Telkens u een lege CD, DVD, USB-stick, een geheugenkaartje of een smartphone of tablet koopt, betaalt u een bijkomende heffing. Ook op uw digicorder voor digitale televisie betaalt u deze bijkomende heffing. In 2013 betaalde u daar in totaal maar liefst 24,6 miljoen euro voor. Deze Auvibel-heffing is een vergoeding voor de “schade” die u aanricht wanneer u een “thuiskopie” maakt: wanneer u uw gekochte MP3’s niet alleen op uw PC maar ook op uw iPhone of tablet zet. Bij het systeem, dat ingevoerd werd in de tijd van de muziekcassetjes en de opkomst van de CD-R, zijn vandaag steeds meer vraagtekens te stellen.
Zo moeten we ons afvragen of in de hedendaagse digitale economie het geld niet veel gemakkelijker van consument naar artiest moet kunnen vloeien? Digitalisering en streaming veranderen de culturele sector in al haar aspecten grondig. Moeten we ons wettelijk kader niet klaarmaken voor die veranderende omgeving, zowel op het vlak van auteursrecht als op het vlak van de correcte vergoeding? Met een zo uniform mogelijke regeling op Europees niveau?
Achtergrond
Het systeem is op 2 oktober 1995 ingevoerd als compensatie voor het toestaan van de “thuiskopie”. Een thuiskopie is een kopie die je maakt van een auteursrechtelijk beschermd werk (bijvoorbeeld een liedje of film) voor gebruik binnen de familiale kring. Wie vroeger bijvoorbeeld een CD of cassetje kocht voor gebruik in de stereoketen, mocht dankzij de toegestane thuiskopie een kopietje maken voor bijvoorbeeld in de auto of als backup. Dit terwijl kopiëren van beschermd materiaal normaal verboden is. Men gaat er van uit dat wie “een kopietje maakt voor in de auto” geen nieuw exemplaar aankoopt, en de uitgevers, artiesten en auteurs hierdoor inkomsten missen. Die moeten gecompenseerd worden. Daarvoor werd in België de Auvibel-heffing ingevoerd: een heffing op lege opslagmedia als CD’s en cassetjes, geïnd door de firma Auvibel die de inkomsten moet verdelen. In sommige andere landen zorgt de belastingbetaler voor die compensatie. In het Verenigd Koninkrijk is er vandaag geen compensatie meer.
De digitale evolutie maakt dat de bedenkingen bij het systeem alleen maar toegenomen zijn de laatste jaren.
1. Het is een signaal dat illegaal downloaden mag
Bij velen heerst nog altijd verwarring over de draagwijdte van de thuiskopie of “de reproductie die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is”. Velen dachten verkeerdelijk dat dit een compensatie was voor het illegaal downloaden en dat downloaden gewoon mag: je hebt immers al de heffing betaald. In Nederland werd de wet ook steeds zo uitgelegd: het is niet vereist dat je het origineel zelf gekocht hebt om een thuiskopie van een werk te mogen maken. Daar is pas in april 2014 verandering in gekomen na een arrest van het Europees Hof van Justitie. Sindsdien is illegaal downloaden in heel Europa en ook in België echt duidelijk verboden. Dat het zo lang duurde terwijl de toegelaten thuiskopie al sinds de wet van 1994 bestaat, toont aan hoe groot de verwarring was en hoe lang deze aansleepte.
2. Iedereen betaalt, ook wie geen thuiskopie mag maken
Zo betalen ook fotografen die geheugenkaartjes kopen voor hun fototoestellen deze heffing. Zij moeten dus een heffing voor auteursrechten betalen, om hun eigen werk te kunnen opslaan. Ook hobby-muzikanten betalen zo een vergoeding aan de gevestigde waarden in de muziekindustrie om hun eigen werk te kunnen opnemen.
Meer nog: een thuiskopie is enkel toegestaan in de huiselijke kring, voor privé gebruik. Bedrijven en zelfstandigen mogen geen muziek of films kopiëren voor professioneel gebruik, maar moeten wel de heffing betalen als ze materiaal aankopen voor professioneel gebruik. Betalen voor iets dat je niet mag doen, dat klinkt niet logisch. In Spanje vond de rechter dat ook niet logisch, waarop het Padawan-arrest volgde: in Spanje worden professionals voortaan vrijgesteld van deze heffing, en ook de rest van Europa dient zich naar dit vonnis te schikken.
Enkele uitzonderingen, zoals scholen, ziekenhuizen en bedrijven die de aangekochte opslagmedia terug exporteren, mogen de betaalde heffing terugvorderen. Uiteraard is dat een administratieve last.
3. Hoe groot is de “schade”?
Mocht er geen thuiskopie bestaan, zou je dan echt twee exemplaren van dezelfde CD kopen: één voor thuis en één voor in de wagen? Lopen de artiesten en producenten dan zoveel inkomsten mis doordat mensen geen tweede exemplaar kopen? De grootte van die “schade” is onderwerp van vele discussies en studies.
Die studies zijn natuurlijk geen exacte wetenschap en de resultaten durven wel eens te verschillen. Zo int men in Nederland 30,8 miljoen euro, een kwart meer dan bij ons, terwijl de Nederlanders met 17 miljoen zijn en wij slechts met 11 miljoen. Hoe meer inwoners, hoe meer er gekopieerd wordt, zou je toch kunnen stellen? In Spanje, een land met 48 miljoen inwoners, kwam een studie van PwC uit op een schade van 16 miljoen euro, al dient hierbij de kanttekening gemaakt te worden dat die studie besteld werd door de technologische industrie die niet meteen baat heeft bij een hoog bedrag als uitkomst.
Als we gewoon eens kijken naar de verschillende opbrengsten van de heffing in enkele landen, dan zien we dat de Belgen in verhouding tot het inwonersaantal op Frankrijk na het meeste betalen. De verschillen zijn ook zeer groot. Kopiëren wij dan echt zoveel meer dan de inwoners van die andere landen?
4. De Europese Kakofonie
Europa legt op dat de landen die het maken van een thuiskopie toelaten, de auteurs, uitgevers en artiesten daarvoor moeten vergoeden. Europa zegt er niet bij hoe. Het resultaat is dat elk land een verschillend systeem kent, met verschillende types heffingen, en verschillende mogelijkheden om een onterecht betaalde heffing terug te vorderen. Soms riskeert men zelfs de heffing dubbel te betalen als men in een ander land materiaal inkoopt. Om die reden werd in november 2011 voormalig Europees Commissaris António Vitorino gevraagd de zaak te onderzoeken. In januari 2013 leverde hij zijn rapport af met een reeks kritische aanbevelingen. Hij doet niet alleen een aantal aanbevelingen inzake transparantie en een meer eengemaakt Europees systeem, maar stelt als eerste aanbeveling ook het fundamentele principe voorop dat een kopie voor eigen private doeleinden eigenlijk geen schade veroorzaakt en er dus geen bijkomende vergoedingen en heffingen nodig zijn.
Het rapport veroorzaakte een storm in de sector. Na intensief gelobby werd het geheel in februari 2014 door de Europese socialisten en christen-democraten sterk afgezwakt tot een zeer beperkte resolutie, het zogenaamde rapport-Castex van het Franse socialistische europarlementslid Françoise Castex.
5. We kopen geen CD’s of DVD’s meer, maar muziek of video’s
Vandaag is de wereld hoe dan ook veranderd. Vroeger kochten we CD’s of cassetjes, vandaag kopen we MP3’s of streaming abonnementen. Vroeger speelden we muziek op een uit de kluiten gewassen stereoketen, vandaag verschuift ons mediagebruik naar een veelvoud van toestellen. Het product dat we kopen is “anders”, minstens in de perceptie, in verwachtingspatroon. Als we iets kopen, willen we een prijs betalen volgens de waarde die we eraan hechten, volgens de waarde van datgene dat we ermee willen doen. Vandaag willen we geen fysieke kopie meer, maar vinden we het evident dat we die gekochte MP3’s vlot op de PC kunnen afspelen, op een USB-stick kunnen zetten voor in de auto, of vanop de tablet of smartphone kunnen afspelen. De prijs die we daarvoor betalen, is de prijs van de aankoop van het product. Ook al blijft het voor de wet en de rechtenorganisaties nog steeds “een kopie maken”. Vinyl is hier geen uitzondering op: liefhebbers tasten graag in de buidel voor de charme en kwaliteit van een goeie ouwe vinylplaat en bijhorende hoes en hechten daar meer waarde aan dan aan het vlotte afspelen op vele toestellen. Je betaalt voor wat je verwacht inzake normaal gebruik, voor waar je waarde aan hecht.
Voor video geldt net hetzelfde. Ook de producenten erkennen dat. Zo stelt de Belgian Entertainment Association (BEA) vandaag dat de inkomsten uit het digitale segment voor video groter zijn dan die uit het fysieke segment. We kopen dus minder DVD’s, maar downloaden of streamen films legaal. “We merken dat de consument video’s bekijkt op verschillende dragers naargelang de zin van het moment“, erkent Olivier Maeterlinck, directeur van BEA Video. Dat blijkt ook uit de digiMeter, de jaarlijkse studie naar ons mediagebruik van het Gentse onderzoekscentrum iMinds. Meer en meer Vlamingen leven in een multiscreen huishouden: 57,7% bekeek al televisie content op de computer, 43,6% op de tablet, en 37,7% op de smartphone.
Je kan je dus afvragen of de vergoeding voor de thuiskopie al niet in de prijs van het origineel zit. Dat is ook de redenering die António Vitorino maakte en die men ook vandaag in het Verenigd Koninkrijk maakt. Daar is sinds 1 oktober 2014 een nieuwe wet van kracht op de thuiskopie. Die is zeer strikt beperkt: een kopie (op een ander toestel of “in the cloud”) mag enkel voor persoonlijk gebruik, op de toestellen die je zelf bezit, en mag in geen geval doorgegeven worden aan vrienden of familie. Uiteraard moet het gaan om legaal aangekochte werken. In dat geval aanziet men de vergoeding als onderdeel van de verkoopprijs, zonder nood aan een afzonderlijke heffing: de auteurs, uitvoerders en producenten zijn al vergoed via de aankoop van het werk en hebben geen bijkomende compensatie nodig. Bovendien ziet men dankzij de strikte beperkingen de “schade” als uiterst minimaal, wat in geen geval een complex heffingensysteem zou kunnen verantwoorden. Men ziet de aankoop van muziek niet meer als de aankoop van fysieke goederen, maar als een licentie om het nummer te gebruiken op eender welk eigen toestel. Dit is in overeenstemming met wat de directeur van BEA Video vandaag ook in België vaststelt.
Aan de invoering van de Britse wet ging sinds 2006 heel wat studiewerk vooraf, en ook vandaag wordt ze nog aangevochten door auteursrechtenorganisaties.
6. Leve Spotify en Netflix!
Naast het kopen van muziek en films in fysieke of digitale vorm maken we meer en meer gebruik van streaming platformen. We kopen de muziek of films dan niet om te bezitten en zelf een kopie te maken voor op een ander toestel, maar kopen een abonnement om deze te kunnen afspelen. We bouwen niet onze eigen bibliotheek op, maar betalen lidmaatschap voor een gigantische online bibliotheek. Of we bekijken gratis muziekvideo’s op YouTube, wat een enorm succes is.
Voor cijfers over de videostreamingdienst Netflix in België is het nog te vroeg: het aanbod is pas gelanceerd in september 2014. Het succes valt wel af te leiden uit de beslissing van Telenet om de prijzen van de eigen video-on-demand service Play en Play More te verlagen wegens deze nieuwe concurrentie. Zoals BEA aangeeft, zijn Play en Play More samen met Netflix verantwoordelijk voor het feit dat digitale video vandaag meer opbrengt dan de fysieke verkoop. En dat is nog maar het begin.
Dat het potentieel enorm is blijkt uit het succes in andere landen. Zo hebben 940.000 Nederlanders een abonnement op Netflix. In het noorden loopt het echt de spuigaten uit: maar liefst de helft van de Scandinaviërs heeft een abonnement op streaming video. We zien dus wat ons te wachten staat.
Uiteraard kan je in een geval van streaming, waarbij je zelf geen muziek of video’s bezit, niet meer spreken van een kopie of thuiskopie. Waarom zou je er dan nog voor moeten betalen?
Bijkomend voordeel van de streaming abonnementen en de gratis diensten zoals YouTube video’s is dat ook de auteurs, artiesten en producenten betaald worden voor elke keer hun werk afgespeeld wordt. Het geld komt dus direct bij de juiste mensen terecht, zonder de overhead en intransparantie van collectieve en forfaitaire heffingen. Immers:
7. Komt het geld wel bij de juiste mensen terecht?
Het enige waar je zeker van bent, is dat je betaalt. Maar je hebt geen idee of je geld ook effectief terecht komt bij diegenen wiens werk je gebruikt of kopieert. De verdeelsleutels op basis waarvan collectief geïnde auteursrechten en naburige rechten verdeeld worden, zijn lang niet altijd even transparant of correct en dikwijls in het voordeel van de grote spelers die veel op de radio gedraaid worden. Er is ook op dat vlak een groot verschil tussen de verschillende maatschappijen.
Geld verdelen is niet alleen niet evident, het kost ook geld. Van de 24,6 miljoen euro die Auvibel inde in 2013 ging 1,3 miljoen euro naar de werkingskost van Auvibel. Dat is 5,12%. In 2008 en 2009 bedroeg die werkingskost 7,51% en 8,14%. Dat is weliswaar een stuk beter dan pakweg Sabam, met een werkingskost van rond de 20%.
Het geld wordt vervolgens verdeeld onder de categorieën geluid, video en multimedia volgens ofwel een ingewikkelde verdeelsleutel op basis van de producten waarop de heffing betaald werd, ofwel op basis van een overeenkomst onder de leden van Auvibel. In elke categorie wordt het geld dan nog eens verdeeld onder de auteurs, de uitvoerend kunstenaars en de producenten die telkens elk 1/3 van de poen krijgen. Daar komt het geld niet rechtstreeks bij de mensen terecht, maar bij een college van organisaties zoals Sabam, Simim en PlayRight die het geld op hun beurt verdelen onder hun leden: de auteurs, producenten en uitvoerende kunstenaars.
In 2012 zag de verdeling er als volgt uit. Het feit dat er elk jaar een aantal forfaitaire reserves afgehouden worden in afwachting van toewijzing, waarbij in 2012 zelfs nog gelden van dergelijke oude reserves van 1998 werden uitgekeerd bovenop de rechten van 2012, maakt het wat moeilijker leesbaar:
Uiteraard hebben de beheersmaatschappijen onderaan deze ketting ook zelf hun eigen werkingskosten. Bij de ene is dat opnieuw meer dan bij de andere, idem voor de graad van transparantie. In het jaarverslag van de controledienst van de FOD Economie zie je die grote verschillen. Zo zie je dat Sabam van 1998 tot 2012 maar liefst 1,8 miljard euro inde en “amper” 1,3 miljard euro verdeelde of slechts 70%. De leden van Sabam hebben nog 176 miljoen euro te goed, de rest zijn kosten. PlayRight heeft dan weer een serieuze achterstand te verwerken en keerde pas vorig jaar de rechten voor de periode 1998-2006 uit. Tussen 1998 en 2012 werd amper 30% van de geïnde rechten uitgekeerd.
Sommige beheersmaatschappijen hebben ook zeer vreemde regels voor verdeling van de centen: zo hanteert de Vewa een verdeling op basis van het aantal pagina’s dat de betrokken auteur dat jaar gepubliceerd heeft. Of iemand die gelezen of gekopieerd heeft of niet, is van geen tel. Bij muziek is het gespeeld worden op de grote radiozenders dan weer van doorslaggevend belang.
Zulke zaken zijn niet goed voor het vertrouwen van de consument.
8. Welkom een heffing op de opslagmedia en niet op het origineel?
Om een kopie van een werk te maken, heb je drie dingen nodig: een (legaal verkregen) bronbestand, een opslagmedium, en een tool om de kopie te maken. Vandaag wordt de thuiskopieheffing geheven op de laatste twee delen, maar niet op het eerste deel. Als er voor sommigen dan toch absoluut een thuiskopieheffing moet zijn: waarom dan niet op het bronbestand? Waarom geen heffing bovenop de verkoopprijs van een CD/DVD/download in plaats van op de SD-kaartjes of computers?
Voordelen alom: het geld komt meteen bij de juiste mensen terecht, want je weet om welk werk het gaat dat mogelijks gekopieerd zal worden. Geen gedoe met beheersvennootschappen met hun eigen werkingskosten en ingewikkelde, dure of onlogische verdeelsleutels. Eenvoud en transparantie.
Dit kan muziek of video duurder maken, maar uiteraard maakt dit integraal deel uit van de prijszetting van auteurs, uitvoerders en producenten die een afweging zullen moeten maken tussen meer inkomsten per verkocht werk, of een prijs die de verkoop niet afremt.
Eigenlijk is dat al eens eerder gebeurd: bij de opening van de iTunes Store werden de nummers beschermd met DRM, Digital Rights Management. Je kon een gekocht nummer op slechts 3 Apple-apparaten zetten. In 2009 kon men ook DRM-vrije muziek kopen bij Apple, waardoor je dus zonder problemen een kopie kon maken op andere toestellen of je muziek op een CD kon branden. De prijs ging van € 0,99 naar € 1,29 per nummer: het wegvallen van de beperkingen en het recht om je aangekochte muziek op een ander toestel te kunnen plaatsen, had een prijs.
Waardoor je eigenlijk terug bent bij wat steeds meer gesteld wordt: de vergoeding om een muziekstuk of video te kunnen beluisteren of bekijken op eender welk toestel, zit gewoon in de verkoopprijs. En zo hoort het ook. Daar zijn geen dure, inefficiënte en onlogische systemen van heffingen en verdeelsleutels voor nodig.
De consument is bereid te betalen wanneer er voldoende toegevoegde waarde is. Dat is wat we leren uit de verschuiving van het consumentengedrag van fysieke verkoop naar digitaal en naar streaming. Toegevoegde waarde, dat moet opnieuw de kern van de zaak zijn.
Met het gebruik van de moderne kanalen bieden we meer dan ooit kansen aan beginnende of kleine artiesten om hun publiek wereldwijd te bereiken. Laat ons dus die digitale economie volop stimuleren door markten vrij te maken en gelijke toegang te garanderen. Dat maakt een betalingsmodel mogelijk waarbij de consument zo rechtstreeks mogelijk de artiest financiert voor zijn of haar product, zonder overbodige tussenpersonen. Zo krijgt elke artiest optimale kansen. Want in de culturele economie van de toekomst staan de artiest en de cultuurliefhebber centraal.
Patricia Ceysens (Open VLD) & Peter Dedecker (N-VA)