Hooverphonic bestaat 20 jaar en viert dat met een ‘Best Of’: “We hebben geleerd uit de fouten van Massive Attack”

Dit jaar is het al twintig jaar geleden dat Hooverphonic hun debuutalbum ‘A New Stereophonic Sound Spectacular’ uitbracht. Twintig jaar, twee handenvol studioplaten en een half dozijn zangeressen later is het eens tijd om terug te blikken. 

Dat doen ze nu zelf al met een dubbele verzamelaar met daarop 33 nummers, op 21 december komt er een vervolg aan hun ‘With Orchestra’-concerten in de compleet vernieuwde Koningin Elisabethzaal in Antwerpen en vanaf april volgt er een heuse Best Of-Tour langs theaters en culturele centra.

Hooverphonic is dus nog niet uitverteld en omdat wij ook eens lui waren, lieten we hen voor één keertje het huiswerk maken. We besloten om met hen terug te blikken op hun eigen carrière en hen zelf te laten bepalen waarover ze het hebben wilde door hen vijf keer in lijstjes van vier te doen werken zodat ook wij bij de mooie ronde twintig uitkwamen.

Polydor

Best Of met nukken

Allereerst: wat zijn volgens jullie zelf jullie vier belangrijkste platen of singles?

Alex Callier: Over twee platen waren we het meteen eens. Natuurlijk moest A New Stereophonic Sound Spectacular erbij, want dat was onze debuutplaat en dankzij 2 Wicky op die plaat waren we meteen internationaal gelanceerd. En natuurlijk moest Mad About You uit The Magnificent Tree in het lijstje, want dat is nog steeds onze grootste hit ooit en nog altijd het ultieme Geike-nummer.

Dat zijn er al twee.

Callier: (lacht) Verdomme, dit gaat snel. The Night Before zou ik ook nog willen noemen, zowel het nummer als de plaat, omdat we daarmee Noémie Wolfs op de kaart hebben gezet en dat was toch wel heel spannend. Dat was erop of eronder, iedereen stond klaar om ons af te schieten, want wie zou er in godsnaam Geike ooit kunnen vervangen? En dan voor de vierde hebben we getwijfeld. Ofwel noemen we daar In Wonderland, onze huidige plaat, waarop we onszelf toch weer een nieuwe gedaante hebben aangemeten. De meest evidente keuze. Maar dan zouden we voorbij gaan aan The President Of The LSD Golf Club, de plaat uit 2007. Onze meest miskende plaat, best besproken en minst commercieel succesvolle plaat.

En mijn favoriet. Er staan verdorie heel weinig nummers van op de nieuwe verzamelaar.

Callier: Dan open je de discussie over wat een Best Of moet zijn. Een Best Of moet volgens mij om herkenbaarheid draaien en het enige nummer op The President Of The LSD Golf Club dat een klein beetje airplay heeft gehad is Expedition Impossible, dus dat staat erop. Een Greatest Hits is het trouwens ook niet, want dan hadden we Expedition Impossible, We All Float en Jackie Cane – wél in het collectieve geheugen, géén hit – er ook niet op mogen zetten.

Een verzamelaar maak je niet voor de grootste fans, want die hebben al die platen apart al. Een verzamelaar maak je voor de luisteraar die je kent van een paar liedjes van de radio die je verder wil leren kennen. Als je me morgen vraagt om een verzamelaar te maken met puur mijn favorieten van Hooverphonic, dan zal die er helemaal anders uitzien dan deze dubbellaar. En ik denk dat we dat ook nog wel zullen doen, binnenkort op Spotify of zo. En dan zal Someone daartussen staan en Magenta, L’odeur Animale en The Magnificent Tree, Nirvana Blue, Day After Day, You Love Me To Death, Music Box, Ginger, Stranger, Billie, Gentle Storm en Bohemian Laughter. En onze mooiste titel is ongetwijfeld Everytime We Live Together We Die A Little Bit More. Kijk, nu kan je zelf de lijst al in elkaar stoppen. (lacht)

Raymond Geerts: Nirvana Blue is hét nummer waarvan ik nu zeg: “Dat had op die Best Of moeten staan.” Maar de platenfirma heeft er nooit, hoewel wij het hen wel gevraagd hadden, een single van willen maken. En dan is One een single geworden, een nummer dat vandaag niet op de verzamelaar staat.

Callier: Van Dirty Lenses staat de albumversie op de verzamelaar, niet de singleversie. Dus het is een Best Of met nukken, laten we zeggen. We hebben ook een bewogen carrière gehad, vaak ook buiten onze wil om. Bij Noémie wilden wij ook stoppen, maar daarvoor hebben we nooit de keuze gehad. We zijn daar altijd heel nuchter mee omgegaan. De eerste dag zit je in zak en as en de tweede dag zie je nieuwe kansen. Wie weet hadden we zo’n lange carrière nooit gehad als onze zangeressen niet allemaal één voor één waren opgestapt.

Kitsch met tranen

Nu zou ik het even over de invloed van anderen willen hebben. Wat is zo de muziek die echt zijn weerslag heeft gehad op Hooverphonic?

Callier: Daar waren we het ook snel over eens. John Barry en dan vooral zijn soundtracks voor James Bond, dat is een grote invloed geweest, en dan vooral in de manier waarop hij moduleert. Zijn stijl heeft mij van kindsbeen gelegen. Serge Gainsbourg is de tweede, omdat hij ook een kameleon was die zichzelf ineens durfde heruitvinden. Ik hou niet van reggae, behalve op Aux Armes Et Cætera van Serge Gainsbourg. Zijn dertiende plaat, uit 1979, en plots gooide hij het roer weer helemaal om. En het was ook altijd goed en succesvol.

Scott Walker en Lee Hazlewood zou ik ook willen noemen, maar dan als één. Ik hou van hun ongelooflijk mooie kitsch. Zo’n nummer als Some Velvet Morning: dat is prachtig. Zijn teksten waren dat ook, hij vertelde toch altijd een klein universeel verhaal, met ook wel wat humor in. Ik heb hetzelfde gevoel bij Glen Campbell als die Witchita Lineman zingt. Kitsch, maar ik krijg er wel tranen van in m’n ogen. En Scott Walker heeft dat ook. Die kitsch zit ook in onze muziek, zoals in Day After Day bijvoorbeeld, dat ik daarnet noemde.

En dan als vierde zou ik Dick Dale, Hank Marvin, Duane Eddy en consorten willen noemen: de surfgitaar sound. Zit in One, Someone, Jackie Cane, Club Montepulciano en in The Night Before.

Jullie zitten muzikaal wel goed op een lijn, lijkt mij.

Callier: Dat moet ook als je zo lang samen een groep wil runnen en nummers schrijft. Er zijn kleine verschillen, maar er zijn gelukkig veel meer overeenkomsten.

Geerts: Ik beken: ik ben een grote fan van KISS, Alex niet zo. (lacht)

Callier: Ik sta ook nog meer open voor moderne klassieke muziek à la Nils Frahm. En qua elektronica durven we matchen, maar ook soms clashen. Ik hou wel van GusGus, Raymond niet zo.

Film en reclame

Dan heb ik nog in de aanbieding: vier mensen die bepalend zijn geweest in de carrière van Hooverphonic? Behalve jullie zelf dan.

Callier: Luc Van Acker, sowieso. Hij was degene die ons aangezet heeft om onze demo’s internationaal op te sturen. Hooverphonic is nu een succesverhaal, maar we mogen niet vergeten: in het begin was geen enkele Belgische platenfirma geïnteresseerd. Internationaal was gek genoeg iedereen geïnteresseerd en Luc Van Acker had dat goed ingeschat. Ik heb achteraf gevraagd aan Gino Moerman, die destijds A&R deed bij Sony, hoe dat kwam en die gaf mij een heel zakelijk, maar correct en eerlijk antwoord: de Belgische markt was gewoon te klein om de muziek die we toen maakten te kunnen slijten. 5.000 exemplaren, daar deden ze het niet voor. Kon het meteen internationaal, dan was het een ander verhaal.

Twee: Annie O’Hayon. Een Amerikaanse manager en die was supergeconnecteerd. We zijn daar maar een half jaar bij geweest, maar zij is het wel die ons een goeie booker aan de hand heeft gedaan en ons op tournee heeft gekregen met Fiona Apple en Massive Attack, destijds. Zij heeft ons op het juiste moment op de juiste plaatsen geïntroduceerd.

De derde en de vierde persoon zijn eigenlijk niet echt personen, maar wel de film- en reclame-industrie. Alle producers en regisseurs die onze muziek in films en series en reclamespots hebben gebruikt. De lijst is heel lang: I Know What You Did Last Summer, I Still Know What You Did Last Summer, Baywatch, Sex And The City, Entourage, CSI en Cold Case. Hetzelfde voor reclamespots: zij hebben Mad About You en The World Is Mine een hit gemaakt in bijvoorbeeld Italië en Spanje.

Geleerd van Massive Attack

Vier kantelmomenten in jullie carrière? Lijkt me een moeilijke.

Callier: De komst van Geike is absoluut een kantelmoment. En het einde van (No) More Sweet Music is ook een kantelmoment omdat in die periode Geike echt ongelukkig was. We zaten artistiek echt op een andere lijn. Ze vond dat we te commercieel, te bombastisch en te groot werden – de periode waarin we headliner waren op Rock Werchter en zo – en dan hebben we, deels als toegeving naar Geike toe, The President Of The LSD Golf Club gemaakt.

Drie: de voorstelling van Noémie Wolfs. En vier: In Wonderland. Want wij dachten echt: hoe ver kunnen we eigenlijk gaan? Zullen ze het wel slikken? Op dit moment vind ik het perfect hoe we nu werken, met verschillende stemmen. Misschien nemen we binnen vijf jaar wel weer één stem, wie weet?

Massive Attack heeft ons geleerd dat het kan, maar ze hebben ons ook geleerd dat je bijvoorbeeld Teardrop niet in de originele versie kan spelen en laten zingen door een zwarte vrouw. Dat past niet. Dat past alleen als je een nieuw arrangement schrijft op maat van die zwarte stem. Toen we daarmee op tournee waren, zagen we dat al. Bij Unfinished Sympathy werkte dat wél, want Shara Nelson heeft ook die zwarte stem. Daarom dat wij nu met twee zangeressen op tournee zijn, omat er nummers zijn voor de stem van Geike zijn geschreven en omdat er nummers zijn die op de stem van Noémie zijn geschreven. Uit de fouten van anderen leert men. (lacht)

En er is zelfs nog een optie en dat is: laat alles zingen door een man. Dan heb je zelfs geen vergelijking meer, dan krijg je een cover. Niks mis met een goeie cover. Song To The Siren van This Mortal Coil is beter dan het origineel. Hallelujah van Jeff Buckley ook, al vond hij er zelf niks aan.

Nog iets wat ik geleerd heb van Massive Attack: speel je grote hits! Ze spelen Protection, één van hun allerbeste nummers, bijna nooit. Hoe goed de rest dan ook moge zijn, dan blijf ik op het einde van het concert toch op m’n honger zitten. Als Portishead Glory Box niet speelt, dan vind ik het geen goed optreden. Ik probeer altijd te denken: mensen zien ons één keer om de twee jaar of één keer om de drie jaar of gewoon één keer. Dan moeten wij Mad About You spelen. Altijd. We beseffen nog altijd heel goed dat we dit doen dankzij en voor de mensen in het publiek.

Een glimp van Queen

Een mooi bruggetje naar het laatste grote luik: vier prachtige livemomenten.

Callier: We waren het meteen eens over Gainesville, USA: 1997. Eind september ongeveer. Opening van de Fiona Apple-tour. Die Amerikaanse tourbussen: dat was toch iets anders dan we gewend waren. Het was aan een theater in een universiteit, zo’n 2.000 plaatsen. Dat publiek was mega-enthousiast, we dachten dat dat voor Fiona Apple was, maar die bleven juichen zodat wij zo ongeveer bij het derde nummer iets hadden van “Tiens, dit is echt voor ons!” Op het einde van onze show: staande ovatie en nadien nog 300 cd’s verkocht. Als je dat meemaakt als boerenpummel uit België: da’s echt een magisch moment.

Tweede magische moment: Pukkelpop 2000. De enige keer dat we met Hooverphonic op Pukkelpop hebben gestaan. We speelden in een tentje van 500 man capaciteit ongeveer. Véél te klein. Dat was de fase dat we heel luid speelden live, Mario Goossens speelden op drum, David Poltrock op de toetsen. We voelden aan alles dat we echt gingen ontploffen, dat Mad About You ging ontploffen.

Drie: Sziget Festival 2008. Allereerste keer in Hongarije, tent van 8.000 man, we waren headliner. Het was 23.00 uur, we stappen dat podium op en de tent stond afgeladen vol. Alle nummers werden meegezongen en ook al was het één van de allereerste keren dat we Expedition Impossible speelden: het werd synchroon meegeklapt. Toen hebben we een glimp gezien van wat ze bij Queen gevoeld moeten hebben als ze We Will Rock You in Wembley speelden. (lacht)

Geerts: Daar doe je het echt voor.

Callier: Absoluut. De vierde is een evidente: eerste keer met het gigantische concert in de Koningin Elisabethzaal. Da’s misschien wel het allermooiste moment uit m’n carrière. Noémie was echt top op dat moment. We gaan dat nu opnieuw doen, 21 december. Onze muziek is daar ook voor gemaakt en voor geschreven. Nu staan we ook met tien strijkers op het podium, maar zo’n 42-koppig orkest: dat is gigantisch.

En dan zitten we al aan vier!

Callier: Mag er nog eentje bij, alsjeblieft? Een bonus? Galatasaray University, Istanbul. 20 mei 2006.

Geerts: Het was de avond van het songfestival toen Lordi gewonnen heeft met Hard Rock Hallelujah. (lacht)

Callier: We speelden op de binnenplaats van de universiteit en dat is het enige concert in gans ons bestaan waarvan ik weet dat het ganse publiek ALLE teksten meezong, ook die van de albumtracks. We stonden op het podium en we zagen de Bosporusbrug. Dan denk je echt: “Fuck, ik heb de beste job ter wereld!”

Geerts: Echt waar: vorig jaar ben ik op vakantie in Turkije nog aangesproken door iemand die daar was, die daar nog levendige herinneringen aan had. Dan besef je: ook voor de mensen die daar waren was het een bijzondere avond.

Tickets voor het concert in de Koningin Elisabethzaal op 21 december zijn hier te verkrijgen.

Meer
Lees meer...