Lenny Kravitz deed het Sportpaleis baden in liefde en speelde een show die bijna even strak zat als zijn broek

Het was met gemengde gevoelens dat we naar het Sportpaleis afzakten om Lenny Kravitz aan het werk te zien. Bij zijn vorige passage, november 2014, zaten we te geeuwen in ons zitje. Deze keer had de ondertussen 54-jarige Lenny duidelijk enkele versnellingen hoger geschakeld, waardoor de set bijna even strak zat dan zijn leren broek.

Lenny Kravitz is dus vijftiger, het is een leeftijd die je ‘m niet zou aangeven. Hij paradeert nog altijd over het podium en wordt nog altijd nageschreeuwd door meisjes van wie hij de vader zou kunnen zijn. En een natte bezwete handdoek is een hebbedingetje waar veel fans een moord voor zouden begaan, hebben we gemerkt, terwijl het toch maar een natte en bezwete handdoek is.

De show begon met Kravitz die op een verhoogd podium Fly Away inzette. Succes gegarandeerd, natuurlijk. Dig In, Bring It On en American Woman volgden, een kwartet songs waarbij vooral Craig Ross zich de kijker in speelde, de gitarist die al sinds 1991 met Kravitz samenwerkt en die zowel qua kapsel als kleding ergens in de jaren 80 is blijven steken.

Terug naar zijn geëngageerde zelf

En net toen je dacht: “Oké, dit wordt het dan: een luide rockshow vol gitaarsolo’s” werd er een andere richting uitgegaan. Get Up, Stand Up werd ingezet, er kwamen drie blazers het podium op (twee saxofonisten en een trompettist) en die cover bleek het perfecte opstapje naar de nieuwe uitstekende single It’s Enough. Met dit nummer keert Kravitz terug naar zijn meer geëngageerde zelf, het werd één van de hoogtepunten uit de set. De openingsregel van dat nieuwe nummer is indrukwekkend (“45 caliber in my face/Shot him in the head because of his race”) en wanneer Lenny even verderop in het nummer “I just thought somehow/That things would get better” zingt, weerklinkt ontgoocheling.

En dus doet Kravitz waar hij goed in is: hij laat zijn zaal baden in een bad vol liefde om die ontgoocheling weg te spoelen. In Low laat hij nog horen dat hij een muzikale erfgenaam van Michael Jackson is, terwijl de falsetto die hij bovenhaalt in de in- en outro van It Ain’t Over Till It’s Over aan Prince deed denken. Sommige van de liefdesliedjes in Kravitzs oeuvre zijn weinig geïnspireerd, zoals Can’t Get You Off My Mind dat vanavond nog eens bovengehaald wordt, en Believe is zelfs ronduit melig en heeft een hele matige tekst (“You just got to believe/believe in yourself, yeah”), maar als Lenny ze brengt, dan smelt je op één of andere manier toch helemaal.

Een stevige dosis soul

De eindsprint werd ingezet na de bandvoorstelling met Always On The Run. Vier jaar geleden klokte het nog af op een verschrikkelijk lange zeventien minuten, nu leek het zelfs iets té kort. Het was wel tekenend voor de show die een voor zijn doen hele strakke Kravitz toonde. En als er dan wél werd verlengd, zoals in Where Are We Runnin’ en The Chamber, twee op plaat erg matige nummers, dan werden de nummers geïnjecteerd met een stevige dosis soul en kon je alleen maar versteld staan van hoe goed die band samen aan het spelen was.

Again mocht de boel afsluiten, één van de allermooiste liefdesliedjes die Kravitz ooit geschreven heeft, om dan meteen over te gaan in I’ll Be Waiting als eerste bis. Helemaal aansluitend zouden ze nog meer effect hebben gehad.

En dan liep het toch nog een klein beetje mis. Een kwartier Let Love Rule bleek weer nét iets te lang, ook al bleef de zaal dapper meezingen, en het rondje handtekeningen uitdelen aan het einde van Are You Gonna Go My Way haalde de punch uit dat nummer.

Jammer van het einde, maar we hadden tegen die tijd al wel een concert gezien dat onze verwachtingen ver had overtroffen en een performer die de vervelende gewoonte om zijn nummers zodanig te rekken tot de fut er helemaal uit was grotendeels achterwege gelaten had. De beste keer dat we Kravitz al aan het werk zagen.

Dit verslag staat ook te lezen bij online muziekmagazine daMusic.

Meer
Lees meer...