2018 is ondertussen alweer bijna een week oud en dus is ook al de eerste lading nieuwe films gearriveerd. We gingen deze week naar ‘The Greatest Showman’ en naar ‘Molly’s Game’. We zitten hier met twee films die veel met elkaar gemeen hebben. Bij allebei stond een debuterend regisseur achter de camera, maar wat nog belangrijker is: beide ongelooflijke verhalen zijn waargebeurd.
The Greatest Showman: schaamteloze feelgood die wérkt
Het gaat niet goed met het circus. In januari 2017 Ringling bros circus aan ermee op te houden na 146 jaar te hebben bestaan. Toen Phineas Taylor Barnum in 1896 stierf, werd zijn circus verkocht aan Ringling. Vanaf dat moment heetten ze Ringling Bros. and Barnum & Bailey Circus. In mei hebben ze hun laatste shows gegeven.
Het is over deze P.T. Barnum dat er nu een betoverende musical is gemaakt. Perfect is hij niet, origineel al helemaal niet, maar je bent wel helemaal méé. We beleefden meer plezier aan deze The Greatest Showman dan aan La La Land en moesten regelmatig aan Moulin Rouge! (2001) terugdenken, wat een goed ding is.
Toen aangekondigd werd dat Hugh Jackman de hoofdrol zou spelen in The Greatest Showman – het is een passieproject van ‘m sinds 2009 – stonden we niet bepaald te springen om te gaan kijken, aangezien we nog altijd trauma’s hebben van zijn verschijning in Les Misérables (2012). Gelukkig zit er in deze een miljoen keer meer fun én is de muziek goed.
Jackman speelt, zoals gezegd, P.T. Barnum, een arme drommel die droomt van een leven als showman. Hij krijgt het te pakken voor Charity (eerst Skylar Dunn, daarna Michelle Williams), een rijkeluisdochtertje dat blij is wanneer ze haar benauwde leventje kan ontvluchten. Barnum neemt om den brode een bureaujob aan, maar wanneer die firma failliet gaat besluit hij om deze keer écht zijn dromen na te jagen.Hij start een museum met wassen beelden en opgezette dieren, maar dat flopt. Vervolgens krijgt hij het idee om een soort van circus/rariteitenkabinet op te starten.
Dus gaat P.T. Barnum op zoek naar rariteiten. Freaks, zoals anderen zouden zeggen. Mensen die uitgelachen of niet aanvaard worden in de maatschappij, mensen wiens ouders zich voor hen schamen. En dus komt hij uit bij een dwerg, een reus, een dikzak, een Siamese tweeling, een vrouw met een baard, diverse kleurlingen en nog veel meer kleurrijke figuren. De voorstelling wordt een succes, maar P.T. Barnum wil steeds meer, wil de mensen die neerkijken op zijn persoon zijn zalen inlokken, boekt de Zweedse sopraan Jenny Lund (Rebecca Ferguson speelt zowat de Adele van die tijd) in zijn circus binnenhalen en trekt later zelfs met haar op monstertournee (150 shows) doorheen de Verenigde Staten.
Als dat allemaal verzonnen zou zijn zou je achterblijven met een ongeloofwaardige emofilm, maar het leuke aan The Greatest Showman is dat het allemaal waargebeurd is. Het levensverhaal van P.T. Barnum was echt zo kleurrijk. Hij was écht de eerste met een rariteitenkabinet, was écht de uitvinder van het circus en trok écht met de echt bestaande Jenny Lund op tournee. Dat maakt de film zeker niet vrij van clichés – zo is de verzuurde recensent toch net iets te karikaturaal en is het hele “eerst schaamte en dan verzoening”-verhaal wel heel erg voorspelbaar – maar we weigeren om hier de verzuurde recensent te spelen.
De grote reden waarom we dat niet willen, is heel erg eenvoudig: The Greatest Showman is pure feelgood en is gewoon heel erg goed gemaakt. Regisseur van dienst was nochtans een nobele onbekende, Michael Gracey die vooral zijn strepen al verdiende in het digitale departement bij de visuele effecten. Geen klachten over de regie (al was twéé keer die lege stoel tonen wel heel erg opzichtig), want we waren helemaal mee. Het mag allemaal groot, groter, groots en dat voor een relatief bescheiden budget van 84 miljoen dollar.
Verder is de verhaallijn tussen Philip Carlyle (Zac Efron) en trapeze-artieste Anne Wheeler (Zendaya deed al haar stunts zelf) ontroerend (de scène waarin ze elkanders hand vastnemen is ontroerend) en zijn de nummers zonder uitzondering aanstekelijke moderne stukjes muziek die alle elf in de hitparade zouden kunnen belanden . Dat staat enerzijds als een tang op een varken met de tijd waarin de film zich afspeelt, anderzijds past het heel erg in een film over een man die zijn tijd altijd ver vooruit was. Want niet alleen was P.T. Barnum een dromer, hij was ook – oplichter of niet – een zakenman met een neus voor opportuniteiten en een uitstekende marketeer.
En dat is het grootste struikelblok voor de film: hoewel het allemaal plezant en leuk is, weten we ook dat P.T. Barnum een opportunist was. De enige scène waarin daaraan gerefereerd wordt is de scène op de receptie na het optreden van Jenny waarin plots toch blijkt dat hij liever niet publiek gezien wordt met diegenen die denken zijn vrienden te zijn. Bovendien was verwaarlozing en mishandeling van dwergen, Siamese tweelingen etc. in die tijd meer regel dan uitzondering. Hoe dat bij P.T. Barnum precies zat, weten we niet, maar Barnum was alleszins niet hun beste vriend.
Maar als we dat allemaal even aan de kant schuiven blijven we over met een erg fijne film. De timing waarop de film in de zalen komt, is ook perfect. Net na Nieuwjaar kunnen we ons best voorstellen dat veel mensen het voornemen hebben genomen om in het volgende jaar hun dromen te gaan najagen, om eindelijk eens aan die eigen zaak te beginnen of een job te gaan zoeken, zoals Philip Carlyle, die ze wél echt graag doen. Ook daarover gaat The Greatest Showman.
Score: 8/10
Molly’s Game: Aaron Sorkin vertelt in een rotvaart, Jessica Chastain schittert.
De andere film die deze week onze aandacht wist te trekken was Molly’s Game, het regiedebuut voor topscenarist Aaron Sorkin en wat ons betreft misschien wel de eerste rol die Jessica Chastain (zij die fan is van Johan Heldenbergh) na twee eerdere nominaties haar welverdiende Oscar zou kunnen opleveren. Ze is alvast genomineerd voor een Golden Globe.
Het verhaaltje van Molly’s Game is makkelijk na te vertellen, in vogelvlucht: het draait allemaal om Molly Bloom, een ambitieuze skiester die vooral door haar vader (Kevin Costner) tot het uiterste wordt gedreven. Na een ongeval moet ze haar ski’s definitief opbergen en neemt ze een sabbatjaar in haar rechtenstudie. Dat sabbatjaar drijft haar naar Los Angeles waar ze, met wat tussenstappen, wekelijks het meest exclusieve pokerspel van de stad organiseert. Een spel dat enkel kan worden bijgewoond door de bekendste acteurs, de rijkste atleten en de zakenlui met de dikst aangezette bankrekening. Daarbij loopt één en ander mis en Molly’s Game draait dus rond de snelle op- en ondergang van Molly Bloom.
Ook dit is een verhaal dat te gek lijkt om echt waar te zijn, maar toch is het echt gebeurd. De echte Molly Bloom schreef net als het personage in de film haar memoires en kreeg boel met de staat. In de meeste recensies wordt Molly’s Game nu omschreven als een pokerfilm en dat klopt natuurlijk ergens wel, maar nog veel meer is het een portret van een vrouw die in feite in het grootste deel van haar verhaal niets verkeerd deed. Zoals haar advocaat benadrukte (Idris Elba is altijd goed) deed Bloom niets anders dan ieder ander casino in Amerika: alles werd netjes en nauwkeurig bijgehouden in een boekhouding en aan het einde van de rit betaalde Bloom netjes haar belastingen.
Het is meer dat verhaal: hoe kan een intelligente vrouw mét principes zo ontsporen? De film doet regelmatig aan The Wolf Of Wall Street denken met net dat verschil: Molly Bloom had wél nog principes, Jordan Belfort uit The Wolf Of Wall Street heeft die nooit gehad.
Molly’s Game heeft twee grote troeven. Ten eerste: Aaron Sorkin. De scenarist van The West Wing, The Newsroom, Moneyball, The Social Network en Steve Jobs regisseert zoals hij schrijft: met een enorme vaart. De proloog die de hele skicarrière van Molly Bloom samenvat, heeft een duizelingwekkende vaart en de rest van de film heeft dat ook. En de dialogen, die zijn weer om van te smullen. De gesprekken klinken niet geloofwaardig, want niemand praat zo, maar het is zoals een roman lezen en onder de indruk zijn van zo veel taalvaardigheid.
De tweede grote troef is Jessica Chastain. Niet alleen ziet ze er oogstrelend uit (dat moest wel om niet uit de toon te vallen in één kamer bij zoveel kapitaalkrachtige mannen), ze laat die dialogen van Sorkin ook knetteren in het juiste tempo én op het juiste ritme, iets waar een Sorkin-scenario mee staat of valt. Het maakt dat de voice-over die een groot deel van de film behelst niet slaapverwekkend of zweverig klinkt, maar opzwepend.
In één zin: Idris Elba en Jessica Chastain zijn perfect gecast en hopelijk was Molly’s Game geen eenmalig experiment voor Aaron Sorkin.
Score: 8/10