Palmolieproductie is een van de grootste redenen van ontbossing, en ontbossing is een belangrijke factor die bepaalt of dieren bedreigd worden of niet. Door palmolie zijn deze diersoorten met uitsterven bedreigd:
1. De Sumatraanse tijger
Status: kritiek
Aantal: 441-679 (2008), er wordt aangenomen dat er nu minder dan 400 overblijven.
Oorzaken: ontbossing, jacht voor pels en botten en omdat ze dorpen bedreigen
2. De Sumatraanse orang-oetan
Status: kritiek
Aantal: 7.300 (volgens tellingen tussen 2000-2003), in de laatste 75 jaar is 80 procent verdwenen.
Oorzaken: Houtkap, de omvorming van bos tot palmolieplantages, illegale dierenhandel en gedood omdat ze de fruitoogst van de mensen aanvallen. In Noord-Sumatra worden ze ook wel een gegeten.
Bron: Orangutan.org, IUCN
3. De Borneaanse orang-oetan
Status: bedreigd, twee ondersoorten zijn kritiek bedreigd
Aantal: 50.000, verdeeld over 4 soorten.
Oorzaken: ontbossing door palmplantages, bosbranden, houtkap en dierenhandel.
Bron: IUCN
4. De Sumatraanse olifant
Status: kritiek (sinds 2012)
Aantal: 2400-2800
Oorzaak: te klein leefgebied, fragmentatie van de habitat en ze worden vergiftigd door plantage-eigenaars die geen palmbomen meer vernietigd willen zien. Hun aantal wordt geschat tussen 2.400 en 2.800. Sinds 2012 zijn ze verhuisd van de bedreigde naar de kritiek bedreigde diersoorten.
Bron: WWF
5. De neusaap
Status: bedreigd
Aantal: Ruw geschat zijn er nog zo’n 8.000, al zijn ze op sommige plekken al volledig uitgestorven.
Oorzaken: kleiner leefgebied door ontbossing, houtkap en vernietiging van mangroves. Ook bosbranden hebben een zware impact gehad.
Bron: IUCN
6. De Maleisische tijger
Status: kritiek
Aantal: ongeveer 500. Daarmee doet hij het iets beter dan de Sumatraanse variant, maar niet zo gek veel beter.
Oorzaken: ontbossing voor palmolieplantages, conflicten met de mens door bedreiging van het vee. Tijgers hebben voor zo’n 400.000 dollar schade toegebracht aan veehandelaren in de periode 1993-2003.
Bron: WWF Maleisië, WWF
7. De Borneodwergolifant
Status: bedreigd. Wie schuldig wordt bevonden aan het jagen op een olifant, krijgt een boete van 50.000 dollar. Nu worden ze vooral vergiftigd.
Aantal: Nog zo’n 1500 exemplaren, die vooral leven op Maleisisch Borneo. Ze hebben hun naam te danken aan het feit dat ze ‘maar’ 2,5 meter worden, in plaats van 3 meter zoals de ‘gewone’ olifanten.
Oorzaken: kleiner habitat door ontbossing, conflicten met de mens voor het vertrappelen van oogsten.
Bron: WWF Maleisië, Wikiepedia
8. De withandgibbon
Status: bedreigd, net zoals bijna alle subsoorten van de gibbon waarvan sommige zelfs kritiek.
Aantal: moeilijk te zeggen want er zijn geen data beschikbaar voor Indonesië, Maleisië en Myanmar. In Thailand leven er groepen van enkele duizenden individuen.
Oorzaken: minder habitat door ontbossing en houtkap en illegale dierenhandel
Bron: IUCN
9. De Borneogoudkat
Status: bedreigd.
Aantal: onmogelijk te zeggen aangezien de kat zo zelden wordt gezien. Met verborgen camera werd de Borneogoudkat vorig jaar nog gespot. Als de ontbossing zich aan het huidige tempo voortzet, dan zal de goudkat in de komende 12 jaar met meer dan 20 procent afnemen.
Oorzaken: ontbossing, jacht (voor de pels) en verkeer.
Bron: IUCN
10. De Maleisische tapir
Status: bedreigd, schommelt al jaren tussen ‘kwetsbaar’ en ‘bedreigd’.
Aantal: 1.500 à 2.000 in Maleisië, gelijkaardig aantal op Thailand, onbekend maar steeds krimpende populatie op Sumatra.
Oorzaken: ontbossing, gevangen voor vlees en migratie naar dierentuinen
Bron: IUCN
11. De platkopkat
Status: bedreigd
Aantal: 2.500 met geen enkele subpopulatie groter dan 250.
Oorzaken: ontbossing, bedreiging van moeras- en kustgebieden.
Bron: IUCN
(Nog) niet bedreigd maar wel ‘kwetsbaar’:
– de Borneose nevelpanter
– De Maleisische beer
– het celebesspookdier
De Borneaanse neushoorn wordt in dit verband ook wel eens vermeld. Hoewel kritiek bedreigd blijkt door onderzoek niet dat het verlies aan bos de oorzaak is. Het verdwijnen van kustgebieden en de jacht hebben een grotere impact, en nu is de populatie zo klein en versnipperd dat voortplanting de soort niet in stand kan houden.