The Waiting Room is naast de elfde studioplaat van de Britse band Tindersticks uit Nottingham ook één van hun meest trieste én mooiste platen. Al sinds 1993 heeft de band rond Stuart A. Staples een cultaanhang die er niet meteen groter, maar zeker ook niet kleiner op wordt. Bij het aanbreken van de lente, op 20 en 21 december, spelen Tindersticks twee concerten in de Antwerpse Bourla. Wij gingen daarom rond de tafel zitten met hun frontman.
We hebben het even nageteld en de concerten in maart worden de 19e en 20e keer dat Tindersticks in ons land zullen concerteren. Wil dat zeggen dat Tindersticks graag in België komen of is het gewoon een kwestie van lang genoeg blijven bestaan?
Stuart A. Staples: Een connectie, echt wel. We komen al in België van toen we pas bestonden. Meer nog: ik herinner me nog een concert in Botanique in Brussel en dat was de eerste keer dat we het Verenigd Koninkrijk verlieten. We hadden die hele tijd op een eiland geleefd – letterlijk – en toch voelde we meteen een connectie met het Belgische publiek. En dat hadden we helemaal niet verwacht.
Je hebt ook drie keer in de Bataclan gespeeld.
Ja, ik probeer nog steeds te bevatten wat er gebeurd is. Ik weet niet of mensen dat kunnen bevatten, maar wanneer we op tournee zijn, zijn die zalen onze safe havens. En als je drie keer in een zaal geweest bent, begin je de mensen te kennen die er werken en voelt zo’n zaal echt vertrouwd aan. Het is vreemd, meer kan ik er niet over zeggen.
Een 11e plaat, veel groepen raken daar niet. Hoe begin je te werken aan iets dat een 11e plaat moet werken en misschien nog belangrijker: hoe stel je een setlist op als je een keuze moet maken uit zo’n 150 nummers?
Die setlist, dat is eigenlijk nog het eenvoudigst van al. Wie ons volgt, weet dat we niet het soort band zijn die een plaat maakt om vervolgens een Best Of te gaan spelen in de zalen. Nee, we hebben aan de plaat gewerkt dus willen we die ook laten horen. Anders heeft het geen zin meer om nog platen te maken. En die vullen we dan aan met een oudje hier en daar, maar niet al te veel. En die plaat: onze vorige studioplaat was Across Six Leap Years, een soort terugblik waarin we oude nummers in een nieuw jasje hebben gestopt, dus het was weer tijd voor compleet nieuw materiaal. Materiaal ook waarvoor we de tijd hebben genomen en waarvoor we hebben geëxperimenteerd, verschillende dingen hebben uitgeprobeerd. Ik vind het knap van onszelf dat we een elfde plaat hebben kunnen maken waar we trots op zijn. Niet om onszelf te bestoefen, maar ik vind dat we toch weer enkele stappen vooruit hebben gezet en weer nieuwe horizonten hebben verkend sinds The Something Rain (2012)
The Waiting Room wordt ook een filmproject; voor elk van de nummers hebben jullie een videoclip laten maken door een andere regisseur.
Klopt en dat was een heel fijne ervaring. Ik ben allang een filmliefhebber en ik wilde dus zien wat echte regisseurs zouden doen als we ze carte blanche zouden geven en een paar minuten van onze muziek. Er was maar één regel: ik wilde dat de video’s niet narratief zouden zijn, niet gewoon zouden verbeelden wat er in het nummer in kwestie gezongen wordt, maar dat ze een universum op zichzelf zouden vormen. En ik moet zeggen dat ik heel blij ben met het resultaat.
Ik heb de plaat al verschillende keren gehoord en ze is niet opbeurend, maar de titeltrack – The Waiting Room – is toch één van de meest trieste nummers die ik ooit al gehoord heb.
Dat treft, want het is ook één van de meest trieste nummers die ik al geschreven heb. (lachje) Er zijn meerdere nummers op de plaat die hetzelfde sentiment bespelen, maar ik denk dat The Waiting Room in het bijzonder raakt omdat het zo kaal is: je hoort enkel een stem en een orgel. We hebben verschillende versies uitgeprobeerd, met verschillende instrumenten gewerkt, maar de kaalste versie was de beste. De meest doeltreffende.
Een ezel in een kostuum, dat is de hoes. Dan denk ik meteen: zo denkt Stuart over de mensheid.
(lacht) Het had gekund, maar het is symbolischer dan dat: ik wilde iets kunstig op de hoes en met deze afbeelding wil ik gewoon zeggen dat je de realiteit, of het beeld dat je hebt van de realiteit, niet altijd zomaar moet accepteren. Het had ook een ander dier kunnen zijn, het is toevallig een ezel geworden omdat ik dat het mooiste beeld vond opleveren.
Tot slot: er staan twee samenwerkingen op de plaat: eentje met Jehnny Beth van Savages en eentje met Lhasa, een goeie vriendin met wie je al vaker samenwerkte en die je op Nieuwjaarsdag 2010 verloren hebt aan borstkanker.
Het zijn er inderdaad twee geworden, twee nummers die ik koester. We Are Dreamers! met Jehnny is inderdaad meer een samenwerking dan een duet. We zingen naast en over elkaar heen en dat was precies de bedoeling. Ik heb Jehnny ontmoet in een project waar we beide aan meewerkten samen met bevriende muzikanten waarvoor we de soundtracks van regisseur David Lynch naar het podium vertaalden en van zodra ik haar hoorde zingen, wist ik dat ik haar voor dit nummer wilde. Ik heb haar het nummer laten horen en ze wilde meteen meewerken.
Lhasa is inderdaad een ander verhaal, één dat me nauwer aan het hart ligt. Toen we de zang voor Hey Lucinda opnamen was ze nog gezond en blij, dat was een hele fijne ervaring. Gewoon wat opnemen met mijn goeie vriendin. Dat nummer lag al in de schuif sinds 2007 en toevallig kwam het vorig jaar terug op mijn pad. Ik denk dat ik nu pas weer echt naar haar kan luisteren, maar ik hoorde de opnames die we die bewuste dag gemaakt hadden op een hele nieuwe manier: ik hoorde het moment dat we gedeeld hadden. En toen wist ik dat ik het wilde gebruiken, ik was er klaar voor.