Deze week is het precies vijftig jaar geleden dat Bob Dylan ‘The Times They Are A-Changin’ uitbracht. Protest songs zijn sindsdien een essentieel ingrediënt van de rocksoep. En misschien wordt die soep na vijf decennia gewoon niet meer zo heet gegeten als ze wordt opgediend, maar: waar zijn de Dylans van deze tijd? ’t Is niet dat er niks is om over te protesteren, toch? Gelukkig hebben we Neil Young nog.
Hoe het de song The Times They Are A-Changin recentelijk verging, zegt veel. In 1994 licentieerde Dylan het nummer een eerste keer, aan Coopers & Lybrand, het tegenwoordige PwC. Twee jaar later mocht – voor een bedrag met zeven cijfers – de Bank of Montreal de song gebruiken voor een commercial. En, om het helemaal cynisch te maken: in 2010 werd de handgeschreven tekst van de song bij Sotheby’s geveild en kwam voor 422.500 dollar in handen van een hedge fund manager. Hij hangt nu aan de muur in het Wall Streetkantoor van die man.
Verzachtende omstandigheden
Er zijn misschien verzachtende omstandigheden. Zo is er wél een cultuur ontstaan waar artiesten, en dan zeker degenen die het geld kunnen missen, behoorlijk wat optreden voor het goede doel, of een deel van de opbrengsten wegschenken.
En er bestaan ook secret santa’s. Springsteen bijvoorbeeld, van wie geweten is dat hij veel geld weggeeft, maar dat hij ook weigert om daar groot spel van te maken. “Wie mijn geld krijgt, weet van wie het komt, en meer moet dat niet zijn”, redeneert The Boss.
Springsteen is ook één van de weinigen van het hoogste niveau die sociale issues durft aan te raken in zijn songs. Let wel: aanraken, meer niet. En die suggestieve maatschappijkritiek blijft vooralsnog heel gelimiteerd van scope. Springsteen moet nog altijd een standpunt innemen over global warming om maar iets te zeggen.
Hypothese van een teloorgang
Er zijn een aantal hypotheses voor de teloorgang van de protestsong. Een eerste: een mens kan nooit nog goed doen in onze gepolariseerde wereld en mede dankzij sociale media is de backlash vaak moordend. Of: interpretatie is nu publiek, snel en hard. Het overkwam Daan met La Crise. De Grieken vonden dat er met hen gelachen werd.
Twee: de wereld is complexer geworden en het protest gefragmenteerd. In de wereld van Dylan in 1964 waren er een aantal afgelijnde, big issues. Civiele rechten voor zwarten, de Vietnamoorlog, de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. De oplossingen: geef de zwarten gelijke rechten, zorg dat vrouwen gelijk zijn op de werkvloer en trap het af in Zuidoost-Azië. Bijvoorbeeld. De grote issues van 2014 zijn moeilijker op te lossen, ingewikkelder van natuur en kunnen niet door één land of één regering aangepakt worden.
Sociale klasse
Drie: het is er niet makkelijker op geworden voor getalenteerde mensen om hun kost met muziek te verdienen, de muziekindustrie ligt op apegapen en heeft met de economische crisis weinig slagkracht om te investeren. De realiteit hier is dat al die bands die protestsongs maakten in de sixties en seventies dat konden doen vanuit een behoorlijke comfortabele financiële situatie en met de steun van managers en labels.
Een vierde theorie is heel omstreden omdat ze over sociale klasse gaat. In oktober 1990, niet eens zo lang geleden, was amper 1 procent van de artiesten die in de Britse charts stonden naar een privéschool geweest. Dezelfde maand in 2010 en 60 procent van de artiesten in de charts hadden één of andere vorm van geprivilegieerd onderwijs ondergaan.
Waarmee we niet willen zeggen dat geprivilegieerde kids geen goeie protestsongs kunnen maken, integendeel, maar als de politieke evolutie om de zaken eerder economisch dan sociaal aan te pakken zich doorzet, zitten we straks met alleen nog jongeren die van thuis uit het zich kunnen permitteren om rock of pop te maken.
Enter the grungemeister
Gelukkig hebben we Neil Young nog. Young was één van de weinigen die in 1996 fel en teleurgesteld reageerde op Dylans sell out van The Times They Are A-Changin: “I guess we lost that one.” Op This Note’s for You stipuleerde de grungemeister nog “don’t sing for nobody/makes me look like a joke.”
Young is op z’n 68ste koppiger en uitgesprokener dan ooit. Op alle vlakken. Zo is hij de jongste tijd begonnen met mensen in het publiek terecht te wijzen die de hele tijd zitten te tetteren tijdens een optreden. Soms direct (“You guys finished?”) soms ironisch (“I’ll just let you finish, you paid a lot of money to come talk to your friend in here”).
Pono
Het leuke aan Neil Young is dat hij niet alleen lult, hij doet ook werkelijk iets. De kwaliteit van digitale muziek is shit zegt Neil. En hij komt met een eigen alternatief voor mp3’s en aanverwanten, Pono, wellicht dit jaar nog. LincVolt, de elektrische wagen, is nog zoiets.
Dat hij daar mensen voor tegen hun schenen moet trappen, zal Young worst wezen. Afgelopen week speelde hij vier concerten in Canada waarvan de opbrengst integraal naar de First Nations zal gaan om hun strijd tegen de exploitatie van teerzanden en om juridische stappen tegen Shell te financieren. First Nations is een verzamelterm voor de Canadese inheemse bevolking die niet tot de Inuit of Métis behoort
Bij de start gaf Neil Young een persconferentie om zijn standpunt toe te lichten. “We zijn de mensen hier aan het vermoorden”, zei hij. “Er kleeft bloed aan de handen van het moderne Canada.”
“Op hol geslagen, hebzuchtig, destructief en respectloos”
De zanger noemde de olie-industrie “op hol geslagen, hebzuchtig, destructief en respectloos.” De exploitatie van teerzand is volgens hem “een milieuramp die vergeleken kan worden met Hiroshima.”
“Ik ben bij de inheemse bevolking op bezoek geweest”, zei Young. “Ik reed met mijn elektrische auto bij de teerzanden en het stonk er ontzettend. Mijn keel en ogen brandden, terwijl ik nog 40 kilometer verwijderd was van het daadwerkelijk terrein bij Fort McMurray.”
Het is niet zomaar een ecologisch akkefietje waar Young zich nu voor in de strijd gooit. Het gaat hier om de toekomst van Canada maar ook van ons allemaal.
Met de huidige techniek vallen er nog 170 miljard vaten ruwe olie uit de Canadese teerzanden te halen. Het potentieel ligt veel hoger mits men er in slaagt om alle bitumen van het zand te scheiden: 1.630.000.000.000 vaten. Een proces dat alleen al zoveel CO2 zal toevoegen aan onze atmosfeer dat het garant staat voor een opwarming van 0,4 graden . Er zou 240 miljard ton CO2 aan onze atmosfeer worden toegevoegd.
De oil sands industry in Canada is nu al vreselijk vervuilend en stoot meer broeikasgassen uit dan Nieuw-Zeeland en Kenia gecombineerd. Om een vat olie te produceren wordt 116 kilo CO2 uitgestoten in Canada, wat 14 procent meer is dan het gemiddelde.
Jackpine Mine
Wetenschappers zijn het erover eens dat het verder uitbaten van de teerzanden een heel slecht idee is. Het zal onze afhankelijkheid van fossiele brandstof garanderen voor vele jaren, een periode waarin het CO2-niveau zodanig zal doen stijgen dat catastrofale opwarming niet allen onomkeerbaar maar wellicht ook onleefbaar zal zijn.
Slecht idee, maar weet dat volgens de website van het Departement voor Energie in Alberta de teerzandindustrie in 2012 goed was voor 22 procent van het bruto binnenlands product. Alberta kan bovendien in de komende 25 jaar 256 miljard euro aan royalty’s en 89 miljard euro aan belastinginkomsten verwachten uit de oliewinning, zegt het Canadian Energy Research Institute (CERI).
Volgens critici heeft de oliewinning uit teerzand echter catastrofale gevolgen voor het plaatselijke milieu. Fort McMurray ligt aan de rand van de Jackpine Mine. In juli vorig jaar keurde de regering uitbreiding goed, waarna de plaatselijke bevolking naar de rechter stapte om dat besluit aan te vechten. Volgens eerder afspraken mocht de oliewinning namelijk niet de activiteiten van de inheemse bevolking hinderen. Die gebruikt het gebied vooral om te jagen en vissen.
Jason MacDonald, een woordvoerder van de Canadese premier Stephen Harper, zei tegen de zender CBC dat de grondstoffensector van fundamenteel belang is voor de economie van het land en haalde daarbij uit naar Neil Young: “Zelfs de levensstijl van een rockster is tot op zekere hoogte afhankelijk van de middelen die ter beschikking komen door werk van duizenden hardwerkende Canadezen.”
Young antwoordde: “Rock stars don’t need oil. Ik ben naar hier gereden in een auto die rijdt op biomassa. Canada zou zich beter daarop toeleggen.”
“On my recent trip to Fort Mac in Alberta, I drove Lincvolt about 1800 miles from San Francisco running on Cellulosic Ethanol fuel. I have chosen to use Ethanol, a much cleaner fuel created from plants nourished by the sun and rain and grown by farmers rather than run on gasoline.”
Met heel deze historie oogst Young niet alleen bijval, maar ook veel kritiek van klimaatontkenners en de conservatieve Amerikaanse politiek. Maar, we denken niet dat de man daar wakker van ligt. Young is wel een shitstorm gewend. In 2006 bijvoorbeeld toen hij de song Let’s Impeach the President uitbracht met de bede George Bush wegens hoogverraad af te zetten. In 1970 ook al, toen Ohio uitkwam over de Kent State shootings, misschien wel de beste protestsong ooit. Of in 1972 met Southern Man over hoe racistisch ze Down South nog waren.
Dus: dank je Neil Young. The Times They Are Still A-Changin, fundamenteler en sneller dan ooit tevoren. En populaire muziek kan en moet dat reflecteren en bekritiseren. Anders weten we wie dit gaat winnen.