Waarom onze Vlaamse nationale feestdag ook vandaag betekenis heeft

Nationale feestdagen verwijzen ergens naar. 11 juli ook en waar die dag voor staat, dat heeft best wel betekenis. Ook in de 21e eeuw.

Op 11 juli was er in 1302 iets te doen op het Groeningheveld in Kortrijk. Wij vieren die 11e juli als onze Vlaamse nationale feestdag. Wat is er dan gebeurd op die dag dat wij daar rond een feestje zouden moeten bouwen?

Wat er op 11 juli 1302 in Kortrijk juist gebeurde, moeten historici uitmaken. Een boeiende bladzijde in onze geschiedenis is het zeker en er werden bossen gerooid om de boeken die daarover werden geschreven te kunnen afdrukken op papier. De rechtstreekse invloed op ons vandaag is echter zo goed als onbestaande en onze persoonlijke band al evenzeer. 713 jaar gaan niet ongemerkt voorbij en wissen vele sporen uit, ook gulden.

Maar voor het antwoord op de vraag of 11 juli zo’n geschikte nationale feestdag is, spelen de concrete historische omstandigheden geen hoofdrol. Hendrik Conscience sprong daar bijvoorbeeld erg creatief mee om als romantische verteller van opgeleukte historische verhalen. Maar als zijn versie generatieslang vele Vlamingen heeft beïnvloed, is die Conscience-versie in feite belangrijker dan de feiten. Intussen verdween evenwel ook Conscience al enige tijd uit de top 10-lijstjes van best verkopende fictie.

Uiteraard kan 1302 met zo’n aparte politieke, sociale, economische situatie als die van vandaag geen ‘knip & plak’-diensten bewijzen. De historische details zijn één zaak, het kernverhaal echter een andere. Dat is niet eens typisch Vlaams maar erg universeel. Het is onze Vlaamse invulling van die universele waarde die ‘Vrijheid’ heet. Het ging over de Franse koning – maar het had een andere kunnen zijn. Het waren Brugse ambachtslui en Kortrijkzaanse stedelingen – maar het hadden er andere kunnen zijn. In Schotland hebben ze zo’n toestanden ook beleefd en op zoveel andere plaatsen. Over die “zo’n toestanden” gaat het dus, met deze eigen Vlaamse illustratie op 11 juli.

Die Koning – net zoals zijn collega’s elders – meende als door God aangeduid het Recht te hebben Zich te ontfermen over Zijn onderdanen. Veel hoofdletters graag maar zeker niet bij onderdaan, want zo’n onderdaan hoort onderaan. En aan de andere kant stonden stedelingen, burgers – Bourgeois dus eigenlijk; met hoofdletter voor wiens sympathie daar naar uitgaat – en ambachtslui die meenden dat de macht hen toekomt.

Het was in wezen een opstand van het volk tegen de Adel, de ongekroonden tegen de kroontjesdragers. De ongekroonden eisten de rol op van soeverein, zelfbestuur dus. Die keer op 11 juli 1302 wonnen zij; niet veel later verloren ze; waarna ze weer wonnen en de daaropvolgende keer weer het onderspit dolven. Om maar te zeggen dat die strijd nooit af is, nooit gestreden.

Daarom heeft die historie ook vandaag actualiteitswaarde, hoe helemaal anders de omkadering ook mag zijn. Voor ons zijn de burgers die in Vlaanderen wonen de eigenaar van de politieke ruimte Vlaanderen. Wie komt zaniken dat het historisch net iets anders verliep op dat Groeningheveld moet een boek schrijven. We vinden nog wel een boompje. Boeiend maar voor vandaag irrelevant.

Het gaat dus om zelfbestuur tegen van boven verleende macht. Heel wat anders dan dat feest op 21 juli dat herdenkt dat een Koning Aan Het Hoofd Van Het Land Staat.

Ik weet welke dag ik verkies want wij zijn Bovendanen!