Eindeloopbaan lekt overal behalve in de Non-Profit

Eindeloopbaan lekt overal behalve in de non-profitsector, waar de 55+ in de 32 urenweek, de 50+ in de 34urenweek en de 45+ in de 36 urenweek werken. Deze sector telt 677.788 werknemers. De uitstroom bij 55 tot 59 jarigen binnen deze sector gemeten op 5 jaar is 2,6 keer lager dan in alle andere sectoren samen. Gemeten op 1 jaar is  de uitstroom zelfs 2,9 keer lager en bij 60+ nog 20 procent lager. 

En daarbij ook de berekende uitstroom in alle belangrijkste sectoren, ook de ambtenaren en dit op 5 jaar, en voor elk van de voorbije 2 jaar. Dit alles samengebracht in een overzichtelijke tabel. Ook de evolutie van de tewerkstelling en het aantal 50+, 55+ en 60+ voor elke deelsector.

Tabel: Eindeloopbaan in de Non-Profit en alle andere sectoren

1. Waarom wordt het voorbeeld van ‘werkbaar werk’ door iedereen verzwegen?

Waarom is er een absoluut verbod om te berichten over de eindeloopbaanregeling van de Non-Profit? Waarom maakt Chris Denys daar eens geen reportage over, we hebben hem het materiaal bezorgd. Waarom verkiest Ferre Wijckmans er in z’n interview in De Morgen van 26/06/2015 over te zwijgen, terwijl de regeling toch onder zijn bevoegdheid door Walter Cornelis is tot stand gekomen? Waarom neemt ex-minister en huidig professor Frank Vandenbroucke, de medebedenker samen met met Walter Cornelis er afstand van? Is het zoals Nand Peeters die nooit een patent nam op zijn ‘ pil’ omdat het de lustbeleving van vrouwen zonder risico op zwangerschap optimaliseerde. Vandenbroucke wou de eindeloopbaanregeling reserveren voor voltijdse verpleegkundigen. Toen ook de deeltijdsen gerechtigd werden en alle andere personeelsgroepen heeft hij z’n kind gedumpt.

De enige sector waar ‘werkbaar’ werk in de eindeloopbaan is gerealiseerd is de Non-Profit nl. Gezondheidszorg, Welzijn en Cultuur. 677.788 werknemers weten goed wat ze verworven hebben, en elk jaar genieten er meer en meer werknemers van werkbaar werk. Maar niemand mag het weten.

2. Werkbaar werk door vermindering van arbeidstijd met behoud van wedde en meer jongeren aan het werk door minder werken van ouderen. Wie doet beter?

Wat leert de ervaring van de Non-Profit: dat enkel het verminderen van de tijd dat men onderhevig is aan de werkdruk mensen er toe brengt langer te werken. Dus, in de huidige omstandigheden geen 30 uren werkweek voor iedereen maar (voor de Non-Profit bijkomend) 2 uur minder werk voor iedereen vanaf 58 jaar, 2 uur minder op 60 jaar en 2 uur minder op 62 jaar en dit langs bijkomende verlofdagen. Het recht op deze dagen wordt maar ontwikkeld nadat effectief is verder gewerkt én wanneer met de betoelaging voor de vervanging van deze dagen jongere werknemers worden in dienst genomen

3. Budgettair neutraal, geen truc van de foor

Deze operatie werkzaam werk in de eindeloopbaan is budgettair neutraal, wablieft, ze is een win, win, win, win-situatie voor de werknemer, de werkgever, de overheid en de jongere tewerkgestelde. De budgettaire neutraliteit is berekend en bestaat in de betoelaging door de overheid van deze bijkomende verlofdagen, en de inkomsten die verworven worden uit:

– de werkgevers- en werknemersbijdrage voor de voltijds betaalde werknemer die in dienst blijft – de werkgevers- en werknemersbijdrage van de jongeren die in vervanging komen van het volume toegekende verlofdagen – de minder uitgaven aan de werknemers die anders in SWT zouden gaan – de minder uitgaven aan de nieuw in dienst genomen werknemers want de werkloosheid/bestaanszekerheid valt weg – de meerinkomsten langs de belastingen die door de overheid geïncasseerd worden – het verhogen van de koopkracht en overeenkomstige uitgaven met bijkomende inkomsten langs BTW – de versterking van de economie door een hoger productievolume. – langs de uitgavenzijde dient opgemerkt dat de nieuw aangeworven jongere werknemer de beginwedde zal verdienen hetgeen voor alle partijen de kosten zal drukken.

De besparing en nieuwe inkomsten die dit oplevert door voor 1 werknemer bijkomende verlofdagen toe te kennen geeft een budget dat toelaat om voor 3 werknemers deze bijkomende uitgaven te financieren. Dat is geen truc van de foor maar een berekende budgettaire kost die elkeen die enige kennis van zaken heeft kan maken. Npdata staat ter beschikking van vakbonden, werknemers, de politieke partijen met inbegrip van radicaal links en/of de PVDA om met hen deze oefening te doen.

4. De fijnchirurgie van de realisatie van werkbaar werk

Alle hier verwerkte gegevens zijn geplukt uit tabel zoals verschenen in BuG 271. Het vraagt echter enig werk om de hier verwerkte gegevens uit de tabel te extraheren, vandaar dat we iedereen deze inspanningen willen besparen. Wie evenwel concretere of meer gedetailleerde info wil over niet behandelde sectoren, kan er zelf dus naar teruggrijpen, of een vraag stellen aan npdata.

Jamaar, hoe kan je die conclusies trekken, hoe kan je sectoren vergelijken, kan je niet gelijk wat uit je duim zuigen. en waarom spreekt niemand erover, bestaat het dan wel echt, of begrijpt men goed wat de impact is en de kracht van de Non-Profit eindeloopbaan regeling, en is het daarom dat men er als de dood voor is, dat anderen het leren kennen, het snappen en er voor ijveren. Dat zou dan niet alleen dubbel of driedubbel erg zijn, maar ook misleidend en misdadig.

Of is de Non-Profit eindeloopbaanregeling niet alleen werkbaar werk, maar ook weerbaar werk en vooral een weerbare gedachte, die kost wat kost onder de mat dient geveegd, door elkeen aan en achter de tafels, vakbonden en media inbegrepen. Ook de werkgevers van de Non-Profit zouden er nochtans hun voordeel aan (kunnen) doen, maar ook zij zwijgen als vermoord, evenals de huidige beleids- en woordvoerders van LBC-NVK en de Non-Profit. De militanten en werknemers weten nochtans beter. Misschien denken ze dat als we er niet over spreken, het ook niet kan aangevallen worden, zwijgen is nochtans de zwakste verdediging.

De huidige ’tafels’ rond werkbaar werk lijken op schijngevechten, luchtgitaar wedstrijden, blind voor de werkelijkheid. Intussen krijgen zogezegde HR specialisten alle spreekruimte om het nietszeggend amalgaam en begrippenarsenaal op de thematiek los te laten.

Wanneer in 2000 Minister Vandenbroucke en Walter Cornelis een revolutionaire idee overeen kwamen die de gehele Non-Profit sector een perspectief op langer werken zou geven en als eersten werkbaar werk in de eindeloopbaan zouden realiseren voor meer dan 650.000 werknemers, dan konden zij niet voorzien dat in 2015 iedereen er als vermoord over zou zwijgen.

De eindeloopbaanregeling in de Non-Profitsectoren, dwz gezondheidszorg, welzijnszorg en cultuur bestaat uit het toekennen van bijkomende verlofdagen: 12 dagen op 45 jaar, die 24 dagen op 50 jaar en 36 dagen op 36 jaar. Het gaat dan om dagen van 8h per dag zodat in feite in de Non-Profitsectoren men werkt in de 36 uren week vanaf 45 jaar, in de 34 urenweek vanaf 50 jaar en in de 32-urenweek vanaf 55 jaar, en dit met behoud van de wedde op voltijdse basis. Tevens krijgen de deeltijds werkenden een gelijkaardig voordeel in verhouding tot de jobtime. Een halftijdse 55 jarige levert z’n halftijdse prestatie door 16h per week te werken. Dat is geen mooie droom maar een realiteit voor de 650.000 werknemers in de non-Profitsectoren.

5. De kenmerken van deze gerealiseerd eindeloopbaanregeling zijn 6-voudig:

1. De Eindeloopbaandagen zijn niet gebonden aan anciënniteit maar worden toegekend op basis van leeftijd. Als een huisvrouw of iemand met een carrière buiten de Non-Profit op latere leeftijd als logistiek assistent aan de slag kan in een bejaardenhome dan zal zij een volledig recht op de eindeloopbaan regeling kunnen doen gelden.

2. De werknemers dienen hun eindeloopbaan dagen niet te ‘sparen’ want dat zou er op neerkomen dat iemand zich in z’n loopbaan iets moet ontzeggen om het later terug te krijgen. Dan is het een operatie 0 waar op loopbaanvlak geen voordeel uit voortkomt.

3. Iemand moet ook geen bestaande verworvenheid, bv eindejaarspremie omzetten in een voordeel, of andere voordelen zoals extra legale voordelen omzetten in verloftijd, want ook dat is een operatie 0 die op loopbaanvlak geen voor

4. Het is een illusie te denken dat iemand langer zal werken als zijn wedde zal verminderen om zogezegde reden van lagere productiviteit, van al of niet verminderde behoefte aan inkomen enz. De Non-Profitsectoren zijn een sector waar het barema of de carrière is opgebouwd met tweejaarlijkse weddeverhogingen van gemiddeld 2,5% per jaar, dus 5% op 2 jaar en dit gedurende gemiddeld 24 tot 28 jaar anciënniteit. Idealiter dienen deze tweejaarlijkse weddeverhogingen doorgetrokken zolang iemand aan het werk is. .

5. Door het doorschuiven van het brugpensioen/SWT en de pensioenleeftijd ligt het voor de hand dat ook de toekenning van bijkomende verlofdagen dient uitgebouwd, nl 12 bijkomende verlofdagen vanaf 58 jaar. Deze kunnen toegekend worden aan alle werknemers. Vanaf 60 jaar kunnen er 12 bijkomende en vanaf 62 nog eens 12 dagen toegekend; Het verwonderlijke is dat door het aan het werk blijven van alsmaar meer mensen, omwille van het werkbare werk, de financiering automatisch zal zijn en budgettair neutraal is. n

6. De enige manier om werkbaar werk te realiseren is de periode waaronder men aan de werkdruk onderhevig is te verlagen, zonder impact op het inkomen. Dat hadden Vandenbroucke en Cornelis in 2000 al goed gezien en hierover historische akkoorden gesloten die ook in de Vlaamse gemeenschap werden overgenomen en van toepassing gesteld.

Alleen is er blijkbaar tussen politiek, werkgevers, werknemers, vakbonden en het personeel de afspraak om hierover te zwijgen en het enige dat perspectief kan geven aan alle werknemers onder de mat te vegen. Allicht omdat het over een historische en in feite revolutionaire regeling gaat. Maar niet geklaagd, de werknemers van de Non-Profitsector weten goed welk een juweeltje ze in handen hebben, en zullen het door niemand laten afnemen. Want dat lijkt wel de uiteindelijke bedoeling van dit macabere zwijge

6. Non-profit kent 3x minder uitstroom dan de andere sectoren

Hoe kan je dat meten? De gemiddelde uitstapleeftijd als werknemer in België is 59 jaar. Dat wil zeggen dat de helft vroeger uitstapt en de ander helft later dan 59 jaar. Hoe ouder werknemers worden hoe moeilijker het is hen aan het werk te houden. De winst voor langer werken dient dus vooral geboekt voor 59 jaar, dwz bij de helft die voor de leeftijd van 59 jaar de arbeidsmarkt verlaat. Ook vanaf 60 is de meting van belang, al is het maar bv om te kijken of een verminderde uitstroom voor 60 niet leidt tot een verhoogde uitstroom na 60 in vergelijking met andere sectoren. Deze meting kan op verschillende wijzen gebeuren:

1. Op een termijn van 5 jaar kan gekeken worden hoeveel werknemers van 50-54 jaar in 2009 nog aanwezig zijn als 55-59 jarigen op 31/12/2014. Dat is de belangrijkste maatstaf, gezien ook de Non-Profit eindeloopbaan daar z’n grootste impact heeft, dwz werknemers die hetzij tussen 50 en 54 jaar zijnde 24 bijkomende verlofdagen kennen en de 55-59 jarigen die al vijf jaar 36 bijkomende verlofdagen genieten. Ook kan de gehele groep 50+ in ogenschouw genomen, dwz hoeveel van de 50-59 jarigen in 2009 vinden we terug als 55-64 jarigen in 2014.

2. Op de termijn van 1 jaar kan nagegaan hoeveel 50-54 jarigen in 2013 nog terug te vinden zijn als 52-55 jarigen in 2014. Een zelfde oefening kan gebeuren voor de 55-59 jarigen in 2013 en de 56-60 jarigen in 2014 en ook de 60-63 jarigen in 2013 en de 61-64 jarigen in 2014. Ook hier kan de gehele groep bekeken worden: de 50-63 jarigen in 2013 vergeleken met de 51-64 jarigen in 2014

3. Om de evolutie te bekijken van de laatste 2 jaar kan ook nagegaan hoeveel de uitstroom was van de 50-54 jarigen in 2013, vergeleken met 2012 en hoeveel de uitstroom is van dezelfde leeftijdsgroep in 2014, vergeleken met 2013. Op die basis kan kan de vergelijking tussen de uitstroom in 2013 en 2014 gemaakt worden.

7. De Non-Profitsectoren versus de niet-Non-Profitsectoren

Om de Non-Profit te kunnen vergelijken dienen alle deelsectoren samengeteld en gesteld tegenover de andere sectoren, dus niet vergeleken met het gemiddelde want daar weegt de Non-Profit uiteraard mee in door. In de bijgaande tabel wordt voor elke deelsector het detail berekend.

Tabel: Eindeloopbaan in de Non-Profit en alle andere sectoren Door de +jes links en boven te openen in de tabel wordt een groter detail zichtbaar.

7.1. Non-Profit versus de andere sectoren – evolutie gemeten over 5 jaar: 31/12/2009-2014

Non-Profit = Gezondheidszorg, Welzijnszorg/Maatschappelijke dienstverlening en de Culturele sector, verenigingen inbegrepen.

Duidelijk is al dat de leeftijdsverdeling van de Non-Profit een ‘volwassen’ leeftijdsverdeling geworden met een spreiding van werknemers over alle leeftijden. Het is ook visueel duidelijk dat met een tewerkstellingspiek op 50 jaar veel meer dan de in de andere sectoren werknemers doorstromen naar oudere leeftijdsjaren. Dit proces zal binnen 10 jaar z’n hoogtepunt kennen wanneer de piekleeftijd 65 jaar zal zijn. De vooruitziendheid van Walter Cornelis om de Non-Profit hét instrument te geven dat langer werken in de Non-Profit par excellence zal mogelijk maken, werkbaar werk met een gouden krans omhuld, dat mag hier nog wel eens onderstreept worden. Alleen is moeilijk te begrijpen dat professor Vandenbroucke z’n kind zomaar wegwerpt, zelfs niet met het badwater, het zal de werknemers van de Non-Profit geen zorg wezen, wel mag het dat zijn voor alle andere werknemers die op 58, 60 en 62 jaar hun bijkomende verlofdagen met weddebehoud vooralsnog missen.

Het grafische beeld laat zien dat de uitval in andere sectoren al vanaf 40 begint; alsmaar oplopend, in de Non-Profit maar vanaf 55 jaar, en pas uitgesproken vanaf 58 jaar.

Uitgezet in een tabel die toelaat de mate van verschil in uitstroom naar leeftijdsgroep af te lezen tussen Non-Profit en andere dan Non-Profit:

Even recapituleren: Als de leeftijdsgroep 55-59 jarigen in 2014 vergeleken wordt met hun aantal in 2009, dwz wanneer ze behoorden tot de 50-54 jarigen zien we dat in België er een uitstroom geweest is van 16,9%. In de Non-Profit was dat maar -7,3%, 2,6 x minder of een kleine 1/3 van de uitstroom in de andere sectoren. Deze uitval is cruciaal gezien het de leeftijdsgroep onder 60 jaar betreft, waar dus de grootste winst in het langer werken kan behaald worden. Het is ook de leeftijdsgroep waar de eindeloopbaan maatregelen van de Non-Profit hun maximaal effect kunnen bereiken gezien de 32 uren werkweek voor de 55+, die in deze evolutie volledig meegenomen wordt.

Deze beperkte uitstroom wordt niet teniet gedaan in een hogere uitstroom bij 60+, hetgeen men zou kunnen denken. Ook bij de 60-64 jarigen is er na 5 jaar een mindere uitstroom van 20% tav de andere sectoren. In het volledige plaatje, de 50-59 jarigen vergeleken met de 55-64 jarigen is er een lagere uitstroom van 40% in de Non-Profit, nl. 30,7% tegenover de 43,2% in de ander sectoren. In de Non-Profit is dit een kleine 1/3, in de andere sectoren bijna de helft van het personeel dat uit de tewerkstelling verdwijnt op 5 jaar tijd gemeten.

Werkbaar werk, dwz minder lang aan de werkdruk blootgesteld staan in een oplopende kortere werkweek, en dit met behoud van wedde. Waarom laat men deze keiharde vaststelling onbesproken en genegeerd. En het vooruitzicht op werkbaar werkt levert ook de situatie op dat de Non-Profit, over de gehele leeftijdsopbouw voldoende personeel kan aantrekken, juist ook omwille van de aantrekkelijke eindeloopbaanregeling, die toegekend wordt op basis van leeftijd en niet op basis van anciënniteit, omzetten van eindejaarspremies of weddeverlies.

7.2. Non-Profit versus de andere sectoren – evolutie gemeten over 1 jaar: 31/12/2013-2014

Een evolutie op 1 jaar fijn meten is dus andere koek, maar het wordt gecreëerd door na te gaan hoeveel 50-54 jarigen op 31/12/2013 nog terug te vinden zijn als 51-55 jarigen op 31/1/2014. Hetzelfde voor de 55-59 en 60-63 jarigen in 2013 bij de 56-60 jarigen en de 61-64 jarigen in 2014.

Op 1 jaar gemeten ‘lekt’ de Non-Profit 3x minder dan de andere sectoren in de leeftijdsgroep 50-54 jarigen. Na 55 jaar is de uitstroom nog 60% minder in de Non-Profit dan de andere sectoren, zelfs gemeten voor de 60-63 jarigen in 2013 en hun aantal als 61-64 jarigen in 2014 ligt nog 20% lager. Niet te vergeten is dat het aantal tewerkgestelden op latere leeftijd, juist door de duurzame tewerkstelling in de Non-Profit hoger in aantal is.

Over de gehele leeftijdsgroep gezien is de uitval van 50-63 jarigen in 2013 op een jaar tijd 50% hoger in de andere sectoren dan in de Non-Profit.

7.3. Non-Profit versus de andere sectoren – evolutie gemeten over 1 jaar: 31/12/2013-2014

Als we dezelfde fijn meting van de uitstroom op oudere leeftijd ook eens zouden toepassen op 2012-2013 dan komt een een vergelijkingsbasis om de ‘dynamiek’ te meten, en tevens een zeker evaluatie van het beleid, dwz of er binnen verschillende ‘cohortes’ een verhoging of daling van de uitroom op oudere leeftijd is . Zodus hierbij de tabel voor de evolutie op 1 jaar maar dan tussen 2012 en 2013.

7.4. Vergelijking uitstroom in 2013 en 2014

De uitstroom van de 50-63 jarigen van 2012 in 2013 is globaal verminderd van -6,5% naar -6,1%. Dat lijkt weinig maar op langere termijn gezien is het wel wezenlijk. Voor de Non-Profit is er bijkomend aan de lage score nog een daling van -4,8% naar 4,3%, hetgeen hoger is dan de afname in de andere sectoren van -7,0% naar 6,5%.

Als de evolutie uitgezet wordt als een % tav 2013 dan wordt deze evolutie zichtbaarder:

De winst van 2014 tav de evolutie in 2013 wordt in de Non-Profit vooral gerealiseerd tussen 55 en 59 jaar, en is globaal dubbel zo hoog in de Non-Profit dan in de andere sectoren, -12,5% tegenover 6,8%. In de Non-Profit blijven de werknemers niet alleen langer werken dan in de andere sectoren, het beleid van langer werken heeft bij hen, bij constante regeling eindeloopbaan, ook nog eens een groter effect. Hieruit kan geconcludeerd dat met het invoeren van een eindeloopbaanregeling voor de andere sectoren, een algemeen beleid een groter effect heeft, ook bij degenen die omwille van een structurele regeling werkbaar werk, al een langere loopbaan uitbouwen.

7.5. Verpleegkunde geen zwaar beroep omwille van goede eindeloopbaanregeling?

De Nationale pensioendiscussie is gestart over de modaliteiten van de verlening van de pensioenleeftijd en de referte voor een volledig pensioen. Gaat verpleegkunde een zwaar beroep zijn, want de verpleegkundigen werken, volgens de vaststellingen, het langst van allemaal. Maar dat is juist omdat zij maar 32 uren werken na 55 jaar. Gaat de eindeloopbaanregeling die hen nu langer doet werken hen zuur opbreken omdat het de reden zou kunnen zijn om geen zwaar beroep te zijn. Dat zou dan Kafka zijn, juist doordat de eindeloopbaanregeling volledig buiten beeld gehouden wordt. Of is deze vaststelling juist geen reden om voor iedereen de eindeloopbaan vast te leggen met korter werken met behoud van wedde?

8. Context: evolutie tewerkstelling en % 50+, 55+ en 60+

8.1. Context 1: Evolutie tewerkstelling op 5 en op 1 jaar, gemeten de laatste 2 jaar

Het is goed de evolutie van de tewerkstelling op 1 en op 5 jaar van de Non-Profit en de andere sectoren in beeld te brengen

De aangroei van tewerkstelling in de Non-Profit is 16x hoger dan in alle andere sectoren samen. Zelfs op 1 jaar bekeken, 2013 tav 2014 is die aangroei 5x zo hoog. Door het manifest langer werken in de non-Profitsectoren blijft de ‘noemer’ hoog, alleszins hoger dan deze van de andere sectoren, zodat een % aangroei voortgaat op een groter volume. Maar desondanks is de Non-Profit de motor van de tewerkstellingsdynamiek. Daarbij kan opgemerkt dat het allemaal tewerkstelling betreft waarop voluit de sociale bijdragen betaald worden, en waar de belastingsvoet volledig wordt op toegepast. En waar de overschotten in grote mate binnen de voorzieningen blijven en geïnvesteerd worden, en niet afvloeien als winst naar aandeelhouders.

8.2. Context 2: Het aantal tewerkgestelde 50+, 55+ en 60+

In vergelijking met de andere sectoren heeft de Non-Profit over de ganse lijn meer oudere werknemers, van waar men ook begint te tellen. Best voor ogen houden dat de instroom bij de Non-Profit over de ganse leeftijdsloop gebeurt en dat het % dus op een constant groeiende noemer gebeurt.

9. Alle gegevens voor de belangrijkste (deel)sectoren

In tabel Eindeloopbaan in de Non-Profit en alle andere sectoren kan men voor een groot aantal sectoren voorgaande gegevens en evoluties onder ogen nemen. Deze tabel is op haar beurt afgeleid van de basistabel Tewerkstelling 2009, 2012, 2013, 2014, aantal en evolutie (met de mogelijkheid grafieken aan te maken)

9.1. De evolutie over 5 jaar, nl 2009-2014

Wie verder inzoomt op de Non-Profit deelsectoren en in een oogopslag vergelijkt met alle andere sectoren mag zich toch eens de vraag stellen waarom de Non-Profit zo prominent aanwezig is met werkbaar en dus langer werken, er is slechts één antwoord mogelijk, dankzij de excellente eindeloopbaanregeling.

Merk in de tabel de extreem hoge uitstroom% bij de ‘uniformberoepen’, het leger voorop, ook bij Politie, Spoor en Post, maar ook in de Industrie en de Bouw.

9.2. Evolutie over 1 jaar, 2013-2014

Ook op een termijn van 1 jaar bekeken leveren de evolutiepercentages interessante informatie op, ook binnen de deelsectoren van de Non-Profit. Vooral de gezondheidszorg en de residentiële welzijnszorg kennen een lage uitstroom, juist deze sectoren die het meest van alle vooropgaan in de eindeloopbaanregeling. De ziekenhuizen en de gehandicaptensector zijn de trekkers geweest in deze regeling, dank zij hun gewicht werd de eindeloopbaan voor alle deelsectoren in 2000 een feit, cultuur inbegrepen.

9.3. Evolutie tussen 2013 en 2014

Ook de evolutiecijfers tussen 2013 en 2014 zijn sprekend, de impact van het langer werken-beleid wordt enigszins geobkectiveerd. Het heeft het meest effect in de Non-Profit. M.a.w. de eindeloopbaanregeling van de Non-Profit zet geen rem op het langer werkenbeleid, integendeel het is juist een stimulans langer aan de slag te blijven.

Elk jaar kan een update van deze cijfers de meetinstrumenten leveren voor de impact van het beleid en de bedoelingen en wensen onderscheiden van wat in de feite in elke sector gebeurd.

9.4. Evolutie Tewerkstelling 2009, 2013 en 2014

Als context 1 wordt voor elke sector de evolutie in het werknemersaantal op 31/12 gegeven tussen 2009-2014, 2012-2013 en 2013-2014. Verhelderend, ontluisterend of hilarisch, hoe dat je het bekijkt.

Eetgelegenheden evolueren in positieve zin (minder zwart werk met witte kassa’s?), Bouw, Leger, Spoor, Vrachtvervoer, Post op de bergaf van de tewerkstelling. Administratieve en ondersteunende diensten zitten dankzij de Uitzendbureaus en vooral de dienstencheques aan de top van de tewerkstellingscreatie. Maar dat is wel van een andere orde dan de structurele en blijvende tewerkstellingscreatie in de Non-Profit.

9.5. Oudere werknemers 50+, 50+ en 55+

Tenslotte worden hier interessante indicaties gegeven voor de generatiewisseling die er zit aan te komen: beperkte(re) instroom jongeren en grotere uitstroom ouderen uit de actieve bevolking. Het saldo op de generatiewisseling is -12% berekend vanaf 2015 en -20% berekend vanaf 2020, voor de komende 15 jaar, dwz de wisseling van 50-64 jarigen door 10-24 jarigen.

De sectoren kunnen opgelijst worden naargelang ze veel werknemers hebben van 50+ jaar, 55+ jaar en 60+. Spoor steekt er met hoofd en schouders bovenuit, dat komt nooit meer goed, men zal nog wel geld hebben en geen mensen, hét ideale scenario voor doorgedreven privatisering. Juist door haar eindeloopbaanregeling stijgt het aandeel van de oudere werknemers in de Non-Profit, maar dit kan enkel het moment van de wisseling wat uitstellen. In de andere ‘uniformberoepen’ zal de uittocht dramatisch zijn, en stellen dat politie, gevangenisbewakers moeten afgebouwd worden is geen optie, en de bodem bij het spoor en post zullen ook vlug bereikt zijn.

Besluit.

In de discussies, analyse en onderzoek wordt met botte patattenmesjes in de problemen gesneden, ieder met z’n eigen agenda. Intussen wordt het bestaan van gedetailleerde databases verzwegen en laat men de scalpels en scanners liggen die werkbaar werk kunnen dissecteren en ondermeer de eindeloopbaanregeling van de Non-Profit zouden kunnen blootleggen, als inspiratiebron voor wie van werkbaar werk, weerbaar werk en een weerbare gedachte wil maken.

Jan Hertogen, socioloog