De PS lijkt naar buiten toe diep verdeeld, telkens opnieuw wordt de strijd tussen PS-voorzitter Elio Di Rupo en kroonprins Paul Magnette (PS) beschreven. Maar zou het kunnen dat de Franstalige socialisten het perfecte toneeltje spelen, inclusief een good cop en een bad cop, om uiteindelijk federaal toch met de N-VA te gaan regeren?
Onderschat de PS nooit. Het is de best georganiseerde en misschien ook wel meest ervaren bestuurspartij van België. Een machtige machine, met een fenomenale studiedienst, het IEV, Instutuut Emile Vandervelde. Dat ze de afgelopen vijf jaar niet bestuurden, federaal dan, is eerder de uitzondering dan de regel. Sinds 1988 waren ze onafgebroken aan de macht, Martens VII was de laatste regering zonder de PS. Tot 2014 dus, toen MR, N-VA, Open Vld en CD&V samen Michel I vormden.
Om maar te zeggen: het is een partij waarbij regeren in het DNA zit, waar ze ook kunnen tellen, en politieke projecties over mogelijke coalities maken. Als iedereen in de Wetstraat al weken doorheeft dat de Bourgondische coalitie zowat de enige werkbare formule is, zeker nu Ecolo zichzelf federaal buitenspel heeft gezet, ga er dan maar van uit dat de PS dat al op dag één na de verkiezingen wist. En daarnaar handelde.
De januskop van de PS: een handig spelletje?
Blijft dan de cruciale vraag waarom er telkens zo wisselende berichten van bij de Franstalige socialisten komen, waarom ze openlijk zoveel schroom tonen om maar met de N-VA in één kamer te zijn?
Het antwoord zit hem erin dat de PS misschien wel het perfecte toneeltje aan het spelen is, om naar haar achterban, naar de publieke opinie in Franstalig België én naar de toekomstige linkse oppositie van PTB en Ecolo, een coalitie met N-VA uit te leggen. Want de ‘interne verdeeldheid’, de ‘rode broederstrijd’ tussen Magnette en Di Rupo: het komt eigenlijk toch allemaal niet zo slecht uit.
In onderhandelingen is het een klassieke samenstelling van een delegatie, een dergelijk duo: één harde tante, die systematisch ‘neen’ zegt en eigenlijk ‘zelfs niet aan tafel wil komen’, terwijl de andere een meer charmante rol speelt, en probeert een deal te maken, ‘maar mijn partner ziet het echt, echt niet zitten, dus jullie zullen je prijs serieus moeten laten zaken’. Zou het kunnen dat Di Rupo en Magnette hun interne discussies handig gebruiken om de N-VA stevig in de tang te nemen, en goed laten zweten, alvorens ze gewoon nog maar aan tafel gaan? “Sluit het in elk geval niet uit, als je met de PS werkt. Het zit zeer goed ineen meestal”, zo is bij een waarnemer te horen, die het al jaren gewoon is met hen te onderhandelen.
Wat opvalt: achter de schermen zijn er niet al te veel slechte herinneringen aan de PS, als regeringspartner. De afgelopen vijf jaar was de oppositie tegen liberalen, christendemocraten en Vlaams-nationalisten ongenadig. Maar tegelijk is bij de liberalen, zeker aan Vlaamse kant, te horen “dat je met de PS wel zaken kan doen”. “Een akkoord is een akkoord met de PS. Daar wordt niet op teruggekomen, op afgedongen, over gedraald of over gesleept. Het is een loyale partner. Wat binnen de Zweedse coalitie soms wat ontbrak”, zo is te horen.
Driebanden met communicatie
Ook uit de publieke uitspraken van de PS valt wat te leren. De PS-voorzitter Elio Di Rupo zette meteen na de verkiezingen, bij z’n eerste bezoek aan de koning, één coalitie in de markt: paars-groen, aangevuld met CD&V. Maar publieke communicatie in regeringsonderhandelingen is vaak driebanden: je lanceert iets om het te laten afschieten. Wat ook gebeurde: zowel CD&V als Open Vld liet weten “geen regering zonder Vlaamse meerderheid” te maken, en torpedeerde zo keihard het plan van Di Rupo. Was dat wat de PS al van bij de start nodig had: aantonen dat het zonder de N-VA bijzonder moeilijk gaat?
Een tweede toneeltje van de PS: heel hun vrijage met Ecolo in Wallonië, tot en met een zoektocht van weken naar steun voor een minderheidskabinet. Iedereen die kan tellen, wist dat zoiets gedoemd was. Maar wekenlang hield de PS de Franstalige groenen én de Franstalige media bezig met het idee, terwijl ondertussen achter de schermen zorgvuldig de banden met de MR-top gaaf gehouden werden.
Dat vervolgens een stuntelende Ecolo-leiding afhaakte op het federale niveau, en weigerde naar de rondetafel van informateurs Johan Vande Lanotte (sp.a) en Didier Reynders (MR) te komen, helpt alvast één narratief in Franstalige België: de PS ‘kan niet anders’ dan met de N-VA gaan praten.
De verlanglijstjes komen boven
Het discours bij de Franstalige socialisten is ondertussen wat aan het keren. Het is geen ‘neen’ meer, maar eerder het overmaken van verlanglijstjes. Zo laat Thierry Bodson, de man van de socialistische vakbond, weten wat zijn eisen zijn. Ze willen een verhoging van het minimumloon tot 2.300 euro bruto per maand, een verlaging van de wettelijke pensioenleeftijd naar 65 jaar, een verhoging van de sociale uitkeringen en een vermogensbelasting.
Een fors pakket, maar onderliggend is de boodschap van de socialistisch vakbond toch duidelijk: na vijf jaar keiharde strijd tegen een ‘rechtse regering’, wil het ABVV iets anders. Zeker aan Vlaamse kant kreeg de sp.a al héél duidelijk een signaal: de bonden willen dat de partij stopt met oppositie, en opnieuw in de coalities stapt. Het is daar, aan de knoppen van de macht, dat ze voor de rode vakbond iets kunnen betekenen. Is ook de Franstalige vleugel de keiharde strijd moe, en bereid te gaan praten? Het lijkt erop.
Maar de PS blijft het keihard spelen. Een scenario dat op tafel blijft liggen voor hen, zijn nieuwe verkiezingen. Anders dan in Vlaanderen met het Belang en de andere partijen, heeft de PS in Franstalig België echt het gevoel dat ze een nieuwe stembusslag zouden winnen. Ecolo heeft zich slap getoond, en de PTB stond op een gegeven moment voor de camera’s letterlijk te roepen tegen Di Rupo en Magnette. De PS durft dus terug naar de kiezer, als het moet.
Vandaar dat ze nu een nieuwe piste bewandelen: ze willen ‘garanties’ van de N-VA, voor ze nog maar echt beginnen te onderhandelen. En ze willen zien dat de sp.a in de Vlaamse regering terecht komt. Het lijkt allemaal niet onoverkomelijk, zeker omdat praten over confederalisme blijkbaar ook geen complete taboe meer is voor de PS. Want uiteraard valt daar iets te regelen: de financieringswet kraakt in al z’n voegen, het federale niveau is ondergefinancierd en de gemeenten zitten met een serieus financieel probleem. Ziedaar meteen de pasmunt, om straks te kunnen praten over het communautaire. Met de N-VA én de PS als protagonisten, het is meer dan denkbaar ondertussen.