Malaria is een van de dodelijkste ziekten ter wereld. Elk jaar lopen 1 op 34 mensen op onze planeet een malaria-infectie op – en meer dan 625.000 van hen sterven daaraan. Maar er is goed nieuws, ten minste op het eerste gezicht. China en El Salvador werden vorig jaar malariavrij gecertificeerd en de zes landen in Zuid-Oost Azië, waaronder Vietnam en Thailand, hebben het aantal gevallen met ongeveer 90 procent verminderd. Naar verwachting zullen in 2025 ongeveer 25 landen malaria hebben uitgebannen. En er staan vaccins in de steigers. En vooral dat laatste zou een enorme impact kunnen hebben. Er zijn echter een aantal problemen.
Een eerste vaccin, Mosquirix, was 35 jaar in de maak. Het werd pas vorig jaar goedgekeurd door de Wereldgezondheidsorganisatie en kan eind volgend jaar worden verspreid. R21, een krachtiger malariavaccin, ontwikkeld door hetzelfde Oxford-team dat het AstraZeneca Covid-vaccin maakte, komt er over een jaar of twee aan. BioNTech, een andere speler die we kennen van een coronavirusvaccin, dat van Pfizer, is bezig met de ontwikkeling van een mRNA-vaccin. Ook in de maak zijn monoklonale antilichamen die malaria zes maanden of langer kunnen voorkomen en muskietennetten bedekt met langwerkende insecticiden.
De eerste doses Mosquirix zullen pas eind 2023 of begin 2024 aan Afrikaanse kinderen worden geleverd. De aanvoer zal om een aantal redenen ernstig worden beperkt en zal naar verwachting nog jaren zo blijven. In december heeft Gavi, een niet-gouvernementele organisatie die vaccinaties wereldwijd ondersteunt, 156 miljoen euro toegezegd voor de distributie van Mosquirix. En in augustus verleende Unicef de fabrikant van het vaccin, GlaxoSmithKline, een contract van 170 miljoen euro, genoeg om de komende drie jaar 18 miljoen doses te produceren. Maar daarmee zitten we nog ver van de geschatte 100 miljoen doses die elk jaar nodig zullen zijn.
Vier keer vaccineren in anderhalf jaar tijd: niet evident
Er zijn nog wel een paar problemen. De werkzaamheid van Mosquirix, met ongeveer 40 procent, is veel lager dan wetenschappers hadden gehoopt. Daar komt bij dat in veel Afrikaanse landen – waar malaria het ergst is – het wantrouwen tegen vaccins groot is. Ongeveer de helft van de mensen in Niger en de Democratische Republiek Congo bijvoorbeeld zegt dat ze een malariavaccin niet vertrouwen.
Bovendien moet Mosquirix in vier doses worden gegeven, de eerste op een leeftijd van 5 maanden en de vierde op een leeftijd van 18 maanden. Veel ouders in Afrika worden geconfronteerd met enorme logistieke hindernissen om kinderen naar een kliniek te brengen – laat staan vier keer in anderhalf jaar tijd. R21 heeft een werkzaamheid van 70 procent na drie doses die vóór de leeftijd van 17 maanden zijn gegeven. Een booster die een jaar later wordt gegeven, handhaaft en verbetert de bescherming. Maar ook hier: vier vaccinaties, dat is niet evident.