Een recente studie van de Universiteit van Surrey suggereert dat de consumptie van plantaardige vleesalternatieven (PBMA) mogelijk verband houdt met een verhoogd risico op depressie bij vegetariërs. De bevindingen, gepubliceerd in het tijdschrift Food Frontiers, roepen vragen op over de mogelijke impact van deze producten op de mentale en fysieke gezondheid.
De onderzoekers analyseerden gegevens van de UK Biobank en ontdekten een opvallende correlatie: vegetariërs die regelmatig PBMA consumeren, hadden een 42 procent hoger risico op depressie in vergelijking met vegetariërs die deze producten vermeden. Opvallend genoeg waren er geen significante verschillen in de inname van natrium, suiker of verzadigde vetten tussen beide groepen.
Daarnaast werd een verband gevonden tussen PBMA-consumptie en verhoogde bloeddruk, hogere niveaus van C-reactief proteïne (CRP) – een marker van ontsteking – en lagere niveaus van apolipoproteïne A, een proteïne die geassocieerd wordt met “goed” cholesterol (HDL).
Niet alle resultaten waren negatief. Het onderzoek toonde aan dat vegetariërs die PBMA consumeerden, een 40 procent lager risico hadden op prikkelbaredarmsyndroom (IBS). Dit suggereert dat deze producten ook voordelen kunnen bieden voor de spijsverteringsgezondheid.
“Verder onderzoek nodig”
Professor Nophar Geifman, hoofdauteur van het onderzoek, benadrukt dat plantaardige vleesalternatieven een veilige keuze kunnen zijn in de context van een uitgebalanceerd dieet. “Het is echter cruciaal om de potentiële verbanden tussen deze voedingsmiddelen, ontstekingen en mentale gezondheid beter te begrijpen,” aldus Geifman.
De studie erkent ook beperkingen. Zo zijn de gegevens voornamelijk gebaseerd op een blanke populatie in het Verenigd Koninkrijk, en werd de voedingsinformatie slechts één keer verzameld. Co-auteur Professor Anthony Whetton pleit daarom voor meer diverse en langdurige studies om de resultaten te bevestigen.