Stress in de crèche, een nuance

Het debat in het Vlaams Parlement over kinderopvang (28 januari 2015) ging mede over hoe minister Homans zich uitliet tegenover sociaal zwakkeren leven en hun recht op kinderopvang. Parlementariërs eisten op de sprekersstoel dat de minister zich hiervoor excuseerde.

Als wij naar de realiteit in de kinderopvang in Vlaanderen kijken is het misschien wel een zegen dat de kinderen van de sociaal zwakkere geen toegang hebben tot de kinderopvang. Want kinderen, die het al moeilijk hebben, omdat de ouders met moeite de juiste en aangepaste zorg kunnen geven, plaatsen in een omgeving, waar de kwaliteit zo slecht is, dat de kans op blijvende schade zeer groot is, zal zeker voor een zwakker kind nefast zijn.

Mevrouw Schrijvers (CD&V) bevestigt tijdens het debat dat zwakkere kinderen kwetsbaar zijn: “Ook gaat de discussie van vandaag niet over het pedagogische belang van kinderopvang. Waar het wel over gaat, is de sociale rol, meer bepaald de manier waarop de opvang voor kwetsbare kinderen wordt georganiseerd. Artikel 3 van het decreet waaruit ik daarnet citeerde, erkent uitdrukkelijk die sociale rol. En met reden, collega’s! In de wetenschappelijke literatuur is er grote consensus over het feit dat kwalitatieve kinderopvang voor kinderen in armoede een heel groot verschil kan maken.”

En wat later: “Ook de OESO, UNICEF en gerenommeerde universiteiten wijzen op het belang om kinderen uit kwetsbare gezinnen te laten deelnemen aan de reguliere kinderopvang. Het is uitermate belangrijk voor het creëren van kansen tijdens de eerste levensjaren. In de kinderopvang kunnen kinderen van jongs af aan verbondenheid en ontmoeting ervaren. In de minisamenleving die de kinderopvang is, leren kinderen samen spelen en samen leven. Ze verwerven er samen waarden en vaardigheden.”

Het debat

De gevolgen

Dokter, Kinderpsychiater Delphine Jacobs stelde vorig jaar in Knack al: “Langdurige kinderopvang van lage kwaliteit is vooral schadelijk in combinatie met ongunstige omstandigheden in de thuissituatie. Dit soort kinderopvang wordt in verband gebracht met problemen bij het kind en in de relatie tussen moeder en kind. Een negatieve moeder-kindinteractie betekent minder sensitiviteit bij de moeder en minder positieve betrokkenheid van het kind op de moeder. Het kind ontwikkelt een onveilige hechting en minder sociale vaardigheden.”

En: “Toch wil je er als ouder op kunnen rekenen dat het beleid inzake kinderopvang rekening houdt met valabele onderzoeksresultaten als het om reglementering en subsidiëring gaat. Maar met het decreet werd nog een andere nefaste maatregel in stilte doorgevoerd. De verhouding kind-verzorger wordt van 6,5/1 naar 8/1 gebracht. Het decreet omvat dus: meer kinderen voor minder personeel, plus je kind liefst voltijds in de opvang.”

En: “Het aantal verzorgers per kind is hierbij essentieel. Veel meer dan materiële voorzieningen vormt de interactie van de kinderverzorger met het kind de kern van kwaliteitsvolle kinderopvang. Het gaat dan over: sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, structuur en grenzen bieden, praten en uitleggen, en stimuleren van positieve contacten tussen peuters onderling. Dit soort interactie komt maar tot haar recht in kleine groepen en bij zo weinig mogelijk personeelsverloop.

Grootschalig onderzoek in Florida toonde al in 1995 aan dat, bij een wijziging van de verhouding kind-verzorger van 8/1 naar 6/1, de zorgverleners sensitiever en responsiever werden en de kinderen minder agressief, minder angstig en minder overbeweeglijk. Het betreft hier geen tijdelijke effecten, maar blijvende invloeden op de zich exponentieel ontwikkelende hersenen van een baby, die nog niet in staat is omgevingsprikkels te filteren en de eigen fysieke en emotionele toestand te reguleren.”

Aantal kinderen per leidster

Uit onderzoek van Gevers Deynoot-Schaub (2002) blijkt er een significant verband te bestaan tussen het aantal kinderen per leidster in een kinderdagverblijf en de score op de schaal sociale interactie. Dus hoe minder kinderen per leidster, des te beter de sociale interactie. De kwaliteit van de sociale interactie speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van stress door overprikkeling bij baby’s (Riksen-Walraven, 2002).

Werken met 12 baby’s of bv. met 8 baby’s en 8 peuters op een groep levert risico’s op voor met name de baby’s. Het mag niet mogelijk zijn dat er vanuit bezettingmotieven 12 baby´s op een groep worden geplaatst omdat er te weinig peuters in de peutergroep zijn. Of dat er een combinatie gemaakt wordt van een peutergroep met acht kinderen en een babygroep met acht kinderen (in totaal 16 kinderen) met 3 leidsters zonder dat hieraan een goed onderzochte pedagogische methode van handelen ten grondslag ligt. De behoeften die kinderen individueel hebben dienen uitgangspunt te zijn voor beslissingen die gaan over leidster-kindratio en groepsgrootte.

Een Deens onderzoek concludeert: Vijftien tot twintig jaar nadat de Deense moeders buitenshuis waren gaan werken en de baby’s, die aan willekeurig contact met andere mensen dan hun ouders waren blootgesteld, de puberteit bereikten, blijkt volgens de statistieken dat de volgende problemen bij de jeugd heel snel in omvang waren genomen:

• Persoonlijkheidsstoornissen (antisociale persoonlijkheid, borderline)

• Zware identiteitsproblemen, gevoel van zinloosheid en gebrek aan levenslust;

• Depressiviteit en zelfmoordpogingen (Denemarken heeft, ondanks de nivellering van de welvaart en de uitgebreide sociale zorg, een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld, waarbij zelfmoord bij jonge meisjes het snelst toeneemt);

• Zelfbeschadiging, lethargie of agressiviteit, stereotiep, zinloos gedrag;

• Verslavingsproblemen;

• Veranderde activiteitniveaus (hyper- en hypoactiviteit);

• Eetstoornissen (anorexia nervosa, boulimie)

• Auto-immuunziekte (zoals bepaalde vormen van uitslag, artritis en astma)

De leugen regeert

Jarenlang heeft de Vlaamse overheid haar internationale partners zand in de ogen gestrooid. Vlaanderen prijkte met een kwalitatief cijfer, dat theoretisch wel klopte, maar in de praktijk, aantoonbaar totaal anders was..

In alle internationale voorstellingen van hoe de Vlaamse kinderopvang functioneert, vertelde Kind en Gezin dat de verhouding kindbegeleider / aantal kinderen, 1 op 6,5 is in de toen bestaande gesubsidieerde sector. Terwijl iedereen wist dat dit een verdraaiing van de realiteit was. Want de realiteit was al decennia 1 begeleider op 10 en meer kinderen.

Terwijl in de zelfstandige kinderopvangsector de verhouding internationaal geaccepteerd wel werd toegepast. De zelfstandige sector had tot het decreet van kracht werd een verhouding van 1 verzorger op 7 kinderen aanwezig. Deze sector moet nu sommige kinderen gaan ‘mishandelen’. Want de Vlaamse overheid kon deze gunstige verhouding niet behouden omwille van de eenmaking van de regelgeving. Hierdoor is het onvermogen van de toenmalige gesubsidieerde sector als norm overgebleven. Wat ook voorspeld was, Mocht deze sector ook 1 begeleider op 7 kinderen aanwezig als norm moeten volgen, er zouden 2.000 personeelsleden extra moeten begroot worden. Hiervoor was er geen geld.

Het valt op dat de strikte subsidienorm in de gesubsidieerde sector wordt verdoezeld door de aanwezigheidsnorm van de zelfstandige norm uitvoerig uit te leggen. Sommige zelfstandige voorzieningen hebben personeel moeten ontslaan omdat de ratio werd veranderd, want voor de 1 op 7 kinderen is er geen geld, terwijl de lonen in pc 331 werden gelijkgesteld, weliswaar met een aanpassing voor de zelfstandige sector, maar wie vandaag start, kan van deze uitzondering geen gebruik maken. 

Een aparte kinderopvang voor de sociaal zwakkere?

Na het lezen van alle mogelijke gevolgen van een ‘slechte’ kinderopvang, zou ik het Vlaams halfrond willen adviseren om voor de sociaal zwakkeren een ‘andere’ kinderopvang aan te bieden. Want als men met de internationale wetten in orde wil blijven en niet wil vervallen in een niveau van een ontwikkelingsland, zou ik de kinderen uit sociaal zwakkere gezinnen in een aparte kinderopvang plaatsen, daar waar er wel voldoende begeleiders zijn  en waar deze kinderen behoed worden voor de gevaren die in de reguliere kinderopvang mogelijk kunnen voorkomen.

De overheid gaat toch geen ‘mishandeling’ organiseren?  En de zwakkere kinderen het nog moeilijker maken? De wetenschappelijke artikelen stapelen zich op, en toch doet men in Brussel of hun neus bloedt. In de uitvoeringsbesluiten, volgend op het decreet, vraagt Brussel om deze verhouding te beperken van 1 begeleider op 7 kinderen. Maar, zoals ik in het vorige artikel al schreef, het is enkel verplicht als het budgettaire mogelijk is.

Terwijl deze budgettaire mogelijkheid enkel kan komen van de overheid, die de centen geeft. Zeker, omdat de kostprijs van de kinderopvang in trap 2 en meer, een zwaar gesubsidieerde tussenkomst heeft.  Een uitbater in trap 0 en of trap 1 van de subsidies, kan geen opvangprijs bekomen die hoger is dan de maximum dan wat de overheid vraagt. Welke ouder zal € 35 betalen als deze in een trap 2 kinderopvang maar € 27,2 per dag moet betalen.  

Mishandeling

Het ‘mishandelen’ van kinderen is verboden. Als Vlaanderen vindt dat de kinderen in de kinderopvang niet mishandeld worden door deze ratio, dan stel ik me de vraag waarom al de andere landen, samen met de Duitstalige en Franstalige gemeenschap in ons land, hierin een veel financieel ongunstigere ratio handhaven? Hebben deze landen en gemeenschappen geld te veel? Waarom een veel duurdere ratio vasthouden als 1 op 8 even gunstig en gezond zou zijn voor een kind? 

Het wordt tijd dat het Vlaams parlement hierin een duidelijk standpunt neemt en zich niet hullen in een schijnheilig zwijgen.

En als je vindt dat wat ik zeg hout snijdt of gewoon quatsch is,  zet je reactie onderaan deze bijdrage zodat ik ook jouw mening en standpunt kan lezen en deel deze bijdrage op je sociale media pagina.

Bedankt.

Zie ook de artikelen die ik over de Vlaamse kinderopvang reeds heb geschreven:

Is de kinderopvang  in Vlaanderen kwalitatief?

Sociaal is een merknaam en geen realiteit in de kinderopvang