Opmerkelijke klimaatfenomenen hebben een bijdrage gehad tot de instorting van het Romeinse rijk. Dat is de conclusie van een studie van wetenschappers aan de Cambridge University, die de migraties van de Hunnen tijdens de vijfde eeuw hebben geanaliseerd. De onderzoekers kwamen daarbij tot de vaststelling dat stammen van de Hunnen in die periode westwaarts door Eurazië trokken, tussen landbouw en veeteelt wisselden en uiteindelijk gewelddadige plunderaars werden als reactie op de ernstige droogte in de grensprovincies van het Romeinse rijk langs de Donau.
“Hongarije beleefde dit jaar zijn droogste zomer sinds met de meteorologische metingen van start is gegaan”, merken de onderzoekers Susanne Hakenbeck en Ulf Büntgen op. “Hongarije heeft normaal een bijzonder productieve landbouwgrond, maar die leek nu door de droogste compleet verwoest.”
“Soortgelijke omstandigheden hebben tijdens het tweede kwart van de vijfde eeuw de bewoners van deze regio’s mogelijk aangezet om plunderaars te worden, met uiteindelijk desastreuze gevolgen voor het Romeinse rijk.”
Ernstige economische uitdagingen
De wetenschappers begogen dat extreme droogte tijdens het tweede kwart van de vijfde eeuw (425-450) de levenswijze in de grensprovincies van het Oost-Romeinse rijk langs de Donau heeft verstoord, waardoor de Hunnen gedwongen werden nieuwe strategieën te ontwikkelen om zich tegen ernstige economische uitdagingen te wapenen.
Dat zeggen Hakenbeck en Büntgen aan de hand van archeologische en historische bronnen en een analyse van boomringen uit de regio te hebben kunnen vaststellen.
De invallen van de Hunnen in het oosten en midden van Europa tijdens de vierde en vijfde eeuw worden algemeen beschouwd als de eerste crisis die de aanzet gaf tot de zogenaamde grote migraties van barbaarse stammen, die uiteindelijk tot de val van het Romeinse rijk zouden leiden.
De studie van Hakenbeck en Büntgen maakt duidelijk dat Hongarije tijdens de vierde en vijfde eeuw een aantal periodes van ongewoon droge zomers kende. De wetenschappers wijzen erop dat klimaatschommelingen, in het bijzonder droogteperioden in het tweede kwart van de vijfde eeuw, op de kwaliteit van de gewasopbrengsten en de weidegronden buiten de uiterwaarden van de Donau en de Tisza een negatieve invloed hebben gehad.
“We ontdekten dat periodes van droogte, die duidelijk konden worden herkend in de biochemische samenstelling van de boomringen, samenvielen met een toename van de plunderingsactiviteit in de regio”, voeren Hakenbeck en Büntgen aan.
Gewelddadige plunderaars
Een isotopische analyse van skeletten uit de regio suggereert dat de Hunnen op de klimaatstress reageerden door te migreren. Het diëet, dat oorspronkelijk op landbouw was gebaseerd, kreeg daarbij ook kenmerken van het agro-pastoriaal systeem.
“Wanneer de schaarste aan grondstoffen te extreem werd, werden de bevolking gedwongen te verhuizen, zijn bestaansmiddelen te diversifiëren en tussen landbouw en mobiele veeteelt te wisselen”, suggereren de wetenschappers. “Dit kunnen tijdens een klimaatcrisis belangrijke verzekeringsstrategieën zijn geweest.”
De studie merkt echter ook op dat sommige stammen van de Hunnen hun sociale en politieke organisatie drastisch veranderden en gewelddadige plunderaars werden. Hun aanvallen op de Romeinse grens werden intensiever nadat Attila in de late jaren dertig van die vijfde eeuw aan de macht kwam.
De Hunnen eisten steeds meer goudgeld en uiteindelijk een strook Romeins grondgebied langsheen de Donau. In het jaar 451 vielen de Hunnen Gallië binnen en een jaar later ook Noord-Italië.
Traditioneel worden de Hunnen gezien als gewelddadige barbaren, gedreven door een oneindige dorst naar goud. “Maar de bronnen over dat tijdperk zijn vooral afkomstig van Romaanse elites die weinig directe ervaring hadden met de volkeren en gebeurtenissen die zij beschreven”, benadrukken Hakenbeck en Büntgen.
“De werkelijkheid is dat de diplomatie tussen de Romeinen en de Hunnen uiterst complex was. Aanvankelijk ging het om wederzijds voordelige afspraken, waardoor de elites van de Hunnen toegang kregen tot enorme hoeveelheden goud.”
“Dit systeem van samenwerking begon in de jaren veertig van de vijfde eeuw echter af te takelen, wat uiteindelijk leidde tot herhaaldelijke invallen op Romeins grondgebied en uitmondde in een toenemende vraag naar goud.”
Extreem droge zomers
“De meest desastreuze invallen van de Hunnen in het Romeinse rijk waren gesitueerd in het midden van de vijfde eeuw en samenvielen met drie extreem droge zomers die in het Karpatenbekken”, stippen de onderzoekers aan.
“Het klimaat leidde tot een economische ontwrichting die Attila en andere leden van de elitaire kaste van de Hunnen verplichtte om goud uit de Romeinse provincies te halen. Dat geld was nodig om oorlogsbendes te kunnen blijven onderhouden en loyaliteiten in stand te houden. Daardoor lijkt een ruitervolk in plunderaars te zijn veranderd.”
“Het klimaat kan heel wat veranderen aan het aanbod dat de natuur kan leveren”, zeggen Hakenbeck en Büntgen nog. “Dit kan mensen ertoe brengen beslissingen te nemen die nodig zijn om hun economie en hun sociale en politieke organisatie in stand te houden.”
“Deze maatregelen zijn niet rechtlijnig rationeel en hun gevolgen zijn ook niet noodzakelijkerwijs succesvol op lange termijn. Dit voorbeeld uit de geschiedenis toont aan dat mensen op klimaatstress complexe en onvoorspelbare reacties kunnen vertonen, waarbij beslissingen op korte termijn uiteindelijk negatieve gevolgen op lange termijn kunnen hebben.”
“Opmerkelijk is dat de Hunnen al in de jaren vijftig van de vijfde eeuw, amper enkele decennia na hun verschijning in Midden-Europa, opnieuw waren verdwenen. Attila zelf stierf in 453 op 47-jarige leeftijd.”