’s Werelds legers stoten meer uit dan lucht- en scheepvaart samen. Maar daar is op COP26 niet over gesproken

Sommige wetenschappers schatten dat ’s werelds legers en hun ondersteunende industrieën samen tot 5 procent van de wereldwijde uitstoot kunnen uitmaken: meer dan de burgerluchtvaart en de scheepvaart samen. Ondanks die buitensporige rol van het militaire complex weten we verrassend weinig over z’n uitstoot. En werd er niet over gesproken op de afgelopen klimaattop in Glasgow.

Het Amerikaanse ministerie van Defensie is bijvoorbeeld de grootste institutionele verbruiker van fossiele brandstoffen ter wereld – en de grootste institutionele uitstoter. Uit een studie uit 2019 blijkt dat als het Amerikaanse leger een land zou zijn, het alleen al door brandstofverbruik, het de 47e grootste uitstoter van broeikasgassen ter wereld zou zijn, tussen Peru en Portugal. Met andere woorden, het Amerikaanse leger is een klimaatactor met meer gevolgen dan veel van de geïndustrialiseerde landen die bijeenkwamen op de COP26-top in Glasgow.

Een recent rapport van Scientists for Global Responsibility (SGR) schatte de CO2-voetafdruk van de strijdkrachten van de EU in 2019 op in totaal 24,8 miljoen ton, waarbij Frankrijk ongeveer een derde daarvan voor zijn rekening nam. Ondertussen zegt de Amerikaanse regering dat haar strijdkrachten 56 miljoen ton CO2 uitstoten, maar omdat er grotere hiaten in de gegevens zijn, schat SGR dat dit aanzienlijk hoger is met 205 miljoen ton.

Met dank aan de VS en John Kerry

Ondanks die buitensporige rol van militairen in het hele uitstoot, weten we verrassend weinig over details daarover. Een van de redenen waarom we zo weinig weten, is dat het leger een van de laatste zeer vervuilende industrieën is waarvan de uitstoot niet aan de Verenigde Naties hoeft te worden gemeld. De VS kunnen daarvoor de eer opeisen. In 1997 bedisselde het Amerikaanse onderhandelingsteam (onder leiding van John Kerry nota bene) een ​​algemene militaire vrijstelling in het kader van het klimaatakkoord van Kyoto.

Op dit moment zijn 46 landen en de Europese Unie verplicht om hun nationale emissies jaarlijks te rapporteren onder het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC). De Overeenkomst van Parijs van 2015 verwijderde de militaire vrijstelling van Kyoto, maar de rapportage van militaire emissies bleef wel vrijwillig. Onderrapportage is dus nog steeds de norm. De rapportage over militaire emissies door de vele landen die niet jaarlijks aan de UNFCCC hoeven te rapporteren, is nog erger. Dit omvat landen met enorme militaire budgetten, zoals China, India, Saoedi-Arabië en Israël.

In 2020 bereikten de wereldwijde militaire uitgaven bijna 2 biljoen euro en de internationale gemeenschap is zich grotendeels niet bewust van de koolstofkosten die dat meebrengt. Deze enorme militaire afdruk op de atmosfeer van de aarde stond niet op de formele agenda van COP26. De hoop is echter dat het volgend jaar voor COP27 zal zijn.

Eén van de problemen: wat tel je?

In juni kondigde de militaire alliantie van de NAVO aan dat het concrete doelen zou stellen om “bij te dragen aan het doel van netto nul-emissies tegen 2050”. Ondertussen moeten landen als Zwitserland en het VK, die nationale wetgeving hebben aangenomen die netto-nuldoelen stelt, de ongemakkelijke waarheid onder ogen zien dat hun ministeries van defensie de grootste institutionele emittenten binnen de regering zijn.

Ondanks al hun koopkracht en politieke invloed lopen legers achter op het gebied van duurzaamheid. Dit bleek duidelijk uit de aanvullende belofte van de NAVO in 2021 om een ​​methode voor het tellen van koolstof te ontwikkelen die haar leden kunnen gebruiken. Want: welke uitstoot moeten militairen tellen? Moeten dergelijke boekhoudkundige oefeningen zich uitsluitend toespitsen op brandstofverbruik en energieverbruik? Of moet de werking van de enorme, wereldwijde toeleveringsketens – zoals die van het Defense Logistics Agency van de Amerikaanse regering – ook worden opgenomen? Emissies van toeleveringsketens kunnen 5,5 keer hoger zijn dan de eigen operationele emissies van een organisatie.

En hoe zit het met overzeese operaties, openlijk of verborgen, of de bredere klimatologische kosten van oorlog en vrede, zoals aantasting van het landschap, ontbossing of wederopbouw?

Er mogen geen illusies bestaan ​​over de omvang van de uitdaging waarmee regeringen worden geconfronteerd. Oorlog is een vuile zaak. Legers zijn institutioneel complex en inkoopcycli duren tientallen jaren, waardoor de uitstoot kan worden “ingesloten”. Dingen zullen niet van de ene op de andere dag veranderen, maar wat ze niet tellen, kunnen we niet zien.

(kg)

Meer
Lees meer...