De Vlaamse en federale regering willen de financiële en administratieve drempels wegnemen voor jongeren die een zelfstandige activiteit willen combineren met studeren. Verschillende universiteiten en hogescholen hebben een statuut van student-ondernemer ingevoerd, dat te vergelijken is met het topsportstatuut. Ze vragen de overheid dat een student-ondernemer minstens evenveel mag verdienen als een jobstudent zonder dat hij of zij sociale bijdragen moet betalen. Federaal minister Willy Borsus onderzoekt de mogelijkheid.
Recent publiceerde de Europese Commissie een plan, het Entrepreneurship 2020 Action Plan, met als doel het Europese ondernemerspotentieel te helpen ontwikkelen. Het onderzoek ‘Entrepreneurship Education: A road to success’, dat in dat kader werd gepubliceerd, toont aan dat het onderwijs hier een belangrijke rol in kan spelen. Zo stampen studenten die reeds op de schoolbanken in contact komen met ondernemerschap, vaker innovatieve bedrijfjes uit de grond, hebben ze minder kans op werkloosheid en meer kans op een beter salaris.
Het onderzoek toont ook aan dat ondernemerschapsonderwijs positieve effecten heeft op studenten, maar ook op de onderwijsinstellingen zelf, op de economie en op de maatschappij. Het rapport gaat ook kort in op aspecten die het effect van ondernemerschapsonderwijs vergroten. Voorbeelden hiervan zijn het afstemmen van nationale en regionale strategieën, het starten van projecten binnen het basisonderwijs en het betrekken van docenten bij de beleidsontwikkeling.
In haar beleidsnota kondigde Vlaams minister voor Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) aan werk te maken van een “geactualiseerd actieplan voor het stimuleren van ondernemingszin en ondernemerschap via het onderwijs”. Een voorstel van geactualiseerd actieplan wordt op dit ogenblik uitgewerkt, en het is de bedoeling van Crevits om het in september aan de Vlaamse Regering voor te leggen.
KENNIS BEDRIJFSBEHEER
Vlaams minister van Werk Philippe Muyters (N-VA) kwam midden juni met het voorstel naar buiten om het voor studenten eenvoudiger te maken een eigen zaak op te starten. Op dit moment moeten studenten eerst beschikken over een bachelordiploma alvorens ze een onderneming kunnen oprichten. Dat geldt ook voor een bachelor lichamelijke opvoeding, ook al heeft die geen enkele economische vorming gehad.
Een student zonder bachelordiploma met een geniaal idee moet daarentegen aparte cursussen boekhouden en economie volgen om een attest bedrijfsbeheer te behalen. In de praktijk wacht bijna elke student dan ook tot de bachelorstudies afgerond zijn. Via een speciale module aan de universiteit of hogeschool wil Muyters er voor zorgen dat studenten sneller kunnen ondernemen. Hij hoopt hiermee jaarlijks zo’n 1.500 studenten te bereiken.
“Volgens de informatie die ik kreeg van mijn administratie, kunnen we die module bedrijfsbeheer invoeren zonder wetswijzigingen”, aldus de minister.
UNIVERSITEITEN
De academische raad van de KU Leuven besliste begin mei 2015 dat er een nieuw studentenstatuut wordt toegekend, namelijk van student-ondernemer. Het statuut ligt een beetje in de lijn van het topsportstatuut. Hierbij kunnen studenten die een bedrijf willen oprichten, aanspraak maken op bepaalde voordelen. Dat kan gaan van het spreiden of verplaatsen van lessen en examens tot het ter beschikking stellen van begeleiding en lokalen. Ook de Universiteit Gent (UGent) en een reeks hogescholen, zoals de Hogeschool Gent, de Artevelde Hogeschool en de Limburgse PXL hebben zo’n statuut en mag succesvol worden genoemd.
“Student-ondernemers verdienen alle kansen”, schrijft rector Anne De Paepe (UGent) in een column voor De Tijd. “Hoog tijd dat de overheid het statuut van student-ondernemer minstens gelijkschakelt met dat van jobstudent.” In 2011 telde UGent zo’n vijftig student-ondernemers. Vandaag zijn ze met dubbel zo veel. “Meer dan ooit is er een momentum om ondernemingszin bij jonge mensen te stimuleren. Zeker als je weet dat volgens onderzoek zo’n 10 procent van de studenten in aanmerking komt om ondernemer te worden. Omgerekend naar Gentse maatstaven, zouden we dus in één studentenstad alleen al kunnen vissen in een vijver van 7.000 mogelijk toekomstige ondernemers.”
Aan de UGent hebben ze de ambitie om binnen twee jaar 350 student-ondernemers te ondersteunen. Daarom hebben ze drie jaar geleden het statuut student-ondernemer in het leven geroepen. Onder de noemer ‘Durf Ondernemen’ bieden ze hun studenten gratis business coaching, technisch advies en administratieve begeleiding bij het opzetten van hun eigen onderneming.
De Paepe vraagt dat de overheid het statuut van student-ondernemer minstens gelijk schakelt met dat van jobstudent: “Jobstudenten kunnen nu jaarlijks maximaal zo’n 6.000 euro verdienen. Voor student-ondernemers is dat maar 1.500 euro. Een vierde dus. Sommige studenten met ondernemingszin haken daarop af. En dat mogen we niet toelaten.”
STATUUT
Eind februari keurde de federale ministerraad het ‘KMO-plan’ van de minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO’s, Willy Borsus (MR) goed. Dit KMO-plan stelt 40 concrete maatregelen voor om de KMO’s te ondersteunen in hun ontwikkeling. In voorstel 18 van dat plan lezen we dat de federale regering de mogelijkheden zal onderzoeken om studenten in staat te stellen te beschikken over een “statuut van student-ondernemer” om een ondernemerschapsproject op te starten.
De huidige wetgeving laat een student onder voorwaarden toe om een zelfstandige activiteit uit te oefenen in aanvulling op zijn studies, waarbij hij een artificieel maar gunstig statuut geniet. Onder bepaalde voorwaarden wordt hij beschouwd als een zelfstandige in bijberoep, namelijk als zijn inkomsten lager zijn dan 6.742,06 euro per jaar. Dat is het bedrag voor 2015. Hij moet geen sociale bijdragen betalen als zijn jaarlijkse inkomsten lager zijn dan 1.423,90 euro. Ook dat is het bedrag voor 2015.
DENKOEFENING
“Ons land heeft ondernemers nodig. Er bestaat geen twijfel over dat een verbeterd statuut van student-ondernemer zal zorgen voor een toename van hun aantal in de toekomst. U kunt erop rekenen dat ik daartoe zal bijdragen”, laat minister Borsus weten. Hij wil daarom een denkoefening houden over de verbetering van die wetgeving op het niveau van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen. Het Algemeen Beheerscomité is onder meer samengesteld uit vertegenwoordigers van de interprofessionele organisaties voor zelfstandigen, van de landbouworganisaties en van het kabinet van de minister.
Borsus hoopt tegen oktober 2015 een globaal voorstel te kunnen doen: “Ik ben er immers van overtuigd dat het belangrijk is de jongeren te helpen die vaak zin hebben om te ondernemen en tot actie over te gaan, terwijl een reeks belemmeringen hen dat traditioneel verhindert, zoals sociale druk, druk van de ouders of de vrees om geen inkomsten te hebben op korte termijn. In dat raam lijkt het mij opportuun om na te denken over de gevolgen voor de kinderbijslag, uiteraard in onderhandeling met de deelstaten. Ik wil natuurlijk dat de kinderbijslag behouden blijft. Ook moet ik de fiscale statuten bestuderen.”
Voor de toegang tot het zelfstandig beroep en ook de kinderbijslag is Vlaanderen sinds de zesde staatshervorming zelf bevoegd. Sociaal statuut en fiscaliteit zijn federale aangelegenheden. Met zijn voorstel over de kennis van bedrijfsbeheer wil Vlaams minister Muyters alvast de toegang tot het beroep voor studenten makkelijker maken. Zijn federale collega Willy Borsus bekijkt het sociaal en fiscaal statuut. Over het behoud van kinderbijslag zal nog gediscussieerd moeten worden, maar Vlaams minister Hilde Crevits is vastberaden: “Het is noodzakelijk om hierin een doorbraak te realiseren. Het is wat vreemd dat het voor studenten aantrekkelijker is om een studentenjob te doen, bijvoorbeeld afwassen in een studentenrestaurant, dan om een eigen bedrijf op te starten.”