Heel wat bedrijven kreunen onder twee grote factoren die hun winsten ondergraven: de verschroeiende stijging van grondstoffen én de lonen. De grote vraag is of zij ‘pricing power’ hebben om dit door te rekenen aan de eindgebruiker. De recente geschiedenis leert van wel, wat zou betekenen dat de inflatie nog echt moet ontploffen. De eerder deze week gepubliceerde cijfers van de Nationale Bank lezen dan ook als het script van een horrorshow.
De mantra van ‘pricing power’
Het concept ‘pricing power’ is de mantra die heel wat grote beursinvesteerders als rode draad gebruiken om te bepalen in welke bedrijven ze moeten investeren. Warren Buffet is een grote aanhanger van het concept. Het betekent simpelweg dat het bedrijf in kwestie in een sector opereert, een dienst of product beheert of een marktpositie heeft opgebouwd -oligopolie of monopolie- dat het in staat stelt om elke verhoging van de inputkost door te rekenen aan de eindgebruiker.
Buffet zei er dit over in een gesprek met Business insider: “The single-most important decision in evaluating a business is pricing power. If you’ve got the power to raise prices without losing business to a competitor, you’ve got a very good business. And if you have to have a prayer session before raising the price by a tenth of a cent, then you’ve got a terrible business. I’ve been in both, and I know the difference.”
De exploderende inputkosten
De onderstaande grafiek die de Nationale Bank op 7 april publiceerde, voorspelt echter weinig goeds. Je vindt in de gele balk de stijging van de inputkosten terug. In het groen vind je de stijging van de verkoopprijs terug, simpelweg de prijsstijgingen die de eindgebruiker nu al kreeg doorgerekend. Hoewel de kostprijs van een product nog bestaat uit andere componenten zoals loonkosten en afschrijvingen en dus niet 1 op 1 de kostprijs vertegenwoordigt, zie je de grote kloof tussen beiden. Daarenboven zijn andere kosten zoals overhead, afschrijvingen en loonkosten ook sterk beginnen
stijgen.
….. En de toenemende loonkosten
Op de volgende grafiek zie je een ander fenomeen. De winst van bedrijven hangt sterk af van de looncomponent.
De rechteras geeft de winstmarge na belastingen van bedrijven aan in de VS. Op de linkeras staat het aandeel van de privébestedingen en lonen in functie van het bbp. Dit is het grote gevecht tussen arbeid en kapitaal. De laatste tien jaar was de onderhandelingsmacht van de werknemer sterk afgenomen waardoor de winsten zeer hoog bleven. Maar sinds 2021 is de macht van de bedienden en arbeiders sterk toegenomen – zeker in de VS sterk ondersteund door de fameuze ‘Great Resignation’ waardoor er minder werknemers beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt.
Als de lonen in 2022 veel sterker zullen toenemen- in België werd recent aangegeven dat 500.000 bedienden meer dan 8 % loonsverhoging zouden krijgen, ongezien en ongehoord- is het evident dat de winstmarges sterk onder druk zullen komen te staan. Wat nog een bijkomende reden is voor bedrijven om de prijzen te verhogen of de kosten te laten dalen door minder aanwervingen of ontslagen.
De race: ‘Om het snelst prijzen doorrekenen’
2 vragen dienen dan ook een antwoord te krijgen om te zien of de inflatie nog zal accelereren.
- Kunnen de bedrijven de kosten helemaal doorrekenen oftewel hebben ze ‘pricing power’?
- Willen ze die kosten doorrekenen of wensen ze tijdelijk hun winstmarges te laten dalen uit respect voor hun klanten en/of om geen marktaandeel te verliezen?
Het is duidelijk dat in heel wat sectoren ‘pricing power’ sterk is toegenomen. Zelfs
voedingsbedrijven, die toch afhankelijk lijken van supermarkten, hebben nu een lijn in het zand getrokken en rekenen de prijzen door. Het probleem van heel wat bedrijven is dat de tarieven in het begin van het jaar zijn vastgelegd. Er is nog een grote pot armworstelen bezig om deze contracten open te breken. Daardoor zit er nog een vertraging tussen de snel gestegen inputkosten en de verkoopsprijzen in een aantal sectoren. Maar andere sectoren wachten helemaal niet meer. Er zijn sectoren zoals de grondstoffenbusiness en halffabrikaten die opereren met dagprijzen.
Zwembadbouwers en leveranciers aan de bouwsector zijn trouwens gestopt met offertes aan te bieden met een langere looptijd.
De wil daarenboven is er zeker, vooral bij de grote bedrijven waar de resultaten bepalend zijn voor de beurskoersen. De eerste grafiek heeft dit duidelijk aangetoond. Heel wat bedrijven verhogen hun prijzen hoewel die zelfs niet altijd helemaal gerelateerd zijn met de inputkosten. Bedrijven profiteren immers ook van de perceptie dat alle prijzen stijgen. Het is dan ook een gevecht ‘om ter snelst prijzen door te rekenen’. Het gevolg? Een inflatiespiraal die zichzelf voedt.
Inflatie of/en recessie?
Het is dan ook niet onrealistisch dat de inflatie op dit historisch hoge niveau blijft van 8% en meer en dat gedurende enkele maanden. En dan praten we nog niet over een escalerend conflict in Oekraïne of een heropflakkering van Covid-19, waardoor de bevoorradingsketen opnieuw in het slop raakt – alsof bedrijven én werknemers nog niet genoeg op hun bord hebben.
Het enige wat die prijzendruk kan verminderen is het minderen van de vraag van de eindgebruiker, een zeer realistisch scenario vooral in Europa. En dan hebben we die fameuze stagflatie, -een combinatie van inflatie en dalende vraag- het slechtste van beide werelden.
Xavier Verellen is auteur en ondernemer. Zijn recente boek ‘Topsporters zijn CEO’s’, dat aantoont dat leiderschap het verschil maakt tussen kampioenen en superkampioenen, is te koop in de Standaard Boekhandel of online via https://topsporterszijnceos.businessam.be/