Het was vandaag tijd voor de grote finale van Mijn Restaurant. Daarin ging het nog tussen VONK in Antwerpen en Lucien in Kortrijk. Voor Aristide & Charlotte en Jonas & Maarten was het dus nagelbijten tot het moment waarop de jury uit het busje stapte.
De afgelopen weken was het altijd al spannend wanneer in Mijn Restaurant het busje van de jury naar de restaurants reed, maar vanavond was het toch nog een tikkeltje spannender. Aristide & Charlotte of Jonas & Maarten kregen namelijk bezoek van de jury mét de beker van Mijn Restaurant.
Lucien
Het waren uiteindelijk Aristide en Charlotte die in Lucien in Kortrijk het verlossende bezoek kregen van de jury. Zij baseerden hun restaurant op de traditionele Vlaamse keuken, die ze wel brachten met een twist. Aanvankelijk was die twist volgens de jury nog te braaf, maar uiteindelijk wisten ze de jury en de kijkers te bekoren met hun ode aan Aristides grootvader Lucien. “Ik ben zo trots op iedereen die voor ons gewerkt heeft. Ik ga wenen”, klonk het bij Aristide toen hij besefte dat zij gewonnen zijn. “Ik denk wel dat Lucien trots zou zijn op ons.”
Het Kortrijkse restaurant Lucien blijft dus open. Bij de winst hoort verder ook een geldprijs van 40.000 euro en een jaar intensieve begeleiding van Horeca Vlaanderen. “Ik durf te zeggen dat het het beste duo is maar ook qua team en continuïteit, chapeau aan iedereen namens ons als jury maar ook namens alle kijkers”, besluit jurylid Marc Coucke. “Hun keuken is tijdloos. Ze hebben een mooie ode kunnen brengen aan grootvader.”
VONK
Voor Jonas en Maarten kwam er dus slecht nieuws. Maar ze bleven optimistisch over de toekomst. “Ergens zijn we wel gewonnen, voor onszelf. VONK stopt niet”, klinkt het. Het avontuur begon heel moeilijk voor VONK, met een personeelstekort dat voor veel problemen zorgde tijdens de bediening. Maar uiteindelijk werden zij gekozen als de eerste finalist.
De winst ging naar Kortrijk, maar de jury is toch nog steeds lovend voor Jonas en Maarten. “Ze zijn zeer jong en hebben een mooie toekomst”, klinkt het zo bij Marcelo Ballardin.