Bestaat er zoiets als ‘de sociologie van de journalist’? Wij doen een poging, om een beter licht te werpen op hoe professionele journalistiek tot stand komt. Hoe handelt/denkt/werkt een moderne nieuwsredactie eigenlijk?
Met enkel de economische en politieke krachten als kader om het nieuws-maken te schetsen komen we er niet. Laat ons daarom de context verbreden en de sociologie inroepen als hulpmiddel. Het groepsgedrag van de journalist dus, of vrijer vertaald: “we hebben het altijd al zo gedaan”.
Ongeacht het land, de taal, de locatie, en of het nu voor een krant, televisie of online is: redacties beginnen overal ter wereld hun dag op min of meer dezelfde manier.
Gigantische hit op YouTube… als je een blunder maakt
Een groepje mensen met wazige ogen dat nog snel een shot cafeïne aan de slap smakende automaat tankt, “goedemorgen” mompelt en neerploft achter z’n computer. Dit groepje mensen, een bont allegaartje van interesses, specialisaties en voorkeuren, kan in jouw plaats beslissen hoe je de wereld en jouw plaats daarin zal zien. Ze zetten de agenda voor een nationale krant of een website en creëren problemen tot op het hoogste politieke niveau. Ze scoren gigantische klik-hits met een verhaal dat iedereen gelezen wil hebben. Of zoals journalisten vaak zelf zeggen: “We willen het verschil maken.”
Dit is de reden waarom journalisten elke dag weer uit hun bed rollen. Want veel andere redenen kunnen we niet verzinnen. De dagen zijn lang, het betaalt niet echt goed, stress is er steeds en lof is schaars. Je zet je computer elke ochtend aan om vaak een partij mails te ontvangen van mensen die je ofwel een idioot ofwel een leugenaar vinden. Elke dag is een nieuws kans om het te verknallen, wetende dat de wereld je fouten meeleest en ze op Twitter genadeloos afmaakt, of er van kan ‘genieten’ in prime time op televisie.
Wie kent niet dat Youtube-clipje waarin een of andere arme journalist zichzelf compleet belachelijk maakt, omdat ze nog net haar lipstick aan het doen was en de camera draaide al? De mens houdt nu eenmaal van schadenfreude, en journalisten zijn een dankbaar onderwerp. Dus als je 2,4 miljoen keer op Youtube bekeken wordt, is dat niet omwille van je fantastische primeur.
Dit is een groep mensen die elke ochtend naar hun werk gaan in de hoop dat er een vliegtuig uit de lucht valt. Of dat er iemand een hartaanval krijgt midden in de Kamer. Of een vulkaan een gat in de lucht blaast. Want dat zijn de makkelijke dagen. Op zo’n momenten weet iedereen wat hij moet doen, en wordt een redactie een machine. Maar wanneer het in de warme augustusmaanden buiten tropisch warm is en iedereen het wat kalmer aandoet, moet een redactie krabben, schrapen, zuchten en puffen om een ietwat deftige portie ‘nieuws’ zo op te warmen dat het niet te schabouwelijk is.
Het nieuws komt naar journalisten
Hoe een lezer, redacteur of journalist de journalistiek ook definieert, het is een noodzakelijk product dat uit een redactie moet komen. Door de band ‘ontdekken’ journalisten geen nieuws, het komt naar hen toe. Op de gemiddelde nieuwsredactie van een televisiestation, zelfs een regionaal, krijg je tot 300 persberichten per dag binnen – er zijn typisch een tiental grote verhalen per journaal. Maar die persberichten zijn de bron voor een groot deel van de verhalen die in de krant of op het scherm komen.
Er bestaat een hele industrietak, de public relations-mensen, die met veel meer zijn dan de journalisten, en die niets anders doen dan ‘nieuws proberen te maken’ en vervolgens pogen journalisten te manipuleren dit nieuws te ‘gebruiken’, het over te nemen. Ze creëren kunstmatige gebeurtenissen, en hopen dat een reporter, liefst onder tijdsdruk, het event bijwoont en erover schrijft. Woorden zoals ‘nieuw’ en ‘de eerste’ en ‘ongewoon’ of ‘verandering’ zijn vaak aas aan de lijn, wormen om een achteloze vis te vangen. En journalisten bijten vaak.
Socioloog Michael Schudson gaat nog een stapje verder. Hij definieert journalistiek als ‘de manier waarop journalisten omgaan met bureaucratieën’.
Politiek is de levensader van de journalistiek, in de zin dat politiek ongeveer elke aspect van ons leven beïnvloedt. Of het nu onderwijs, financiën, veiligheid, werk of gezondheid is. Hoeveel we verdienen, hoe onze kinderen worden grootgebracht, welke jobs er zijn en of er oorlog uitbreekt. Op welke dagen we mogen gaan winkelen, en hoeveel de koopwaar kost. Journalisten zijn daarbij het doorgeefluik, ze vertalen wat beleidsmakers beslissen naar het publiek. En dit ritueel is een van de sterkste patronen van ‘nieuws’.
Het kan op vele manieren: een persconferentie waar een nieuwe maatregel aan tientallen reporters wordt voorgesteld. Een gepland lek aan een bepaalde journalist. Een ongepland lek, waarbij de politicus een spectaculaire en ernstige communicatiefout maakt. En de zeldzame, maar erg opwindende ‘bruine enveloppe’, met daarin een bom aan informatie over de regering of een politicus, anoniem beland bij een journalist. Welke politieke junkie heeft nog nooit stilletjes gehoopt dat die ochtend er in zijn of haar postvakje zo’n enveloppe lag te blinken, met daarin een dossiertje over de malafide aankoop van een type nieuw tanks? Of alle privémails van een hoge politicus?
In België is er bovendien een heel specifieke, misschien zelfs unieke, journalistieke techniek waarbij een reporter een parlementslid ‘cultiveert’ om vervolgens parlementaire vragen in te fluisteren, en zo de regering aan de tand te voelen. Liefst nog schriftelijk, want zo weten de collega’s parlementsleden en concurrerende pers van niets, en is de primeur alleen voor de reporter.
In een land als het onze, met een Byzantijns complexe staatsstructuur waarbij Federale en Vlaamse niveaus elkaar doorkruisen, is het sowieso een nachtmerrie om informatie en verantwoording te krijgen van machthebbers. Maar journalisten hebben bij ons een wat gevaarlijke wederkerige relatie opgebouwd tussen pers en politiek. In vergelijking met vele andere landen is de Belgische overheid absoluut niet snel en efficiënt om informatie te delen. Officiële aanvragen duren maanden, terwijl een telefoontje naar een kabinet meteen resultaat oplevert. Officiële cijfers worden vrijgegeven, maanden nadat de minister de primeur al heeft uitgedeeld aan een bevriend journalist.
Op deze manier controleert de politiek veel meer dan in andere landen de communicatie. Er staan vaak strenge straffen op nieuws lekken, en vooral, de overheid is verplicht om veel sneller officieel te communiceren. In de Verenigde Staten of Canada kunnen journalisten veel makkelijker een formele vraag stellen over een bepaald stuk informatie. Dat kan gênante informatie zijn, de overheid is verplicht binnen korte termijn te antwoorden, of strenge boetes volgen.
Ook typisch aan de Belgische journalistieke cultuur is het lossen van gigantische bergen ongeordende informatie. Duizenden tabellen, die niet meteen duidelijk gelinkt zijn en waarbij een journalist onmogelijk meteen het ‘nieuws’ kan zien. Veel makkelijker om een ‘bron’ te bellen, die het dan even ‘uitlegt’.
Dure lunches als pure werkmethode
Bronnen zijn het alfa en omega van de journalistiek. Zeker in landen waar informatie niet meteen altijd publiek is. De Curie, de regering van het Vaticaan, is een notoir opake en ondoorzichtige organisatie, die informatie controleert en monopoliseert op een manier die elke dictator afgunstig zou moeten krijgen. Persberichten zijn behoorlijk uitzonderlijk, komende van de Heilige Stoel. En vaak is wat dan toch vrijgegeven wordt, nauwelijks te kwalificeren als ‘nieuws’. “Paus bidt voor vrede” is nu niet meteen een pakkende titel. En het zegt niets over de rol die het Vaticaan mogelijks speelt achter de schermen bij vredesonderhandelingen ergens in Afrika. Of over de invloed op paramilitaire organisaties in Latijns-Amerika.
De enige manier voor journalisten om echt te kunnen werken, om informatie te krijgen, is voor zichzelf een kardinaal ‘vangen’. Journalisten in Rome maken zich daarover geen enkele illusie; de enige manier om een glimp op te vangen van wat er zich achter de muren van Vaticaanstad afspeelt, is door er bronnen te cultiveren. En daar zijn uiteraard wel enkele technieken voor.
Zowel in Brussel als Rome zijn dure lunches en vleierij nog altijd het meest effectief. Er was een tijd dat je in de wijk Borgo Pio kon lopen, in de schaduw van het Vaticaan, en er reporters en mid-level leden van de Curie zag genieten van een hapje en een drankje. Vandaag zijn de contacten soms discreter: een goed glas whisky op een kabinet. Net zoals in Brussel.
Kranten verwachten in ruil voor al die lunchtijd en de rekeningen – al is het in België een ongeschreven regel dat de politicus betaalt, in het Vaticaan is het omgekeerd – een leuk stukje in de krant. Dus een goede fles wijn doet wonderen. En machtsmensen hebben er altijd behoefte aan eens te kunnen vertellen hoe slim en sluw ze zijn, en het spel meester zijn. Daaruit komt vaak informatie die uiteindelijk ‘nieuws’ wordt. Dat dit een gevaarlijk spel zonder duidelijke regels is, lijkt evident.
Hoewel het een courante praktijk is op zowat elke redactie, blijven bronnen een bizarre, onuitgesproken soort Ometa. Het is die ‘cost of doing business’, waar niemand graag over praat. Zeker in de Verenigde Staten en Canada zit dit op of over het randje van wat journalistiek aanvaardbaar is, veel kranten en televisiestations hebben regels die de omgang met politici en bedrijfsleiders op papier erg strikt houden.
Het draait hier niet om omkoperij, geld komt er niet aan te de pas –tenzij om de maaltijd en flessen te betalen. Het gaat erom dat de politicus zich machtig voelt en mogelijks een punt kan scoren tegen zijn vijanden, binnen of buiten zijn partij. Status is de sleutel. De journalist krijgt in ruil informatie die tot allerlei verhalen kan leiden, wat opnieuw leidt tot status, binnen de redactie dan. Het is een win-win situatie. Iedereen gebruikt iedereen.
Dit is hoe verhalen in de krant komen of er net uit verdwijnen. Politici die een ideetje willen testen bij het publiek, die dat lekken, in de krant lezen en dan, als de redacties furieus zijn, alles ontkennen. Om 8 uur ’s morgens hoor je een verhaal op de radio, dat tegen 5 uur in de namiddag al door iedereen weer ontkend wordt. Journalisten krijgen de ‘scoop’, de politici lanceren hun idee, en het publiek staat erbij en kijkt ernaar.
David Perlich en Wouter Verschelden schreven deze reeks. Samen maakten ze eerder het boek “Stop De Persen”. Sommige thema’s en onderwerpen kwamen ook daarin aan bod.