Turkse vissers in de Zee van Marmara zitten al maanden met een enorm probleem: ze kunnen geen vis vangen. Dat komt omdat een dikke, stroperige substantie die in de volksmond bekend staat als ‘zeesnot’ op het wateroppervlak drijft. De smurrie koekt niet alleen aan hun netten, hij doet twijfels doet rijzen over de vraag of vis die in de binnenzee wordt gevonden, wel veilig is om te eten.
Zeesnot is een verzamelnaam voor slijmachtig organisch materiaal dat in de zee wordt aangetroffen. De romige, geleiachtige substantie is over het algemeen niet schadelijk, maar kan virussen en bacteriën aantrekken, waaronder E. coli, en het kan een deken vormen dat het onderwaterleven verstikt en leidt tot massale vissterfte.
Wetenschappers zeggen dat het onaangenaam uitziende slijm geen nieuw fenomeen is, maar de stijgende watertemperaturen als gevolg van de opwarming van de aarde kunnen het erger maken. Vervuiling – inclusief afvoer van landbouw- en ongezuiverd rioolwater – is ook een boosdoener.
Momenteel leiden hoge niveaus van stikstof en fosfor in de Zee van Marmara, gelegen tussen de Zwarte en de Egeïsche Zee, tot een explosie van de fytoplanktonpopulaties die zeesnot veroorzaken. In april ontdekten zeebiologen dat het slijm koralen op de zeebodem bijna 30 meter onder het wateroppervlak bedekt en mogelijk verstikt. In sommige kustplaatsen zijn sindsdien duizenden vissen dood aangespoeld.
Het probleem is de afgelopen weken moeilijker te negeren, aangezien de kustlijn van Istanbul op een beige tapijt begint te lijken. Maar vissers die afhankelijk zijn van de zee om in hun levensonderhoud te voorzien, trekken al maanden aan de alarmbel. Een van hen vertelde de Turkse krant Cumhuriyet dat hij sinds januari niet meer kan werken omdat het slijm zijn netten onbruikbaar maakt. Een duiker die voor de kost op zeeslakken jaagt, vertelde het door de staat gerunde Anadolu Agency dat hij het grootste deel van zijn inkomen had verloren omdat het zicht onder water zo slecht was, en dat krabben en zeepaardjes stierven omdat het slijm hun kieuwen verstopt.
Hoewel voor het eerst werd waargenomen in Turkije in 2007, lijkt zeesnot de Middellandse Zee sinds de 18e eeuw periodiek te hebben geteisterd. Wat niet normaal is, is hoe vaak het nu langs de kust van Turkije verschijnt. Omdat fytoplankton gedijt in warmere wateren, vermoeden wetenschappers dat klimaatverandering een factor kan zijn. De afgelopen winter was milder dan normaal, wat betekent dat de Zee van Marmara enkele graden warmer bleef dan gemiddeld.
Schrik voor toerisme
Deskundigen hebben er ook op gewezen dat onbehandeld afval en landbouwafval rechtstreeks in de Zee van Marmara terechtkomen, en het aanpakken van die bronnen van vervuiling zou helpen om het stikstof- en fosforgehalte te verlagen. Overbevissing zou ook een rol kunnen spelen, aangezien het betekent dat fytoplankton zo minder natuurlijke vijanden heeft.
De bezorgdheid groeit dat het onaantrekkelijke slijm het toerisme zou kunnen ontmoedigen als Turkije straks weer opengaat voor vakantiegangers. Ambtenaren in Istanbul, dat aan de Zee van Marmara ligt, kondigden eerder deze maand aan dat ze samenwerkten met de Turkse regering en Bandırma Onyedi Eylül-universiteit om een oplossing voor de crisis te vinden. In het kuststadje İzmit hebben arbeiders moeizaam meer dan 110 ton slijm verzameld, dat voor verwijdering naar een verbrandingsoven is gestuurd. Maar dat lijkt alvast geen langetermijnoplossing.
Lees meer:
(jvdh)