Op de koffie bij Kathleen Van Brempt: “Zit er al een mes in mijn rug?”

Een wakkere reporter slaat toe wanneer zijn gesprekspartner nog half slaapt. Iedere ochtend vuurt Tim F. Van der Mensbrugghe zijn eerste vraag af vóór de eerste koffie. Vandaag wrijft Kathleen Van Brempt haar ogen uit.

Met een gezicht dat vertrokken is van de pijn zet Kathleen Van Brempt (sp.a) twee koffies op haar keukentafel. “Alstublieft”, kreunt de nieuwe fractieleider in de Antwerpse gemeenteraad.

“Oei, gaat het niet goed met u?”, vraag ik ondanks mijn desinteresse in het persoonlijke leven van politici. “Lijdt u onder de voorzitterstrijd die uw partij verscheurt of hebt u echte, fysieke klachten?”

“Vanmorgen ben ik opgestaan met pijn aan mijn rug”, klaagt Van Brempt. “Zomaar, plots.”

“Dat is vervelend”, zeg ik. “Uw voorgangster als fractieleider is nog maar net opgehoepeld wegens rugklachten en nu hebt u het zelf zitten.”

“Het zal wel vanzelf overgaan”, wuift Van Brempt mijn medelijden weg.

“Wees toch maar voorzichtig, mevrouw de fractieleider. Volgens mij is uw functie vervloekt. Yasmine Kherbache kon nauwelijks nog een voet verzetten”, zeg ik. “Zolang Bruno Tobback en John Crombez om het socialistische stuurwiel vechten, rijdt uw partij zich in de prak en tuimelen er mensen uit de laadbak, met allerlei breuken en kneuzingen tot gevolg.”

Auw! Beul!

“Jamaar, het is niet psychosomatisch, ik heb echt zeer aan mijn rug”, zegt Van Brempt. “Als het nog erger wordt, zal ik krukken nodig hebben om mij te verplaatsen.”

Ik neem een slok koffie, want koffie is gezond, gezonder althans dan anno 2015 een lidkaart van de sp.a bezitten. “Voelt u de pijn over uw hele rug of zit ze geconcentreerd op één plek?”, vraag ik alsof ik meer dan één sikkepit ken van medische aandoeningen.

“Op één plek”, grimast Van Brempt.

“Ik ga eens kijken”, zeg ik en stel me recht. Op Van Brempts rug zie ik inderdaad een bobbel. Ik tik ertegen en voel iets hards. “Auw!”, schreeuwt ze. “Beul!” Blijkbaar voelt ook zij iets hards.

Ik beveel haar haar blouse en topje uit te spelen, wat ze zonder aarzelen doet. “Uw beha mag u aanhouden”, zeg ik net op tijd, want ik ben een journalist van het ouderwetse slag dat vindt dat politieke interviews vooral niet te familiair mogen worden. Een reporter moet altijd waakzaam zijn.

“Nou, nou”, mompel ik. “U bent nog maar net fractieleider geworden en ze hebben u al te grazen.”

“Wat, zit er al een mes in mijn rug?”, vraagt Van Brempt met een schalkse knipoog.

Politieke complicaties

“Tja, euh, eigenlijk wel”, moet ik bekennen, want er steekt inderdaad een biefstukmes onder haar rechterschouderblad. “Dat ziet er best pijnlijk uit”, luidt mijn diagnose.

Van Brempt bewaart haar koelbloedigheid, want als voormalig minister is ze al het een en ander gewoon. “Bon, dan hebben ze me dus te grazen”, zegt ze. “Kun je dat mes eruit trekken?”

“Ik zou wel willen, maar ik kan mijn onafhankelijkheid als journalist niet in gevaar brengen”, zeg ik. “Laat u dat niet beter doen door een partijgenoot? Of door een dokter? Misschien is het ook geen slecht idee om – ik zeg maar wat – de politie te verwittigen?”

“Pfff, neen, dat zou leiden tot politieke complicaties”, weet Van Brempt. “Stel je voor dat de politie de vingerafdrukken van Bruno vindt? Dan lijkt het alsof ik campagne voer voor John. Nee, nee.”

“U wacht liever tot de voorzittersverkiezingen afgelopen zijn?”, vraag ik.

Kathleen Van Brempt knikt. “En dan plof ik dat mes in de rug van de verliezer”, kondigt ze aan. “Daar kun je nooit verkeerd mee doen in onze partij.”