In het kort
- Het naziregime lanceerde een systematische campagne tegen “ontaarde” kunst, waarbij meer dan 20.000 werken van kunstenaars als Vincent Van Gogh en Pablo Picasso in beslag werden genomen, verkocht of vernietigd.
- Een nieuwe tentoonstelling getiteld ‘L’art dégénéré’ in het Musée Picasso in Parijs verkent dit hoofdstuk in de kunstgeschiedenis en richt zich op de beruchte ‘Entartete Kunst’ (ontaarde kunst) tentoonstelling die in 1937 in München werd gehouden.
- De tentoonstelling belicht de menselijke kosten van censuur, met werken van Joodse kunstenaars als Marc Chagall en werpt een licht op de manieren waarop fascistische regimes kunst gebruiken als middel voor vervolging.
In het Musée Picasso in Parijs is een nieuwe tentoonstelling met de titel ‘L’art dégénéré’ van start gegaan. Dit is de eerste keer dat een Frans museum zich wijdt aan dit specifieke hoofdstuk in de kunstgeschiedenis. De tentoonstelling belicht de artistieke censuur die het naziregime uitvoerde onder het mom van culturele zuiverheid.
De kern van ‘L’art dégénéré’ is een onderzoek naar de beruchte ‘Entartete Kunst’ tentoonstelling uit 1937 in München. Deze controversiële expositie toonde meer dan 600 werken van kunstenaars die doelwit waren van de nazi’s. Onder hen bevonden zich prominenten als Otto Dix, Wassily Kandinsky en Paul Klee.
De campagne tegen “ontaarde” kunst
Het naziregime wilde het Duitse publiek doen walgen van deze creaties. Ze bestempelden de werken als “ontaard” omdat ze gemaakt waren door ongewenste individuen. Het ging vooral om Joden, bolsjewieken en homoseksuelen. Veel van deze kunstenaars worden nu erkend als pioniers van de moderne kunst.
De tentoonstelling in 1937 vormde het hoogtepunt van een systematische campagne. Deze begon in 1933 met het doel om “ontaarde” invloeden uit de Duitse cultuur te verwijderen.
Tentoonstellingen in Duitsland
In heel Duitsland dienden exposities in steden als Dresden, Mannheim en Karlsruhe als voorbereiding op het spektakel in München. Deze meedogenloze jacht leidde tot inbeslagname, verkoop of vernietiging van meer dan 20.000 kunstwerken. Het ging om werken van kunstenaars als Vincent Van Gogh, Marc Chagall en Pablo Picasso.
‘L’art dégénéré’, die loopt tot 25 mei, toont hoe fascistische regimes kunst gebruiken als middel voor vervolging. De tentoonstelling bevat werken van George Grosz, Paul Klee en Oskar Kokoschka. Ze richt zich vooral op de benarde situatie van Joodse kunstenaars. Dit gebeurt door middel van twee krachtige schilderijen van Marc Chagall.
De menselijke kosten van censuur
Brieven van kunstenaars zoals Dix bieden een aangrijpend kijkje in het leven onder het naziregime. Verhalen over vervolgde kunstenaars benadrukken de menselijke kosten van censuur.
‘L’art dégénéré’ is een krachtige herinnering aan de bewapening van kunst door totalitaire regimes. De tentoonstelling toont ook de blijvende kracht van artistieke expressie in het aangezicht van tegenspoed.