De opleidingen journalistiek zetten niet in op ondernemerschap, terwijl het aantal vaste medewerkers in loondienst afneemt. “In de toekomst zal er meer freelance gewerkt worden, dus dan gaan aspirant-journalisten meer ondernemend moeten zijn.”
De journalistiek maakt verwarrende tijden mee. De ene spreekt van gouden tijden, de ander spreekt dat dan weer tegen met bijvoorbeeld grote besparingen. Maar hoe gaan sector en de verschillende opleidingen met elkaar om?In het dossier ‘De Gouden Eeuw van de Journalistiekopleidingen’, een vierdelige reeks van StampMedia, geven vier grote mediabazen hun visie en trekken ze tegelijkertijd aan de alarmbel. Auteur Kwinten Rummens: “Laat deze reeks vooral een uitgestoken hand zijn om het beter te doen, want ik kan u verzekeren: het kàn een pak beter.”
Zowel in de bachelor- als de masteropleidingen journalistiek zit er geen enkel vak dat de studenten aanleert hoe ze een businessplan moeten uittekenen. Een hiaat in de vorming, vindt Koen Verwee, CEO van De Persgroep: “Voor elke ondernemer of freelancejournalist is het nuttig om de basis van het ondernemen aangeleerd te krijgen. Als de opleiding dat zou aanbieden, lijkt me dat bijzonder nuttig.”
Karel Verhoeven (Mediahuis): “Het businessmodel van de journalistiek is inderdaad wat aan het kantelen, maar dat is niet zo’n revolutionair nieuws. Ik kan me herinneren dat, toen ik begon in de jaren ’90, het ook freelance hier, freelance daar was. Als je focus is om zo snel mogelijk ergens vast in dienst te kunnen gaan, zit je er in de journalistiek wat naast. Je moet leren om zelfredzaam te zijn.”
Kris Hoflack (vtm): “Als journalist moet je moet dingen durven doen, initiatief tonen, risico’s durven nemen. Er zou eigenlijk in overleg met de sector de vraag moeten komen “Wat verwacht je nu eigenlijk van goede journalisten?”. Ondernemerschap en kritische zin horen daar dan zeker bij.”
Bjorn Soenens (VRT): “Als je het in de journalistiek wilt maken, zelfstandig of vast, dan moet je bovenal goed zijn. Je moet je kunnen onderscheiden van een ander, door je enthousiasme, door de kwaliteit van je stukken. De school heeft niet voor alles de taak om zaken aan te leren, soms moet je het ook zelf opzoeken. Ik noem dat deliberate practice: gericht en gefocust iets willen weten. Ook reporters die aan het werk zijn, moeten blijven lezen. Niet alleen maar de krant, ook boeken en studies. Je moet je heel snel kunnen inwerken in iets – hoe meer je weet, hoe beter je ook kunt brainstormen.“
Verhoeven (knikt): “In het begin van je carrière werk je op eigen houtje. Dat zijn skills waar journalistieke opleidingen te weinig op inzetten – de basisskills van de journalistiek. Die heb je altijd nodig, los van je eigen netwerk.”
Soenens: “Als jij het waagt als freelancer en je komt af met een goed verhaal dat je goed kan brengen, dan schakel ik je in. Bevlogenheid is iets dat je hebt of iets willen hebben. Wees origineel. Onderscheid jezelf.”
Waarin zal een toekomstig journalist dan moeten uitblinken?
Verwee: “Kwaliteit en flexibiliteit. Ze moeten verschillende dragers snappen en gebruiken, wat mensen op de ene drager doen en wat op de andere. Flexibel zijn moet ook op vlak van het creëren van verschillende vormen voor tekst, video, foto,… Niet dat iedereen in alles een expert moet zijn, maar het gaat er toch wel een deel van uitmaken denk ik.”
Soenens: “Expertise is sowieso de toekomst. Een journalist gaat zijn expertisegebied moeten zoeken, zonder een idioot te worden. Een expert kan bijvoorbeeld ook een zeer goede algemeen verslaggever zijn. “
Verhoeven: “Overtuiging en stielkennis zullen inderdaad enorm belangrijk zijn. Je moet van wanten weten om snel tot de essentie te komen. Hoe geraak je op korte tijd door een berg informatie? Hoe ga je met die datagegevens om? Hoe blijf je voortdurend bijleren?”
Hoflack: “Ideetje: laat studenten drie kranten per dag lezen, en tien boeken per semester. Op het einde van het jaar moeten ze dan van een boek naar keuze een verhaal schrijven: wat is hen daarin opgevallen? Als hier iemand stage wil komen lopen, stel ik hen altijd als eerste vraag: “Wat is je vandaag opgevallen in het nieuws?” De helft zegt dat ze geen tijd hebben gehad om de krant te lezen. Hoe kan je dan solliciteren bij een hoofdredacteur als je niet eens krant hebt doorbladerd van diezelfde dag?!”
Voldoen stagiaires aan de verwachtingen?
Hoflack: “Soms wel, soms niet. De goei blijven plakken. Stage lopen is een opstapje naar een journalistieke carrière, en de opleidingen journalistiek verlagen de drempel om hier binnen te raken.”
Soenens: “Ik heb al heel veel goede stagiair(e)s gehad. Soms zijn die zelfs veel gepassioneerder dan de mensen die hier al werken (lacht). Ik hou enorm van mensen die gedreven zijn. Ik zeg ook vaak aan stagiaires dat het succes van hun stage afhangt van hun eigen inbreng. Wees maar lekker kritisch, kijk niet alleen rond, maar geef ons maar een schop onder ons gat. Zeg ons maar: ‘Waarom werken jullie zo? Waarom doen jullie dit niet? En waarom doen jullie dat wel?’ Leg ons maar het vuur aan de schenen.”
Verwee: “De stages moeten daarbij ook mee evolueren: een stagiair komt soms meedraaien en krijgt dan niet altijd het interessantste werk. We gaan die stages moeten omvormen naar een deel waarbij je die stagiair een eigen project geeft. Dat is interessanter voor die student, je kan die persoon dan ook veel meer naar zijn/haar waarde schatten. Soms zijn die jongeren ook gewoon beter in bepaalde activiteiten dan mensen die hier al twintig jaar werken.”
Soenens: “Stage heeft wel alleen maar zin als die minimum twee maanden duurt. Soms heb je mensen die na zes weken moeten vertrekken, net op het moment dat ze hun draai vinden. Net dan weten studenten welke verhalen ze willen maken, en moeten ze zich afvragen welke technieken voor handen zijn.”
Hebben jullie dat al afgestemd met de academische wereld? Lopen docenten al eens mee op een redactie?
Soenens: “Docenten lopen nooit mee. Soms komen ze wel eens op bezoek, maar dat is dan meestal voor een stage-evaluatie. Het zou beter zijn moesten er meer lesgevers in de praktijk staan. Als je buiten de praktijk staat, hoe kan je dan nog de juiste impulsen geven?”
Verhoeven: “De dagen van de verluchtiging en verbreding zijn intussen voorbij. De journalistiek, zowel regionaal als nationaal, keert terug naar bron, omdat je iets moet vertellen. Daarbij zijn de juiste journalistieke tools van levensbelang.”
Soenens: “Nodig daarom een expert uit om rond dat onderwerp een verhaal te maken. De volgende dag kunnen ze het hebben over constructieve journalistiek: heb ik een goed personage, heb ik een sterk begin en dito einde, hoe werk ik met grafiek? Die studenten hun ogen zullen opengaan!””
Hoflack: “Zoals ik zei: toen ik aanhaalde dat er iets schort aan de opleidingen, werd ik alleen uitgenodigd door de hogeschool in Mechelen. Daar werden wel mooie afspraken gemaakt, maar verder is daar niets van in huis gekomen. Ergens snap ik dat ook wel: zij hebben het ook heel druk. Maar in die 3 jaar als hoofdredacteur van Het Nieuws heb ik hier nog niemand gezien van de opleidingen. Mijn deuren staan nochtans wagenwijd open. Van alle opleidingshoofden heb ik hier, op de tweede grootste redactie van het land, nog niemand ooit gezien. Heel jammer.”
Verwee: “Door het gesprek aan te gaan kunnen vaklui vertellen waar ze nood aan hebben, waar de uitdagingen liggen en hoe wij de toekomst zien. De opleidingen moeten op heel wat zaken anticiperen. Er zijn bij ons een aantal journalisten die bij hen opleiding geven, maar wij zijn vooral vragende partij om met hogescholen in contact te komen. Daarmee kunnen wij ook al heel vroeg zien wie de goede journalisten in de toekomst kunnen zijn.”
Kan de sector hier niet het voortouw in nemen?
Verwee: “Ik denk dat dat zeker kan en dat daar ook grote bereidwilligheid voor bestaat. Je kan bepaalde vakken door mensen uit het vak laten geven, maar dan wel rekening houdend met hun drukke job. De Persgroep heeft op die manier zijn eigen academie gestart voor onze mensen uit België en Nederland. Die academie is gestart uit de lacune die we zagen, maar ook uit het feit dat onze eigen mensen continu moeten opgeleid worden.”
Hoflack: “Ik kan moeilijk naar Sven Gatz (Vlaams minister voor Media, red.) of naar onderwijsminister Hilde Crevits stappen om te zeggen dat er zaken moeten veranderen. Ik herhaal: er zou 1 goede opleiding moeten komen. Maar ik heb daar niets over te zeggen – ik kan alleen maar zeggen dat ik dat betreur.”
Soenens (instemmend): “Wij kunnen alleen maar suggesties geven.”
Morgen: Academische wereld reageert: “We luisteren wel naar elkaar”
© 2015 – C.H.I.P.S. StampMedia – tekst: Kwinten Rummens, fotomontage: Milou Verstappen