Uit een bevraging van iVox, in opdracht van de mobiele bank N26, blijkt dat een kwart van de Belgen van job zou veranderen als ze niet in het buitenland mogen werken. Er zijn weliswaar enkele opmerkelijke verschillen tussen Nederlandstalige en Franstalige werknemers.
De coronapandemie heeft een blijvende impact gehad op de manier waarop we werken. Zo heeft thuiswerken bijvoorbeeld een enorme boost gekregen. De gezondheidscrisis heeft ook heel wat technologische innovaties in de hand gewerkt, waardoor in het buitenland werken aan populariteit heeft gewonnen.
Werken in het buitenland
17 procent van de Belgische werknemers beschouwt werken in het buitenland als een belangrijk voordeel. Dat is voornamelijk het geval bij jongeren. 61 procent van de respondenten voor wie werken in het buitenland belangrijk is, is jonger dan 34 jaar, leert de bevraging van N26 bij 1.500 Belgische werknemers.
27 procent van de werknemers overweegt overigens om voltijds in het buitenland te gaan werken. Ook hier nemen jongeren het voortouw. 3 op de 5 respondenten (58 procent) die deze vraag positief beantwoorden, zijn jonger dan 34 jaar.
Verschillen tussen Franstalige en Nederlandstalige werknemers
Er zijn ook enkele opmerkelijke verschillen tussen Nederlandstalige en Franstalige werknemers in ons land. 3 op de 5 deelnemers (66 procent) die overwegen om in het buitenland te gaan werken, spreken Frans. Nog opvallender: 40 procent van de Franstalige werknemers zou van werk veranderen als ze die toelating niet krijgen. Bij de Nederlandstalige werknemers daalt dat cijfer tot 16 procent. Ook zou 31 procent van de Franstalige werknemers in ons land overwegen om voltijds in het buitenland te gaan werken, tegenover slechts 24 procent bij de Nederlandstalige werknemers.
Ondanks de toenemende interesse om in het buitenland te werken, laten niet alle werkgevers dat toe. De enquête toont aan dat iets minder dan een kwart van de werknemers (23 procent) vanuit een ander land mag werken. De helft van de bedrijven die dat toelaten, hanteert daarbij geen limiet. Niettemin is bij 1 op de 4 respondenten (24 procent) die in het buitenland mag werken, de werkduur op die locatie beperkt tot een periode van minder dan een werkweek.
(fjc)