2015.
In tegenstelling tot wat velen denken vormt de publieke dienstverlening de motor van de economie, en niet de ‘private commerciële sector’ die vooral leeft op kap van de overheid zonder inkomsten te genereren of hun deel van de belastingen te betalen. Het is de bevolking, inbegrepen deze helft van de loontrekkenden die toelaat dat het bedrijfsleven verder kan teren en voor een goed stuk de toegevoegde waarde, gerealiseerd door de publieke dienstverlening, afromen. Voor verder detail en methodologie zie BuG 271 on-line
De dienstencheques, zijn er, tot spijt van wie het niet graag heeft, een onderdeel van de publieke dienstverlening. Zij zijn een element geworden om de aanvallen op de publieke dienstverlening af te zwakken of te neutraliseren. Ook uit dat oogpunt is het misschien nuttig dat ze blijven bestaan.
Alle gegevens met detail per maand tussen 2003 en 2015 en 19 grafieken (alle +jes moeten dan open zijn) zijn te exploreren in tabel: Technische fiche dienstencheques 2003-2015.
Jan Hertogen, socioloog