In 2024 leefden meer dan 93 miljoen Europeanen in omstandigheden die hen blootstelden aan armoede of sociale uitsluiting. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Eurostat. Hoewel het om een lichte daling gaat ten opzichte van het jaar ervoor, blijft het risico op armoede een hardnekkig probleem binnen de Europese Unie.
Wat betekent “risico op armoede”?
Eurostat hanteert een brede definitie voor wie risico loopt op armoede of sociale uitsluiting. Het gaat om mensen die aan minstens één van de volgende drie criteria voldoen:
- Ze leven onder de armoedegrens,
- Ze kampen met ernstige materiële of sociale tekorten,
- Of ze maken deel uit van een huishouden met een zeer lage werkintensiteit (weinig of geen werk).
Volgens de meest recente cijfers gaat het om 93,3 miljoen mensen, oftewel 21 procent van de EU-bevolking. In 2023 bedroeg dat nog 94,6 miljoen mensen (21,3 procent). De daling met 0,3 procentpunten is dus beperkt, maar toont wel een lichte verbetering.
Grote verschillen tussen lidstaten
De kloof tussen landen blijft opvallend groot. Bulgarije spant de kroon met 30,3 procent van de bevolking die risico loopt, gevolgd door Roemenië (27,9 procent) en Griekenland (26,9 procent). Ook in Spanje en Litouwen is meer dan een kwart van de bevolking kwetsbaar.
Aan de andere kant van het spectrum scoort Tsjechië het best, met slechts 11,3 procent. Ook Slovenië (14,4 procent), Nederland (15,4 procent), Polen (16,0 procent) en Ierland (16,7 procent) doen het relatief goed.
En België?
België bevindt zich in de middenmoot. Ongeveer 18 procent van de Belgen leefde in 2024 in een situatie van armoederisico of sociale uitsluiting. Dat is beter dan het EU-gemiddelde, maar toont aan dat ook ons land nog werk heeft om iedereen voldoende sociale bescherming te bieden.