“Mensheid is 100 seconden verwijderd van totale vernietiging” stellen wetenschappers. Maar klopt dat wel?

De mensheid is 100 seconden verwijderd van totale vernietiging. Althans volgens de jongste inschatting van het Bulletin of the Atomic Scientists, een non-profitorganisatie die elk jaar z’n Doomsday Clock publiceert. Een kernoorlog blijft volgens hen met voorsprong het ergste gevaar dat ons boven het hoofd hangt. Maar hoe groot is de dreiging van bijvoorbeeld een atoomoorlog nu echt? Komt die er ooit van? En kan je dan ergens naartoe om te ontsnappen?

De Doomsday Clock geeft aan hoe dicht de wereld en de mensheid bij een zelfveroorzaakte apocalyps staat. Het aantal minuten voor twaalf, de mate van dreiging, wordt bijgewerkt wanneer gebeurtenissen op het wereldtoneel deze dreiging versterken of verzwakken.

De Doomsday Clock werd vorig jaar op 100 seconden (1 minuut en 40 seconden) voor 12 gezet, en dat was het dichtst bij middernacht tot op heden. De toenemende nucleaire dreiging door het aflopen van het Intermediate-Range Nuclear Forces-verdrag, de oplopende spanningen tussen de Verenigde Staten en Iran en de onmacht om klimaatverandering tegen te gaan, werden toen als reden gegeven. Ook in 2021 blijft de klok ingesteld op 100 seconden voor middernacht.

Dit jaar halen de wetenschappers de treurige reactie van wereldleiders op de coronaviruspandemie aan, alsook de uitholling van het vertrouwen van het publiek in de wetenschap en overheidsinstellingen, de versnelling van kernwapenprogramma’s en de aanhoudende dreiging van klimaatverandering.

De laatste keer dat de Doomsday Clock zo dicht bij middernacht stond, was in 1953, nadat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hun eerste thermonucleaire wapens hadden getest.

Hoe ver we van middernacht staan, wordt bepaald door een team van nucleaire en klimaatexperts en andere wetenschappers, die twee keer per jaar bijeenkomen om te bespreken hoe wereldgebeurtenissen moeten bepalen waar de wijzers van de klok zullen vallen. Ze bespreken of de mensheid veiliger is of een groter risico loopt dan vorig jaar op hetzelfde tijdstip of vergeleken met 75 jaar geleden. Ondanks het feit dat wetenschappers beslissen waar de wijzers staan, is het zeker geen wetenschappelijk, maar een symbolisch instrument.

Het is ook zeker niet zo dat die wetenschappers alleen maar pessimistischer worden: de klok is al wel degelijk teruggedraaid geweest. In 1990 bijvoorbeeld, toen de Koude Oorlog ten einde liep, werd de klok op 10 minuten voor middernacht gezet. Het jaar daarop zelfs naar 17 minuten voor middernacht, het beste resultaat sinds de introductie van de Doomsday Clock.

Hoe groot is de kans op een atoomoorlog eigenlijk

Maar hoe groot is de kans op een atoomoorlog eigenlijk? En waar moet je – vooraleer het zo ver is – naartoe? Er zijn – het is een schatting want niemand weet het precieze aantal – ongeveer 15.000 inzetbare atoomwapens op onze planeet. Naast de VS, Rusland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Israël, India, Pakistan, China nu dus ook Noord-Korea.

Verder zijn er vijf landen waarvan we met zekerheid weten dat ze nucleaire wapens hebben staan op grondgebied van andere landen, in casu de VS: België, Nederland, Italië, Turkije en Duitsland. 3.900 van die 15.000 atoomwapens staan op scherp: ze kunnen binnen een kwestie van minuten ingezet worden. Maar gaat dat ook ooit gebeuren?

Er zijn twee manieren om dat te benaderen. De manier waar we het makkelijkst mee om kunnen, is door een simpele rationalisering: de gevolgen zullen catastrofaal zijn, ergo, niemand gaat dat riskeren. Een wetenschappelijke benadering is dat niet. Wetenschap gooien we dezer dagen nogal snel overboord wanneer ze ons niet vertelt wat we willen horen, en dat is zeker zo in dit geval.

Om het heel simpel te stellen: zolang er kernwapens zijn op onze planeet is de kans dat die nooit zullen worden gebruikt eigenlijk zo goed als onbestaande, daar zijn zowat alle experts het over eens. Hun nuchtere analyse leidt dus tot net het omgekeerde van wat we allemaal graag denken. De realiteit is dat hoe langer die wapens er zijn, hoe groter de kans wordt dat ze gebruikt worden.

Voer voor gokkers

John Avery, een professor aan de University of Copenhagen, heeft een model gemaakt waarmee hij de kans dat we nog deze eeuw een nucleaire oorlog meemaken, berekent. Als we ervan uitgaan dat er elk jaar 1% risico is op een kernoorlog, dan hebben we 43,4% kans om er deze eeuw aan te ontsnappen.

Als we het risico verhogen naar 2%, 3% of 4%, dan worden onze kansen al snel kleiner, respectievelijk 18,7%, 7,9% en 3,4%. Bij 5% is dat amper 1,4%. De gokkers onder jullie zullen dat niet echt als goeie odds beschouwen.

En dan is er professor emeritus Martin Hellman van Stanford, de co-uitvinder van het Diffie-Hellman-sleuteluitwisselingsprotocol. Dat is een cryptografisch protocol, waarmee twee deelnemers die verder niets van elkaar weten over een onbeveiligd communicatiekanaal een geheime encryptiesleutel kunnen uitwisselen, die daarna kan worden gebruikt om communicatie tussen de deelnemers te versleutelen. Dit principe wordt bijvoorbeeld gebruikt voor een Virtueel Particulier Netwerk (VPN) gebaseerd op IPsec. In 2016 kregen Whitfield Diffie en Martin Hellman daar de 2015-Turing Award voor.

Maar Hellman is al sinds 1982 aan het werken aan een risicoanalyse voor een nucleair conflict. Een kind dat vandaag geboren wordt, heeft volgens zijn methode 10% kans om te sterven in een nucleair conflict. Hellman zegt dat er momenteel 6% kans is dat er een ‘initiating event‘ ontstaat, iets dat uiteindelijk zou kunnen leiden tot een atoomoorlog.

De kans dat zoiets dan weer leidt tot een ‘major crisis‘ is 33%. En de kans dat zo’n grote crisis leidt tot het inzetten van een nucleair wapen ligt tussen de 10% en 50%, afhankelijk van tussen wie het conflict gaat.

Isopix

500 jaar & de balance of terror

Hellman heeft ook berekend dat ons systeem van nucleair afschrikkingsevenwicht, de fameuze balance of terror, hooguit 500 jaar kan meegaan. Afschrikkingsevenwicht wil zeggen dat verschillende partijen een buitensporig groot arsenaal aan kernwapens hebben, terwijl het bovendien onmogelijk is om met één aanval het hele arsenaal van de andere partij uit te schakelen.

Die houdt altijd een reserve over, de zogenaamde second-strike capability. Onder die omstandigheden blijft er bij een kernoorlog geen winnaar over en zou de aarde voor lange tijd in een onbewoonbare planeet veranderen. Beide partijen zijn er dus van verzekerd dat vernietiging van de tegenstander ook zelfvernietiging inhoudt (mutual assured destruction, MAD) en zullen het daarom wel uit hun hoofd laten om elkaar aan te vallen. Zo zou het concept van afschrikking de vrede bewaren.

Het probleem is dat zoiets alleen kan werken als degene die de macht heeft om kernwapens te gebruiken een 100% logische, rationele entiteit is – en dat is nu eenmaal niet menselijk. Eén zot is met andere woorden genoeg, en, de geschiedenis staat dan ook niet echt aan de kant van een succesvolle afloop voor zo’n afschrikkingspolitiek.

We hebben ons part van gekken al wel gehad. Nu, 500 jaar, dat klinkt eigenlijk best oké. Maar, dat zien we verkeerd: 500 jaar is het bestcasescenario. Het komt erop neer dat de kans dat we een nucleair conflict meemaken per generatie verdubbelt.

De kansen dat we tot inzicht komen en dat iedereen op de planeet die nu kernwapens bezit die wil en zal dumpen, dat is voor zover we weten nog niet berekend. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat er geen referentiekader is en dus geen variabelen bestaan om zo’n inschattingen te maken. Waarom? Omdat in de geschiedenis van de mensheid, voor zover we weten, het nog nooit gebeurd is dat alle partijen besloten hun wapens te vernietigen.

Waar naartoe?

Allemaal niet hoopgevend dus. Brengt ons tot de volgende vraag: als er een nucleair conflict uitbreekt, waar zit je dan het best? De Britse wetenschappers, Becky Alexis-Martin van de University of Southampton en Thom Davies ( University of Warwick) hebben de ingrediënten van een atoomoorlog in een computermodel gestoken, waarbij onder meer ook rekening werd gehouden met windpatronen, neerslagmodellen et cetera.

Om te beginnen: het noordelijk halfrond is eigenlijk meteen al zo goed als helemaal af te schrijven. IJsland, Svalbard (Spitsbergen) zou nog kunnen, tenminste daar ben je in principe veilig van de bommen zelf. Maar niet voor de fall-out. Groenland bijvoorbeeld is geen optie, daar hebben de Amerikanen militaire basissen en die zijn doelwitten.

Canada is ook een probleem, de kans dat de fall-out vanuit de VS naar daar trekt is te groot. Nee, de beste kans heb je sowieso op het zuidelijk halfrond. Nummer één om zowel aan bommen als aan straling en fall-out te ontsnappen is Antarctica. Op de Zuidpool is het echter niet simpel overleven.

Isopix

Interessanter qua infrastructuur – een beetje toch – is het Paaseiland. 3.000 km van de Zuid-Amerikaanse kust. En hoewel je er water uit de kraan hebt en andere aangename voorzieningen, is het probleem van het Paaseiland op langere termijn dat het alleen vis uit de zee als voedselbron heeft en vissen is er blijkbaar niet echt makkelijk. Kiribati, 4.000 km zuidwest van Hawaï, is ook een goeie optie. 21 van de 33 koraaleilanden zijn bewoond en in principe vind je er genoeg om te kunnen overleven.

Ook ideaal zou Tristan da Cunha zijn, een klein en heel afgelegen vulkanisch eiland voor de kust van Zuid-Afrika. Er wonen daar 260 mensen, en er zijn zelfs boerderijen. Pitcairn Island is ook een goeie kandidaat. Frans-Polynesië en Tuvalu: zelfde verhaal. Tierra del Fuego of Vuurland is ook een optie blijkbaar. Ver genoeg om aan de gevolgen van radioactiviteit te ontsnappen, en bovendien voorzien van behoorlijk wat infrastructuur. Nieuw-Zeeland staat ook in het lijstje.

In tegenstelling tot Australië is het blijkbaar geen echt doel van iemand. Er wonen daar iets van een drie miljoen mensen en ze hebben er 60 miljoen schapen. Dat biedt dus perspectief.

Ook kleine atoomoorlog heeft immense gevolgen

Maar zelfs een beperkte nucleaire oorlog zou gevaarlijke effecten kunnen hebben op gebieden ver buiten de getroffen regio’s. Een atoomconflict zou immers tot een wereldwijde afkoeling van de temperaturen leiden, wat de wereldwijde landbouwproductie aanzienlijk zou reduceren.

Dat blijkt uit een studie van wetenschappers aan het Potsdam-Institut für Klimafolgenforschung (PIK) in Duitsland, de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA en de University of Chicago.

De studie, gebaseerd op geavanceerde computersimulaties, toont dat plotse temperatuurdalingen het wereldwijde voedingssysteem een nooit eerder geziene schok zouden toebrengen. Tegelijkertijd zou deze nucleaire afkoeling op de klimaatverandering, veroorzaakt door het gebruik van fossiele brandstoffen, geen enkel effect hebben.

“Na een decennium van afkoeling, zou de wereldwijde opwarming immers opnieuw op gang komen”, zegt onderzoeksleider Jonas Jägermeyr, klimaatwetenschapper aan het PIK.

“Het onderzoek toont dat een nucleair conflict niet alleen een vreselijke tragedie zou zijn voor de getroffen regio”, benadrukt Jägermeyr. “De gevolgen zouden zich wereldwijd laten voelen. De wereldwijde voedselzekerheid wordt bedreigd.”

‘De landbouwproductie zou zwaar worden geraakt, maar de impact zou ook in de handel zichtbaar zijn. Belangrijke voedselproducenten zouden immers, om de eigen bevoorrading te garanderen, de export naar andere gebieden beperken. Hierdoor zou een wereldwijd tekort aan voedselvoorziening dreigen. Een regionale nucleaire crisis krijgt daardoor een mondiaal karakter.’

Kouder en droger

De simulatie, die betrekking had op een beperkte nucleaire oorlog tussen India en Pakistan, zet minder dan 1 procent van het wereldwijde kernarsenaal in. “Branden, veroorzaakt door de ontploffing van kernbommen, sturen echter grote hoeveelheden roet hoog de atmosfeer in”, staat in de studie.

“Die wolken zouden door de wind snel over de hele wereld worden verspreid. Het roet in de atmosfeer maakt dat maar een deel van het zonlicht het aardoppervlak kan bereiken. Dat heeft een plotselinge afkoeling tot gevolg, terwijl ook de weerpatronen een ernstige verandering kennen.”

“De injectie van 5 miljoen ton rook in de atmosfeer doet de wereldwijde temperatuur met ongeveer 1,8 graden dalen. Gedurende een periode van minstens vijf jaar zou bovendien de neerslag met 8 procent afnemen.”

“Het eerste jaar na de nucleaire oorlog kunnen de binnenlandse reserves en wereldhandel het verlies aan voedselproductie nog grotendeels compenseren, maar tegen het vierde jaar zouden de graanvoorraden nagenoeg zijn uitgeput en komen de internationale handelssystemen tot stilstand.”

Door die problemen zouden de beschikbaarheid van maïs en tarwe in meer dan zeventig landen, met ongeveer 1,3 miljard mensen, met minstens 20 procent afnemen.

“Hoe verschrikkelijk de directe effecten van kernwapens ook zouden zijn, veel meer slachtoffers dreigen dan buiten de doelgebieden – simpelweg door indirecte klimaateffecten – een hongersnood te sterven”, zeggen de onderzoekers.

Meer
door Redactie
Lees meer...