Het vaccin van AstraZeneca beschermt ‘maar’ 70 procent van de ingeënte patiënten. Dat van Johnson & Johnson 66 procent. Die nieuwe vaccins voldoen dus niet aan de spectaculaire verwachtingen van Pfizer en Moderna, die meer dan 90 procent bescherming bieden. Hoe problematisch is dat?
Afgelopen lente en zomer, toen een Covid-19-vaccin niet meer dan een sprankje hoop was, waarschuwden wetenschappers al dat vaccins mogelijk niet zouden voldoen aan de hoge verwachtingen van het publiek. Gezondheidsinstanties opperden dat een vaccin slechts 50 procent effectief moest zijn. Het belangrijkste, zo luidde het toen, was dat de vaccins op zijn minst bescherming bieden tegen ernstige ziekten.
Maar amper een half jaar later, in de herfst, toonden gegevens van de Pfizer- en Moderna-vaccinonderzoeken respectievelijk 95 procent en 94 procent werkzaamheid aan tegen alle symptomatische infecties. Ze verpulverden daarmee de verwachtingen – en ze creëerden ook nieuwe.
De resultaten van andere vaccinonderzoeken zien er redelijk goed uit, maar ogen bijlange niet zo spectaculair: het vaccin van AstraZeneca lijkt voor 70 procent effectief te zijn; Novavax behaalde 89 procent werkzaamheid in het VK, maar slechts 49 procent in Zuid-Afrika; en dat van Janssen/Johnson & Johnson toont 66 procent werkzaamheid tegen matige en ernstige infectie.
Onder deze op het eerste gezicht tegenvallende cijfers zit een consistent patroon
Deze cijfers zijn niet direct vergelijkbaar omdat de verschillende onderzoeken in verschillende landen werden uitgevoerd, met iets verschillende protocollen, tegen verschillende versies van het virus. De lagere werkzaamheid in de resultaten van Zuid-Afrika houdt waarschijnlijk verband met een nieuwe variant van het coronavirus, die lijkt te zijn geëvolueerd om aan immuniteit te ontsnappen.
Maar onder deze op het eerste gezicht tegenvallende cijfers zit een consistent patroon: alle vaccins zijn zeer goed in het voorkomen van ernstige ziekte en overlijden door Covid-19. Dat was het oorspronkelijke doel van de vaccins, en het is nog steeds het belangrijkste. Een vaccin dat gedeeltelijke immuniteit verleent, is nog steeds beter dan geen vaccin.
Biologisch gezien is het logisch dat Covid-19-vaccins ernstige infecties beter kunnen voorkomen dan milde infecties. We moeten een vaccin eerder als een dimmer dan als een lichtschakelaar beschouwen vertellen vaccinologen ons. Elke inenting wekt beschermende immuniteit op tegen het coronavirus. Iemand die zonder het vaccin aan Covid-19 zou zijn overleden, zou kunnen overleven met aanvullende zuurstof. Iemand die mogelijk in het ziekenhuis moet worden opgenomen, krijgt mogelijk slechts een milde infectie.
Ruwweg vergelijkbaar met de werkzaamheid van het jaarlijkse griepvaccin
Zoals het er nu uitziet, is zelfs de laagste werkzaamheid van deze vaccins – 49 procent tegen de Zuid-Afrikaanse variant – ruwweg vergelijkbaar met de werkzaamheid van het jaarlijkse griepvaccin. Voordat de resultaten van de mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna zulke hoge verwachtingen wekte, hoopten wetenschappers op iets dat leek op de griepprik. Zelfs dat bereik van 50 procent, gezien de ernst van ziekte en dodental, zou een gamechanger zijn geweest, redeneren ze.
De niet-mRNA-vaccins hebben ook logistieke voordelen. De vaccins AstraZeneca, Novavax en Johnson & Johnson kunnen allemaal bij normale koelkasttemperaturen worden bewaard. Bovendien is het Johnson & Johnson-vaccin één dosis, niet twee. Een regime van één dosis betekent half zoveel injectiespuiten, half zoveel afspraken en een veel eenvoudiger volgsysteem, waardoor het vaccin veel gemakkelijker kan worden toegediend aan afgelegen en achtergestelde gemeenschappen.
Hoe snel deze vaccins kunnen helpen een wereldwijde pandemie in te dammen, hangt af van hoe snel ze kunnen worden geproduceerd. Volgens The New York Times is Johnson & Johnson achtergebleven bij de productie en zal naar verwachting pas in april een inhaalslag maken. Ook dat van Novavax liep vertraging op vanwege fabricageproblemen.
De drie dingen waar experts het over eens zijn
Vaccins met verschillende mechanismen en verschillende doeltreffendheid maken de boodschappen die volksgezondheidsfunctionarissen moeten overbrengen nog ingewikkelder. Sommige mensen komen misschien in de verleiding om te wachten een effectiever Covid-19-vaccin: waarom settelen voor eentje dat ‘maar’ 66 procent beschermt in plaats van eentje dat meer dan 90 procent doen? De realiteit lijkt dat, ongeacht met welk vaccin je begint, je uiteindelijk een booster nodig hebt – of zelfs meerdere boosters, vergelijkbaar met jaarlijkse griepprikken.
Vaccinfabrikanten zijn al bezig hun vaccins te actualiseren tegen de Zuid-Afrikaanse variant. Een tweede variant, uit Brazilië, heeft verschillende van dezelfde sleutelmutaties en kan ook de werkzaamheid van het vaccin verminderen. En hoewel de vaccins even effectief lijken tegen de Britse variant, is die beter overdraagbaar en wordt ze alleen maar dominanter in onze contreien. Hoe langer het coronavirus ongecontroleerd loopt en hoe meer mensen het infecteert, hoe meer kansen er ontstaan voor gevaarlijke nieuwe varianten. Johnson & Johnson test momenteel bijvoorbeeld al een regime van twee doses voor zijn vaccin; gezien hoe vaccins gewoonlijk werken, zullen twee doses vrijwel zeker meer bescherming bieden dan één.
Over deze zaken zijn alle experts het echter eens: elke mate van bescherming is beter dan bescherming uitstellen, dit is niet het moment om kieskeurig te zijn en hoe meer vaccins we hebben, hoe groter onze collectieve kansen.