Bij de productie van garen voor kleding van westerse merken worden massaal kinderen gebruikt. De meerderheid van de meisjes en vrouwen in deze fabrieken is tussen veertien en achttien jaar oud. Sommigen zijn zelfs nog jonger. De meisjes maken lange werkdagen, krijgen te maken met seksuele intimidatie en pesterijen en verdienen doorgaans minder dan het minimumloon.
Nieuw onderzoek door de Landelijke India Werkgroep (LIW) wijst uit dat in meer dan 90 procent van de spinnerijen in Zuid-India kinderslavernij voorkomt. 20% van wie daar werkt is jonger dan 14.
Zuid-Indiase spinnerijen leveren garen voor Indiase, Bengalese en Chinese kledingfabrieken die produceren voor de Westerse markt.
Eerder werd al alarm geslagen over de werkomstandigheden in spinnerijen die rechtstreeks leveren aan merken zoals C&A, GAP, Marks & Spencer, Primark en Walmart. In het nieuwe onderzoek werd gekeken naar garenfabrieken die deel uitmaken van de productieketen.
Er werd gesproken met werknemers van 743 bedrijven in Zuid-India. In 39 spinnerijen werd het minimumloon betaald. In de helft van de fabrieken was de werkweek zestig uur of meer.
Van het Indiase garen gaat 30 procent naar binnenlandse fabrieken die kleding produceren voor de export. Zeker 20 procent gaat naar kledingfabrieken in China en Bangladesh. Als een T-shirt in China is gemaakt hoeft dat niet te gelden voor het garen.
Het rapport Large-scale forced (child) labour in India’s spinning mills kan je hier downloaden.