Als starter op de arbeidsmarkt is je pensioen maar een verre toekomst. En dan nog. Je hele leven lang werk je, om op je oude dag te kunnen genieten van je welverdiend pensioen, toch? Maar de economische realiteit zegt nu eenmaal dat van de pensioentje niet zo veel meer zal overblijven. Best dus zelf ook nog wat sparen. Pensioensparen is echter iets waar maar weinig jongeren aan denken, “dat is iets voor later”. Fout, zo zegt een expert. “Start er zo vroeg mogelijk mee!”
Hoewel pensioensparen bij jongeren de laatste jaren in de lift zit, is het toch vaak nog iets dat op de lange baan wordt geschoven. Voor vele jongeren is wat binnen 40 jaar zal gebeuren nog veel te ver weg. Aan het pensioen wordt dan ook niet vaak gedacht. Dat is logisch, maar je zou het je wel eens kunnen beklagen als blijkt dat je wettelijk pensioentje en bedrijfspensioen toch wel wat tegenvalt. Daarom zijn er ook individuele spaarformules om toch van nog wat extra luxe te kunnen genieten op je oude dag.
Pensioensparen dus, oké. Maar dan resten er toch nog een aantal vragen. Wanneer beginnen? Hoeveel sparen? En vooral, hoe? Dit is wat jullie moeten weten.
Wanneer beginnen?
“Ik raad jongeren zeker aan om zo vroeg mogelijk te starten met pensioensparen”, aldus Koen Inghelbrecht, professor aan de vakgroep Financiële Economie van de Universiteit van Gent. Hij haalt daarvoor drie redenen aan. “Ten eerste, het effect van kapitalisatie, of het rendement op rendement.”
Dat is het best uit te leggen aan de hand van een voorbeeld. Als je elk jaar 5.000 euro spaart tegen een rendement van 5 procent, dan houdt je na 20 jaar iets meer dan 165.000 euro over. Doe je dat echter 40 jaar lang, dan is dat al bijna 604.000 euro. “Als je twee keer zo lang belegt, is je eindresultaat dus 3,65 keer hoger”, legt Inghelbrecht uit. Hoe langer je spaart, hoe meer je geld zal gaan opleveren dus.
“Ten tweede,” gaat hij verder, “wordt ervan uitgegaan dat als je dat langer investeren combineert met investeren in meer risicovolle producten (waarover later meer), dat tot nòg hogere rendementen kan leiden.” Risico levert op langere termijn dus meer op.
“Tenslotte is er natuurlijk ook het fiscale voordeel”, waarmee hij verwijst naar de fiscale aftrekbaarheid van pensioensparen. Je krijgt zo 30 procent van je jaarlijks gespaarde bedrag terug via de personenbelasting. In 2017 ligt het maximale jaarbedrag op 940 euro, dus daar kan je zo’n 282 euro van terugkrijgen. “Daardoor is het rendement na belastingen nog eens extra hoog”, legt Inghelbrecht uit.
Kortom, zo snel mogelijk beginnen met pensioensparen dus.
Hoeveel?
Er is een jaarlijks maximum van 940 euro dat je kan sparen, maar je kan het uiteraard ook bij minder houden. Al raadt Inghelbrecht dat niet aan: “Om optimaal te kunnen genieten van het fiscale voordeel kan je best ook dat jaarlijks maximum sparen, zelfs al heb je geen al te hoog loon.”
Hoe?
Pensioensparen kan je zowel bij de bank doen als bij een verzekeraar. Bij een bank stort je je bedrag in een zogenaamd pensioenspaarfonds. De bank zal dat geld gebruiken om te beleggen in aandelen en obligaties. Hoe goed die het doen, zal bepalen hoeveel je fonds je opbrengt.
Pensioensparen kan ook via een verzekering. Daar kan je voor zekerheid kiezen en een tak 21-contract nemen. Dan zal je een vaste jaarlijkse intrest krijgen op je stortingen. Je kan ook meer risico nemen en een tak 23-contract afsluiten. Dat gelijkt op het pensioensparen bij een bank, in die zin dat je geld zal worden belegd. Het kan veel meer opleveren dan de vaste rente, maar uiteraard ook veel minder.
“Op langere termijn is iets meer risico nemen voordeliger”, stelt Inghelbrecht. In het begin is het dus beter volgens hem om met een pensioenspaarfonds bij de bank of een tak 23-contract bij een verzekeraar te werken. “Naarmate je dichter bij je pensioenleeftijd komt, kan je er altijd voor kiezen om over te schakelen naar een product met minder risico.”