Mogen we zeggen dat de politiek niet goed is in voor de eigen deur vegen? Wel, in het dossier van de pensioenleeftijd heeft ze als beroepsklasse alvast niet gescoord. Na maanden getalm is er nu een akkoord. Maar dat gaat pas in… voor de volgende lichting parlementsleden. Een redenering die niet meteen getuigt van moed.
De politiek heeft eindelijk een akkoord het eigen pensioen. Alle partijen zegden al veel langer die pensioensleeftijd te willen verhogen, want nu ligt ze voor 2/3 van de parlementsleden op amper 55 jaar. Daar komt nu verandering in, want voortaan moeten ze doen wat een heel pak anderen ook doen: werken tot hun 67ste.
Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA), leidde de onderhandelingen: “We doen wat andere mensen ook doen. Dat betekent dat de parlementsleden die na 2019 verkozen worden, tot hun 65ste moeten werken. In 2025 wordt de pensioenleeftijd dan 66 en in 2030 67. Ook moeten ze er een carrière van 45 jaar hebben opzitten”, zo verklaarde hij aan de VRT.
De hele episode werpt een schaduw over het politieke metier. Niet alleen sleepte de zaak bijzonder lang aan, maar ook het feit dat het parlement het pas invoert voor de volgende legislatuur, in 2019, lokt reacties uit. Waarom niet voor zichzelf? “Ja, dat is respect voor verworven rechten”, zo reageert Bracke. Een uitspraak die wel eens kwaad bloed zou kunnen zetten in een pak andere sectoren.
Zeven parlementen raakten er moeilijk uit
De symboliek van een parlement die een andere regeling krijgt dan de “gewone man”, terwijl de regering wel besparingen en dus langer werken predikt voor iedereen, is bijzonder groot. De zeven (!) Belgische parlementen, of liever hun voorzitters, lukten er lange tijd niet in om een akkoord te bereiken over een hogere pensioenleeftijd voor parlementsleden. Voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen is die leeftijd ondertussen verhoogd naar 67 jaar. Maar de beroepspolitici aarzelden.
Kamervoorzitter Bracke trok en sleurde aan de zaak, werkte een voorstel uit, dat voor alle parlementsleden moet gelden. Maar op de vergadering met de andere parlementen ging het een paar keer mis. Want hoewel Jan Peumans (N-VA) aan Vlaamse kant mee Bracke steunde, wass er ook de Senaatsvoorzitter Christine Defraigne (MR) en de voorzitter van het Waals parlement André Antoine (cdH).
Franstaligen eisten regel voor cumul erbij
De Franstaligen wilden meteen ook een andere maatregel koppelen aan een hogere pensioenleeftijd: die van de cumuls. Want in Franstalig België zijn de regels over mandaten combineren strenger dan in Vlaanderen. Iets te streng voor velen, zo blijkt nu, ze wilden van de gelegenheid gebruik maken om meteen ook daarvan af te raken. Maar dat mislukte uiteindelijk, omdat de Vlaamse partijen geen zin hadden om zich te verliezen in een heel gepalaver daarover.
Voor de meerderheid blijft het een gênante episode. Het was de PVDA die het dossier dit voorjaar zwaar is beginnen oppoken. Want zij berekenden dat, terwijl een gewone werknemer zal moeten werken tot z’n 67ste, twee op drie parlementsleden al op 55 jaar volledig met pensioen kunnen.
Dat zette de oppositie in vuur en vlam: de sp.a van John Crombez nam in de Kamer meteen het initiatief om dat te wijzigen en parlementsleden ook tot hun 67ste te laten werken voor ze een vol pensioen hebben. Ook Groen nam zo’n initiatief. Maar de meerderheid stemde dat zonder debat weg, wat helemaal in het verkeerde keelgat schoot.
De zaak is nu rond, en met die gelijke plichten krijgen de parlementsleden ook een nieuw recht: een werkloosheidsuitkering als ze na hun periode als parlementslid niet aan de bak komen. Nu hebben ze dat niet. Bracke: “Er zijn parlementsleden die in het zwarte gat vallen na hun carrière. Vaak omdat ze politiek verbrand zijn, en ik heb het heus niet enkel over mensen van het Vlaams Belang. Zij leven van de sociale voorzieningen van het parlement, en dat is echt niet meer van deze tijd.”