In ‘Coureur’ vertelt debuterend regisseur Kenneth Mercken zijn eigen verhaal: het verhaal van een jonge beloftevolle renner die de mislukte dromen van zijn vader moet zien waar te maken. De jonge renner trekt naar Italië, leert er epo kennen en botst er keihard op zijn eigen fysieke grenzen. Vanaf woensdag 13 maart in de zalen.
Mag ik het interview met een bekentenis beginnen? Ik ben allesbehalve een koersliefhebber. Ik heb ooit één wedstrijd uitgekeken, ik geloof dat het Parijs – Roubaix 2012 was. Toch heb ik me aan Coureur gezet.
Kenneth Mercken: Dat bewijst meteen dat het een heel universeel verhaal is. Het belangrijkste thema in de film is toch die moeilijke band die vader en zoon met elkaar hebben. Het wielrennen is vooral de arena waarin dat gegeven zich afspeelt. De doping is er ook, maar het onderliggende psychologische reden die Felix naar die doping drijft ligt daar: die goedkeuring van de vader waar hij op hoopt. En de film geeft toch ook een inkijk, een voyeuristische inkijk bijna, in een anders heel gesloten wereld: de wielrennerij.
Coureur is gebaseerd op waargebeurde feiten. Ook jij werd Belgisch kampioen, in 2000 bij de eliterenners zonder contract, je trok naar Italië en je lichaam protesteerde.
Mercken: Op een bepaald moment in Italië gebruikte zo ongeveer iedereen rond mij epo. Ik moest dan ook gaan gebruiken en dat sloeg niet aan op mijn lichaam. We zaten dan bij een vrij gerenommeerd wielerarts en die vertelde mij dat de enige oplossing erin zat om groeihormoon te gebruiken. Maar niet zomaar een kuurtje, maar consequent, elke dag van mijn carrière. Op dat moment was ik bereid tot alles dus ik wilde ook dat doen, maar de dokter vertelde er wel bij dat al mijn cellen dan ook wel zouden gaan uitzetten en geen kans meer zouden krijgen om te krimpen dus als er een kankercel bij zit, dan zou die ook groeien. Die scène zit ook in de film, trouwens. Dat was echt wel het moment dat ik besloten heb om ermee te kappen.
Er zijn heel veel mensen in de wielrennerij die weten van die mistoestanden, maar doen alsof ze niet bestaan. Felix, het personage, ikzelf: wij waren kinderen die te snel volwassen zijn moeten worden in die wereld. En dokters en teammanagers wassen hun handen in onschuld als je gepakt wordt.
Heb jij er zicht op of dat nu, anno 2019, beter is?
Mercken: Ik denk dat de sport zeker cleaner is geworden. Maar er zijn nog altijd problemen. Ik wilde mijn verhaal vertellen, enerzijds om het verleden niet weg te stoppen. En anderzijds om niet te zeggen “En nu is alles oké!”, want dat zie je altijd na schandalen. Dan is plots alles proper. Er zijn nog altijd bepaalde vormen van epo die moeilijk op te sporen zijn. Groeihormoon is nog moeilijk op te sporen. Het is een constante strijd tussen de jagers en diegenen die willen valsspelen. De jagers hebben nu de overhand, maar op een bepaald moment slaat dat weer om en gaan er weer middelen zijn die weer moeilijk of niet op te sporen zijn. Dat kunnen we niet tegenhouden, denk ik.
En dus ben je uiteindelijk maar film gaan doen.
Mercken: Ja, echt zo. Ik kan die keuze maar moeilijk verklaren. Ik denk dat ik op zoek was naar een job die die behoefte aan kicks ook zou kunnen invullen. Ik wilde echt geen 9 to 5-job doen op een kantoor. En misschien zit het zoeken naar appreciatie er ook wel in. Zowel de wielrennerij als het maken van films hebben wel iets narcistisch, je wil wel iets doen waar mensen naar kijken.
Waar ligt de grens?
Felix lijkt mij vooral een koppigaard. Koppig moet je zijn om een succesvol coureur te kunnen worden, om een succesvol sporter te worden in welke discipline dan ook, allicht. En misschien ook wel om een debuutfilm te draaien in Vlaanderen. Is koppigheid/doorzettingsvermogen een eigenschap die je jezelf ook zou toeschrijven?
Mercken: Je moet er zeker voor knokken en dat is geen gemakkelijke weg geweest. Die koppigheid zit ook wel in mij. Maar eerst was het blinde ambitie: ik had een brochure gezien van het RICTS en ik had echt nooit het idee dat ik regisseur zou worden. Misschien wel schrijver of decorbouwer, maar toch geen regisseur?
Pas later heb ik ontdekt dat ik een voorliefde
heb om echt met verhalen aan de slag te gaan én dat ik zelf wel een verhaal te
vertellen heb. Dat dit mijn eerste film moest worden. Ik wilde gaan exploreren
hoeveel je kan en moet gaan voor je eigen droom en ik ben er nog altijd niet
uit. Ik stel die vraag wel, maar ik weet het antwoord nog steeds niet. Om een
film gemaakt te krijgen geef je ook zoveel af en het is ook zo hard en het is
ook zo zwaar. Waar ligt die grens? Wanneer is het genoeg en wanneer moet je nog
net dat beetje harder duwen? Het blijft een zoektocht.
Ben jij vandaag nog, na al wat je zelf hebt meegemaakt, koersliefhebber?
Mercken: Ik blijf het een fantastische sport vinden. Talent blijft volgens mij ook altijd bovendrijven, wat er ook gebeurt. Zeker in België is de koers geen hobby, het is een levensstijl. Maar laat ons wel wezen: je kan daar ook te ver in gaan. Ik ben daar ook te ver in gegaan. En ook daarover gaat de film. Misschien had mijn vader nog altijd wel liever gehad dat ik wielrenner was geworden in plaats van filmmaker. Hij kan wat ik nu doe wel appreciëren, hij is wel fier op een nieuwe film, maar hij zou toch meer fier geweest zijn als ik een koers zou gewonnen hebben.
Vader is jaloers op het succes van de zoon. Wanneer Felix zegt dat hij al een koers gewonnen heeft in Italië, nuanceert de vader meteen: “Het was een oefenkoers.”
Mercken: Uit het leven gegrepen, die. Het is de onmogelijkheid van die jongen. Hij zit vast en kan alleen maar verliezen: als zijn lichamelijk probleem opgelost raakt, gaat hij voorbij de vader en gaat hij ook niet op de appreciatie en liefde van de vader kunnen rekenen. En als hij niet slaagt als wielrenner ook niet.
Ik had ook het gevoel dat ik de droom van mijn vader moest realiseren en ik ben heel dichtbij geraakt. Op het moment dat je dat dan doet is het plaatsvervangend. Ik denk dat het op een bepaald moment ook echt mijn droom was, nog meer dan in de film, en dat mijn vader en ik ook elkaar wel hebben opgejut. De sport corrumpeert je wel, heb ik gemerkt. Ik was in het begin veel te lief. Je mag eigenlijk geen vrienden maken, want je moet bereid zijn om je vriend te verraden. Als er één contract is voor twee personen: diegene die voor zijn vriend kiest, gaat het niet krijgen.
Het is een verslaving. Dat vrijkomen van endorfines, het is een drug. Je bent echt bereid om ascetisch te gaan leven op een klein kamertje op het platteland. Ik heb ooit een halve dag naar een appelsien liggen staren om hem vooral niet op te eten.
Obsessie met gewicht
Wat ik ook schrijnend vond is die obsessie met gewicht. “Je bent te zwaar” krijgt Felix de hele tijd te horen. Op een gegeven moment mag Felix nog maar 80 gram pasta per dag eten en zie je hem ongezond mager worden. Waarom horen we nooit iets over eetstoornissen in de wielrennerij?
Mercken: Ik heb ook het gevoel dat er weinig psychologische begeleiding bij aan te pas komt en dat het toch steeds belangrijker wordt. Je moet eens naar de gemiddelde ronderenner kijken, zo mager. Ik heb het ook letterlijk zo meegemaakt. Ik kreeg nog geen handdruk toen ik aankwam, ik moest meteen op de weegschaal en ze vonden me te dik terwijl ik nog nooit zo licht was geweest na een winter: 80 kilo voor 1 meter 90. Ik moest binnen de twee weken drie kilogram afvallen of er ging een bepaald bedrag van mijn loon.
En je gaat mee in die gekte. Ik kreeg nog maar 100g pasta en dan begin je te denken “Ik kan het met 80g ook wel.” Op een bepaald moment begon ik te denken: “Als ik nu m’n vingers in m’n keel steek ben ik nog lichter.” Ik ging vaak ’s nachts plassen en elke keer na het plassen ging ik op die weegschaal staan, om te zien dat ik toch weer 100 gram lichter was.
Het was confronterend tijdens de shoot om dat ook wel met Niels mee te maken. Ik heb hem ook wel vrij bewust gecast als iemand die ook vrij onschuldig en naïef is in die wereld. Wel een wielrenner, maar nog niet echt in contact gekomen met dat donkere gedeelte. Hij moest tijdens de shoot ook 8 kilogram vermageren, heeft dat dan ook gedaan, maar op een bepaald moment komen ze me roepen en was Niels flauw gevallen. Hij bekent: “Ik heb mijn ontbijt overgeslagen.”
Ik word kwaad, want het was al een volstrekt minimum. We stonden daar die dag met een gigantische ploeg, 100 figuranten. Dus we zeiden: je moet van de ploeg een zakje glucose tot je nemen, anders willen ze niet meer verder draaien. Te veel risico. En ineens werd hij heel kwaad, begon hij op mij te roepen, met tranen in zijn ogen: “Ik eet niet!” Ik herkende alle symptomen. Hij kalmeerde, ik zag ook wel dat hij er aan het door komen was en op dat moment vraagt hij aan mij: “Kunnen we niet doen alsof?” Ik voelde ook dat hij echt niet ging eten en dan hebben we dat zakje weggegooid. De dag nadien heb ik hem wel gedwongen om cola te drinken.
Zo snel kan het gaan. Niels deed het niet eens voor een wedstrijd, het was voor een film. Niet echt. Dan kan je je afvragen hoe ver hij zou gaan als het wél echt zou zijn en als er veel op het spel zou staan.
Binnenvetter
Straf verhaal. Hoe heb je Niels Willaerts gevonden? Hij acteert voor het eerst.
Mercken: Via een ploegleider van me. Ik rij nu bij de Masters, Niels is een vrij liefhebber en we rijden eigenlijk bij hetzelfde team nu. Die ploegleider is iemand die mij al kent van toen ik nog jong was en die heeft hem aangeraden. Ik was op zoek naar iemand heel introvert die heel koppig en onstuimig kon zijn.
Ik wilde ook echt iemand introvert, iemand die nog introverter zou zijn dan ikzelf. Ik denk ook wel dat alle wielrenners introvert zijn omdat die sport je zo maakt. Al die uren op die fiets: dan moet je een binnenvetter zijn, iemand die niet meteen zijn hart en ziel op tafel gooit.
Het is voor mij ook moeilijk geweest om meer open te komen. Op de filmschool is het echt een strijd geweest. Ik denk dat je altijd introvert blijft, maar ik kan niet anders. Ik zit nu bijvoorbeeld in de rol van regisseur die over zijn film moet praten en dan lukt dat wel.
Als ik je zo heb horen praten is het toch vooral een heel solitair beroep. Stel dat je ooit een zoon of dochter hebt die wielrenner wil worden, zou je het aanraden?
Mercken: Ik zou niks aan- of afraden. Ik denk dat ik mijn kinderen vooral zou stimuleren om veel sporten uit te proberen. En als ze echt willen gaan wielrenner dat ze het dan op een gezonde manier doen en het kunnen gaan ontdekken als een spel, met niet te veel druk. En niet op de manier waarop ik het heb gedaan.