Over Sjarel Klak? Neen, over het boerengat Zottegem en zijn nakende verstedelijking!

Op een Facebook-draad schreef een Zottegemnaar: “Sjarel Klak, durf te spreken in uw eigen persoon of personen! Maak u niet belachelijk!”

Dat zet een mens aan het denken. Natuurlijk heeft die man gelijk. Het Facebook reglement geeft aan dat ieder onder eigen naam moet schrijven. Mijn naam stond natuurlijk wel bij de persoonlijke info op Facebook, ook op de blog www.sjarelklak.be en de nieuwssites die de schrijfsels overnemen. Maar dat telt niet, het mag niet,… dus is dat nu aangepast. Spijtig want vroeger noemde mijn grootvader “Lowieke Limonaat” voor zijn klanten en “Lowie van Roza” voor de vrienden. Vandaag telt alleen wat officieel is. Dit volksgebruik moet verdwijnen; Facebook heeft het zo beslist. Een Zottegemnaar heeft het goed begrepen.

Maar dat was niet wat verbaasde. Het vreemde zat in de woorden “spreken in uw eigen persoon of personen“. Huh? Personen? Al zijn er die zich zelve benoemen als ‘wij‘, van die hovaardigheid werd ik nog niet beschuldigd.

Daarom, alvorens u over de schalkse stad Zottegem te onderhouden, eerst de volgende duiding, voor diegenen die ‘ons‘ nog niet persoonlijk ‘kennen‘. U zal dan beter begrijpen wat dit boerke drijft tot schrijven over de verstedelijking :

“Sjarel Klak is een alter ego, geboren in oktober 2014 ter gelegenheid van een schelmenstreek. De geestelijke vader is Carl Nys, een boer mèt een klak die het levenslicht zag in 1963 in de hoofdstad van het glooiende Hageland, Aarschot; getogen tussen de heuvels en velden van Scherpenheuvel en Zichem, waar de Witte zijn poetsen bakte; collegiaal haagschool gelopen in de Oranjestad Diest, dan in Aarschot waar de Kinks en het Schipperke de favoriete kroegen waren; uiteindelijk studentikoos potverterend aanbeland in het grootstedelijke ‘Broekzele’, waar tot vandaag de noeste arbeid wordt geleverd. Dan volgde het obligate verhaal van huisje, tuintje en kinderen, gedurende twee decennia integrerend tot Pajottenlander te midden de Dilbeekse velden; in het kleinste dorpje met 1700 zielen, 1 café, 1 beenhouwer en 1 brouwer wiens ongefilterde Geuze internationaal erkend werd als de lekkerste. Daarop volgden enkele jaren van herwonnen schoonheid en midlife-genieten in de beemden van Dendermonde, tussen de Dender en de Schelde, waar de Filosoof van Aaghem nog waart. Vandaag, stilaan integrerend tot Vlaams-Ardennees, samen met Annemie goesting belevend op een flank waar de Zwalmbeek een dal uitslijt, op een boogscheut van ‘la Wallonie Picarde’, opnieuw in een klein dorpje, dit keer zonder brouwer maar wèl met een koffiebrander die vliegende kunst aan artisanale traditie paart. Een mens moet met zijn tijd mee gaan.

(Lees meer over het dorp…) Onderaan dit verhaal staan meer links naar verhalen over Zottegem.

Brabant, Brussel en Oost-Vlaanderen, dat is ‘thuis’, Europa is de ‘achtertuin’, deze wereld is ‘een dorp’, maar Zottegemnaren, hier schrijft een boerke dat wel (node) wil werken in de stad, maar er niet wil leven.

Steden en hun mentaliteit dijen uit, ook richting Zottegem. De Rand rond Brussel is verstedelijkt, de talen van Voltaire en Justin Bieber beheersen het straatbeeld, melk is er een soort witte cola en lopen door het veld is er nog weinig kinderen gegund. De verstedelijking rukt op, al tot Denderleeuw, Dendermonde en Grimbergen. Daar zie je steeds minder boerkes en boerendochters het lokale dialect gebruiken, de lokale gewoonten beleven,… ‘tendoet’ en ‘abatoet’ verstaan ze niet meer.

Zottegem kent nog de volkscultuur die elders is verdwenen. Stedelingen bekijken dat meewarig, maar deze Sjarel koestert het. Besef dat Zottegem aan de vooravond staat van een bevolkingsgroei zonder voorgaande. Dit fenomeen heb ik al vaak beleefd,… telkens ontvlucht. Verder achteruit krabbelen, op de vlucht voor de stadsdruk, is in Vlaanderen niet mogelijk.

Het hart van de Vlaamse Ardennen gaat ook voor de bijl als we absoluut alles willen volbouwen als token van ‘mee-zijn-met-de-tijd’. Trap niet in die val. Megalomane bouwprojecten en ongebreidelde bouw van woongelegenheden brengen weliswaar leven in de brouwerij. Tegelijk zal Zottegem aan sneltempo veranderen, als gebied van rijke volkscultuur wegdeemsteren. Maar elke medaille heeft een keerzijde. Vandaag is ‘achtergesteld heuvelland’ de luxe van morgen. Het vergelijkbare Hageland (tussen Leuven en Diest) is een schrijnend voorbeeld. Jeugd trekt er weg want gronden zijn onbetaalbaar geworden. Velden worden ‘ontakkerd‘, dan volgestouwd met nieuwbouw. Inboorlingen zien hun volkscultuur verdwijnen recht evenredig met de stijging van de waarde hunner boerenhoven. Rijke stedelingen verbouwen die hoeves tot lusthoven; ieder zijn eigen Breivelde.

Zeg niet dat dit boerke jullie niet heeft gewaarschuwd. Snak niet naar de verstedelijking, want de stadsmens zal de lokale volkscultuur niet eens herkennen, laat staan erkennen. U zegt: “We zijn zover nog niet! ” Dat spreek ik tegen. Niet de vluchtende Syriër is het probleem, wel de uitdijende stadsbeleving, want stedelingen hebben niks vandoen met plattelandsbewoners. Een compromis? Hoe bewaar je het compromis tussen landelijk schoon en stedelijke pracht? Het tweede vreet immers aan het eerste.

Geef mij maar de koeien in de weide, het koppel eekhoorns in het bos, mijn eigen kiekens die de overschotten opeten en natuurlijk de fijne buren in de straat waarvan ‘wij‘ het gezicht nog kennen. Behalve die ene buur, die ook boer wil zijn. Ik ken hem niet. Hij begint steeds meer geiten, eenden en kippen te verzamelen in één grote ren, te midden de omringende huizen. Zoals anderen treintjes verzamelen, bierviltjes,… Geen probleem, want kleine hoevedieren zijn leuk en charmant,… iedereen houdt hier trouwens enkele kippen, een paar schampere ezels, wat omfloerse schapen, een schattige hoogland koe of een schietklare bok. Het zijn allemaal lieve beesten die al eens een balk, een beih, een kwaak of een koekeloere laten, maar deze buur weet niet dat je nooit twee hanen in één ren mag zetten of de alfa-haan ‘kukelkabaalt‘ onophoudelijk vanaf 4u ‘s nachts tot het ochtendgloren om toch maar als eerste de zon te kunnen begroeten; weet blijkbaar niet dat hanen voldoende kippetjes nodig hebben om hun viriliteit op bot te vieren. Neen, die geitjes zeggen hen niets en de eenden laten zich evenmin gewillig doen. Ook in dorpen vind je stedelingen, heren, die al lang geen boeren meer zijn. Zij zijn de toekomst.

Maar dan beseft deze Sjarel dat hij ook aan een piepende en kriepende tramhalte kan gaan wonen, ergens in de stad waar kippen alleen nog in onderdelen te verkrijgen zijn… en dan is hij blij, zot van vreugde en jolijt, elke nacht wanneer hij slaapverstoord recht krabbelt om het raam te sluiten. ‘Weg mè dei gooie buitenlocht‘.

Epiloog : Andere buren beleven het minder filosofisch. Zij zijn het kotsbeu, zijn aan het verhuizen, weg uit het stille straatje en zijn overlast. Ze vluchten naar de rand van een drukke baan, weg van de ochtendterreur. Ze verdragen beter het geraas van auto’s en vrachtvervoer.

Ieder zijn rust.

Carl Nys

Lees ook : “Van boeren en verzamelaars” om het verschil tussen een plattelandsmens en stadsmens beter te begrijpen.