Opvallend bericht in The New York Times dit weekend: de krant publiceerde een artikel over Mechelen. Ze vertrekken van een gigantische pop die een vluchteling moet voorstellen en die op een dak in de stad staat. Mechelen wil de kloof tussen haar bewoners en de vluchtelingen verkleinen, en is daarmee een voorbeeld van hoe Europa hiermee moet omgaan.
De pop heeft geen naam gekregen, ook al kan je er niet naast kijken. Dat symboliseert hoe Europa met vluchtelingen omgaat: we zien ze in de stad rondlopen, maar ze blijven anoniem en we behandelen hen als naamloze burgers. Als de mensen die we in de media met oranje reddingsvesten in bootjes op de Middellandse Zee zien zitten. De terroristische aanslagen hebben ook spanningen veroorzaakt die het er niet gemakkelijker op maken.
Elkaar leren kennen
“Als iedereen in de stad een nieuwkomer zou leren kennen – hun naam, hun achtergrond, hun hoop – dan zouden ze beseffen dat ze niet de vijand zijn – het zijn mensen zoals jij en ik”, zegt Gabriella De Francesco, verantwoordelijke voor het Mechelse integratieprogramma in de Times. De stad neemt allerlei initiatieven om dat contact een duwtje in de rug te geven. Op scholen voor volwassen waar vluchtelingen Nederlands volgen, worden Belgische studenten aangespoord om eens een dag met hun nieuwe collega’s door te brengen.
Kinderen die in een opvangcentrum zitten worden aangemoedigd om lid te worden van de lokale scoutsvereniging. The New York Times laat ook een aantal vluchtelingen aan het woord over hun nieuwe woonplaats. “Hier in Mechelen kan ik voor het eerst mezelf helpen”, zegt Ilham Addilgadir, een 22-jarige Somalische vrouw. Ze ontvluchtte haar land toen haar vader haar vertelde dat ze vermoord zou worden als ze weigerde om met een aanhanger van terreurgroep Shabab te trouwen.
De krant schrijft voorts dat de vluchtelingen heel gelukkig mogen zijn in Mechelen. De reporter heeft de situatie in bijvoorbeeld Zweden gezien, waar ze lang moeten wachten op papieren en intussen geen werk kunnen vinden. Of in Malta, waar ze in containers achter een prikkeldraad leven. Burgemeester Bart Somers (Open Vld) reageert dat zo’n aanpak negatief kan zijn voor de toekomst. “We leven in een extreem diverse realiteit, en we moeten onze buren als burgers zien, ongeacht hun afkomst. We moeten elkaar op dezelfde manier behandelen.”
Iedereen gelijk
Waar Mechelen lof krijgt, haalt de krant ook de steden in de buurt van Mechelen als het tegendeel aan. Vilvoorde, “op slechts negen minuten van Mechelen met de trein”, wordt genoemd als stad waar liefst 28 burgers geradicaliseerd zijn, terwijl in de Dijlestad niemand naar Syrië is vertrokken. “Er zijn burgemeesters die zeggen dat als mensen van hun stad in Syrië gaan vechten, ze daar mogen sterven. Ik zeg het tegendeel. Ik moet alles doen om te vermijden dat jonge mensen naar ginder gaan en hun leven vergooien, omdat ze de kinderen van mijn stad zijn”, zegt Somers in de krant.
Natuurlijk wijst The New York Times erop dat Mechelen het als relatief kleine stad gemakkelijker heeft met maar 400 vluchtelingen, terwijl bijvoorbeeld Wenen een stad met 1,7 miljoen inwoners is. Maar toch kunnen ze een aantal principes toepassen, vooral dan het proberen om de vluchtelingen in de maatschappij op te nemen in plaats van hen uit te sluiten. En een andere reden voor het succes is dat de vluchtelingen geen voorkeursbehandeling krijgen, want iedereen kan profiteren van de voordelen die voor hen van kracht zijn. Zo kunnen ook niet-vluchtelingen gebruik maken van taalklassen.
De vluchtelingen zullen ook een cursus volgen die hen leert wat de rol van mannen en vrouwen in de Belgische maatschappij is. Ook hier klinkt de krant heel optimistisch. Een Afghaanse vrouw, Fahima Ghulani, zegt: “In Afghanistan mogen vrouwen niet buiten komen, maar in België kan ik dat wel doen. Hier kunnen mijn kinderen naar school gaan. Europese mensen, en ik, een Afghaanse, wij zijn allemaal hetzelfde.”