Participatie, participatie en nog eens participatie. Daar staat Vlaams parlementslid Willem-Frederik Schiltz (Open Vld) voor. “De democratie zal participatief zijn of niet zijn”, stelt hij zelfs scherp. “Zowel de jonge generaties als langzamerhand ook de partijtoppen zelf beseffen meer en meer dat klassieke vormen van (verzuilde) representativiteit afgeschreven worden.” Dat zegt hij in zijn interview voor Leiders voor Morgen.
Doet de jongste generatie politici op een andere manier aan politiek? Of op welke manier denken zij anders over politiek?
“Ik denk niet dat er een uniforme manier van ‘aan politiek doen’ is bij alle leden van deze jonge generatie. En misschien is dat ook wel typerend voor de tijdgeest. Er zijn er die zich heel snel conformeren aan de gebruikelijke wegen. Anderen durven meer een eigen pad uit te stippelen of te banen. Alleszins denk ik wel dat de jonge generatie minder conventiegebonden is en aanvaardt dat ieder zijn weg een beetje zoekt. Lange proefperiodes of kweektrajecten komen minder en minder voor. Of in die trajecten zijn het meer en meer die jongeren die hun nekveren uitsteken of zich onderscheiden die aan de voorlijke van de politiek komen. Er is dus veel minder patronage waardoor de diversiteit in stijlen meer tot uiting kan komen.”
“Zowel de jonge generaties als langzamerhand ook de partijtoppen zelf beseffen meer en meer dat klassieke vormen van (verzuilde) representativiteit afgeschreven worden. Persoonlijkheid wordt belangrijker dan diepgeworteldheid. Gezagstrouw is bij veel jonge politici ook heel wisselend. Je merkt toch dat vele jonge politici nog steeds erg meegaan in de particratische dynamiek. Al komt door de druk op dit systeem ruimte vrij voor deze jonge leeuwen om nieuwe ideeën en concepten in de politieke markt te zetten. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de opgang van participatie en het enthousiasme erover bijeen joegen generatie dan merk je dat er veel meer openheid is om nieuwe rollen voor de politiek te verkennen. Centraal daarbij staat toch vooral de verhouding met de kiezer, burger en pers.”
“De manieren van communiceren zijn fel veranderd. Het belang van sociale media en het opzoeken van the digital frontier zijn kenmerkend. Dat brengt sowieso een andere stijl mee. Maar meer nog dan een gadget-fetisj of een noodzakelijke communicatiestrategie merk ik wel dat de jonge generatie politici daar heel natuurlijk mee omgaat. En daardoor dus ook iets minder in het partijweefsel vastgeknoopt hoeven te zijn.”
“Ik denk dat iedereen in die groep wel beseft dat de periode van 30-jarige carrières in de politiek zo goed als achter de rug is. Of dat dat alleszins niet meer evident is. Ik heb ook de indruk dat daarmee de benadering van de eigen rol nuchterder is geworden. Dienstbetoon en de relatie met belangengroepen is toch veel zakelijker en onbevangener geworden. Ook hier zie je toegenomen mondigheid. Een jonge generatie zal toch iets eerder in de enkels beginnen bijten van de zittende generatie. Maar, nogmaals, de individuele verschillen zijn erg groot.”
Merk je dezelfde drijfveren bij generatiegenoten over partijgrenzen heen?
“Ook hier zijn de verschillen erg groot. Gaande van de idealisten en wereldverbeteraars met een brandend ‘heilig’ vuur en innoverende ideeën over de dienstbare partijmilitanten tot de pragmatische zakelijke bestuursgedreven politici die rentmeesterschap vooropstellen, met uiteraard ook enkel ambitieuze Underwoodiaanse uitschieters. Dat diverse palet merk ik wel bij alle partijen.”
Wat worden de grootste uitdagingen van de volgende generatie die het beleid zal uitstippelen?
“De democratische legitimiteit geraakt uitgehold. De representativiteit waar ons model op boogt kraakt. Burgers worden mondiger, organiseren zich en vinden elkaar in ad hoc coalities (in de vorm van actiegroepen). De politiek zal een antwoord moeten vinden op deze uitdaging. Want we worden werkelijk uitgedaagd. Een nieuwe vorm van participatie kan hier soelaas bieden maar stelt via de essentiële vereisten van dergelijke participatieprocessen nieuwe uitdagingen aan hoe we denken over gelijke kansen, denk maar aan het toenemend belang van onderwijs en informatievaardigheden.”
“De democratie zal participatief zijn of niet zijn. Verder moet de jonge generatie, meer dan ooit, een plaats vinden in een geglobaliseerde setting. Dat is ondertussen en cliché maar niet minder relevant. Vrijhandelsakkoorden, klimaatakkoorden, grondstoffenbeleid, afvalbeleid, sociale rechtvaardigheid …. En tegelijkertijd moeten ze dit verzoenen met de toenemende tendens naar een sterker lokaal niveau. De nieuwe stedelijkheid, globalisering, … Dat is een uitermate boeiend spanningsveld en de mate waarin jonge politici dit weten over te brengen en te vertalen in vooruitgang en aansluiting bij de burger zullen zij succesvol zijn.”
Zou je ook voor een andere partij kunnen militeren? Welke?
“Dat is een heel tricky vraag. Dat is als vragen aan een koppel of ze ook met iemand anders samen zouden kunnen zijn. Maar als u het extreem stelt, zou ik toch voor Groen kiezen voor de ecologische agenda. En uiteraard zou ik dan trachten van die ecologische agenda een economisch verhaal te maken. Als ik over het muurtje mag kijken vind ik de Nederlandse partij Democraten 66 toch ook een partij met boeiend programma.”